Besluit van 22 mei 1997, houdende regels omtrent de tenuitvoerlegging van de maatregel
van terbeschikkingstelling en de verpleging van ter beschikking gestelden en overige
verpleegden strafrechtstoepassing (Reglement verpleging ter beschikking gestelden)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Onze Minister van Justitie, van 21 november 1996, nr. 591920/96/6;
Gelet op artikel 89 van de Grondwet en de artikelen 37c , eerste lid, 38, eerste lid, en 38a, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht en voorts de artikelen 5, tweede lid, 6, tweede lid, 8, derde lid, 10, vijfde lid, 15, eerste en tweede lid, 16, tweede lid, 18, vierde lid, 19, tweede lid, 26, derde lid, 40, vierde lid, 45, 51, tweede en vierde lid, 70, derde lid, en 75 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden;
Gezien het advies van de Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing van 11 oktober 1996,
nr. RA 88/96;
De Raad van State gehoord (advies van 17 maart 1997, No.W03.96.0563);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 13 mei 1997, nr. 626752/97/6;
Hebben goedgevonden en verstaan: