Besluit integratie-uitkering huisvesting onderwijs en verrekening sportterreinen gemeentefonds

[Regeling vervallen per 04-05-2007.]
Geraadpleegd op 13-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-08-2005 en zichtdatum 10-11-2024.
Geldend van 13-06-1997 t/m 03-05-2007

Besluit van 28 mei 1997, houdende regels over de verdeling van middelen uit het gemeentefonds in verband met de decentralisatie van de huisvesting basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, alsmede voortgezet onderwijs (Besluit integratie-uitkering huisvesting onderwijs en verrekening sportterreinen gemeentefonds)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, mw. A. G. M. van de Vondervoort, van 20 november 1996, FO96/U2188, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Financiën;

Gelet op artikel 13 van de Financiële-verhoudingswet en artikel 10 van de Invoeringswet Financiële-verhoudingswet;

De Raad van State gehoord (advies van 4 maart 1997, no. 96.006030);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, mw. A.G.M. van de Vondervoort, van 23 mei 1997, FO97/U788, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Financiën;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 04-05-2007]

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. historische vergoeding: de vergoeding door het Rijk aan de gemeenten en bevoegde gezagsorganen van de kosten van huisvesting op grond van de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs zoals luidend op 1 juli 1996 naar de stand van zaken en het inzicht per 1 juli 1996, berekend overeenkomstig artikel 2;

  • b. gemeentefondsopbrengst: het aandeel van een gemeente in de middelen die in verband met de decentralisatie van de onderwijshuisvesting in het gemeentefonds beschikbaar zijn, naar de stand van de gegevens op 1 juli 1996, berekend overeenkomstig artikel 3;

  • c. nadelig herverdeeleffect: het bedrag waarmee de historische vergoeding van een gemeente de gemeentefondsopbrengst overtreft;

  • d. voordelig herverdeeleffect: het bedrag waarmee de gemeentefondsopbrengst de historische vergoeding van een gemeente overtreft;

  • e. algemene uitkering 1996: de algemene uitkering aan een gemeente, bedoeld in artikel 8 van de Financiële-Verhoudingswet 1984, voor het jaar 1996, zoals in juni 1996 gespecificeerd aan de gemeente door het Ministerie van Financiën;

  • f. voortgezet onderwijs: voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, algemeen voortgezet onderwijs en voorbereidend beroepsonderwijs.

Artikel 2. Historische vergoeding

[Regeling vervallen per 04-05-2007]

  • 1 De historische vergoeding bestaat uit:

    • a. voorzover het betreft het basisonderwijs:

    • b. voorzover het betreft het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs:

    • c. voorzover het betreft het voortgezet onderwijs:

      • de vergoeding voor huur en erfpacht op grond van artikel 77 van de Wet op het voortgezet onderwijs die in het jaar 1997 of een later jaar tot een verplichting van het Rijk zou hebben geleid,

      • de vergoeding, bedoeld in artikel 77 van de Wet op het voortgezet onderwijs wat blijvende voorzieningen in de huisvesting betreft en tijdelijke voorzieningen in de huisvesting, niet zijnde huur of erfpacht, die in het jaar 1997 of een later jaar tot een verplichting zou hebben geleid, alsmede de door het Rijk bij beschikking toegezegde of geraamde vergoeding voor een in het jaar 1997 of een later jaar te realiseren investering met dien verstande dat deze vergoeding wordt gesteld op het jaarbedrag behorende bij een 30-jarige annuïtaire, achteraf vervallende lening met een rentepercentage van 7, over de goedgekeurde kosten, verminderd met de reeds tot 1 januari 1997 betaalde kosten,

      • de vergoeding voor 1996, bedoeld in de artikelen 28, eerste en tweede lid, 45, eerste lid, 46, eerste lid, 60, 68, 76, 83, 93 en 97 van de Overgangswet W.V.O. die in het jaar 1997 of een later jaar tot een verplichting van het Rijk zou hebben geleid,

      • de vergoeding op grond van artikel 3, van de Tijdelijke wet medefinanciering onderwijsgebouwen v.o./b.b.o., voorzover het betreft de vergoeding ten behoeve van het voortgezet onderwijs, die in het jaar 1996 tot een uitkering van het Rijk heeft geleid,

      • de vergoeding voor het jaar 1996 op grond van de artikelen XII en XIII van de Wet van 27 februari 1992, houdende wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de herziening van het bekostigingsstelsel voor scholen voor v.w.o., a.v.o., l.b.o. en m.b.o. (Stb. 1992, 112), voorzover deze ziet op de vergoeding bedoeld in de artikelen 3, vijfde lid, en 4, eerste lid, van het Besluit kostenvergoeding tijdelijke voorzieningen in gebouwen of terreinen WVO, zoals luidend op 31 juli 1992, voorzover die in het jaar 1997 tot een uitkering van het Rijk zou hebben geleid,

      • een bedrag in verband met de kosten van de onroerende-zaakbelastingen, zijnde f 45,36 per in de gemeente schoolgaande en ingeschreven leerling in het voortgezet onderwijs volgens de integrale leerlingtelling van 1 oktober 1995, en

      • een bedrag in verband met de kosten van verzekeringen, dat voor een gemeente wordt verkregen door f 25 miljoen te verdelen over de gemeenten naar rato van het aantal in de gemeente schoolgaande en ingeschreven leerlingen in het voortgezet onderwijs volgens de integrale leerlingtelling van 1 oktober 1995.

  • 2 Onze Ministers stellen de historische vergoeding per gemeente vast aan de hand van een opgave van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

Artikel 3. Gemeentefondsopbrengst

[Regeling vervallen per 04-05-2007]

  • 1 De gemeentefondsopbrengst van een gemeente is de som van de producten die worden verkregen door voor iedere verdeelmaatstaf het aantal eenheden van de maatstaf dat voor de gemeente wordt vastgesteld te vermenigvuldigen met het bij de maatstaf behorende bedrag per eenheid.

  • 2 Ten behoeve van de vaststelling van de opbrengst, bedoeld in het eerste lid, worden de verdeelmaatstaven uit bijlage 2 van de Invoeringswet Financiële-verhoudingswet en de bij de maatstaven behorende bedragen per eenheid gehanteerd die zijn opgenomen in de navolgende tabel, met dien verstande dat in maatstaf 14 het aantal leerlingen dat het onderwijs, bedoeld onder 1, 2 en 3 volgt, wordt vermenigvuldigd met 1,97, 3,44 onderscheidenlijk 0,73:

    Verdeelmaatstaf

    Bedrag per eenheid (in guldens)

    3. jongeren

    274,67

    6. laag-inkomenstrekkers

    9,21

    11. minderheden

    35,82

    12. lokaal klantenpotentieel

    9,97

    13. regionaal klantenpotentieel

    1,57

    14. leerlingen

    554,49

    15. oppervlakte land en binnenwater

    12,12

    27. omgevingsadressendichtheid

    – 2,96 per 1000 eenheden

  • 3 Onze Ministers stellen het aantal eenheden per maatstaf vast naar de stand van zaken en het inzicht per 1 juli 1996. Voor de maatstaven 3, 6, 11, 12 en 13 en voor het element woonruimten van maatstaf 27 is dat het aantal eenheden dat is gehanteerd bij de vaststelling van de overgangsmaatregelen in verband met de herverdeling, bedoeld in bijlage 1 bij de Invoeringswet Financiële-verhoudingswet, gecorrigeerd voor wijzigingen in de gemeentelijke indeling per 1 januari 1996 en afgerond op gehele getallen; voor maatstaf 14 het aantal eenheden conform de leerlingtelling van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van september/oktober 1995; voor maatstaf 15 het aantal eenheden conform de opgave van het Ministerie van Financiën voor de algemene uitkering 1996, betaalmaand juli 1996; en voor het element gemiddelde omgevingsadressendichtheid van maatstaf 27 het aantal eenheden conform de opgave van het Centraal Bureau voor de Statistiek, naar de stand per 1 januari 1996.

Artikel 4. Integratie-uitkering: algemeen deel

[Regeling vervallen per 04-05-2007]

  • 1 Onze Ministers verstrekken in verband met de toevoeging aan het gemeentefonds van middelen betreffende de onderwijshuisvesting in het basisonderwijs, het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, alsmede het voortgezet onderwijs in de jaren 1997, 1998, 1999, 2000 en 2001 aan alle gemeenten een uitkering.

  • 2 De uitkering, bedoeld in het eerste lid, komt in de jaren 1997, 1998, 1999, 2000 en 2001 overeen met 16,8%, 12,7%, 10,0%, 8,2% onderscheidenlijk 7,0% van de gemeentefondsopbrengst die voor de gemeente is vastgesteld.

Artikel 5. Integratie-uitkering: positieve suppletie

[Regeling vervallen per 04-05-2007]

  • 1 De uitkering, bedoeld in artikel 4, wordt gedurende de jaren 1997 tot en met uiterlijk 2001 vermeerderd indien het nadelig herverdeeleffect, uitgedrukt in procenten van de algemene uitkering 1996, meer bedraagt dan 0,75. De duur van de vermeerdering wordt overeenkomstig de navolgende tabel vastgesteld:

    Nadelig herverdeeleffect, uitgedrukt in procenten van de algemene uitkering 1996

    Vermeerdering tot en met het jaar:

    meer dan 0,75, maar ten hoogste 1,5

    1997

    meer dan 1,5, maar ten hoogste 2,25

    1998

    meer dan 2,25, maar ten hoogste 3

    1999

    meer dan 3, maar ten hoogste 3,75

    2000

    meer dan 3,75

    2001

  • 2 De vermeerdering, bedoeld in het eerste lid, komt in 1997, 1998, 1999, 2000 en 2001 overeen met het nadelig herverdeeleffect, verminderd met het bedrag dat wordt verkregen door een percentage van de algemene uitkering 1996 te nemen. Het percentage bedraagt voor de jaren 1997, 1998, 1999, 2000 en 2001 0,75, 1,5, 2,25, 3 onderscheidenlijk 3,75.

Artikel 6. Integratie-uitkering: aanvullende suppletie

[Regeling vervallen per 04-05-2007]

  • 1 De uitkering, bedoeld in artikel 4, wordt gedurende elk van de jaren 1997, 1998, 1999, 2000 en 2001 vermeerderd indien het nadelig herverdeeleffect, uitgedrukt in procenten van de algemene uitkering 1996, meer dan 3,75 bedraagt.

  • 2 De vermeerdering, bedoeld in het eerste lid, komt in elk van de jaren 1997, 1998, 1999, 2000 en 2001 overeen met 20% van de som van de volgende bedragen:

    • a. de vermeerdering in 2001, bedoeld in artikel 5, tweede lid, gedeeld door 1,07;

    • b. de bedragen groter dan nul die worden verkregen door de vermeerdering in 2001, bedoeld in artikel 5, tweede lid, te verminderen met een percentage van de algemene uitkering 1996, waarbij dat percentage wordt gesteld op achtereenvolgens 0,4%, 0,8%, 1,2% en zo verder oplopend met 0,4%, met dien verstande dat de bedragen worden gedeeld door achtereenvolgens de tweede, derde en vierde macht van 1,07 en zo verder oplopend met een extra factor van 1,07.

Artikel 7. Integratie-uitkering: negatieve suppletie

[Regeling vervallen per 04-05-2007]

  • 1 De uitkering, bedoeld in artikel 4, wordt gedurende elk van de jaren 1997, 1998, 1999, 2000 en 2001 verminderd indien het voordelig herverdeeleffect, uitgedrukt in procenten van de algemene uitkering 1996, meer dan 0,75 bedraagt.

  • 2 De vermindering, bedoeld in het eerste lid, komt in 1997 voor gemeenten waarvoor het voordelig herverdeeleffect, uitgedrukt in procenten van de algemene uitkering 1996, meer dan 0,75 maar minder dan 1,57 bedraagt, overeen met het voordelig herverdeeleffect, verminderd met het bedrag dat wordt verkregen door 0,75% van de algemene uitkering 1996 te nemen.

  • 3 De vermindering, bedoeld in het eerste lid, komt in 1997 voor gemeenten waarvoor het voordelig herverdeeleffect, uitgedrukt in procenten van de algemene uitkering 1996, 1,57 of meer bedraagt, overeen met het bedrag dat wordt verkregen door 0,82% van de algemene uitkering 1996 te nemen.

  • 4 De vermindering, bedoeld in het eerste lid, bedraagt in 1998, 1999, 2000 en 2001 75,89%, 59,43%, 48,73% onderscheidenlijk 41,65% van de vermindering bedoeld in het tweede en het derde lid.

Artikel 8. Integratie-uitkering: bijzondere vergoedingen

[Regeling vervallen per 04-05-2007]

  • 1 De uitkering, bedoeld in artikel 4, wordt vermeerderd voor elke gemeente die op 1 januari 1997 verplichtingen heeft voortvloeiend uit door het Rijk goedgekeurde leningen ten behoeve van huisvestingsvoorzieningen in het voortgezet onderwijs die gelet op hun specifieke karakter geen onderdeel uitmaken van de historische vergoeding, bestaande uit:

    • a. de vergoeding voor een lening, samengesteld uit leningen ten behoeve van huisvestingsvoorzieningen in het voortgezet onderwijs, waarin de relatie met de specifieke huisvestingsvoorziening niet eenduidig kan worden vastgesteld;

    • b. de vergoeding voor een lening ten behoeve van huisvestingsvoorzieningen in het voortgezet onderwijs die blijkens een door het Rijk afgegeven beschikking op 1 januari 1997 aan het onderwijs zijn onttrokken;

    • c. de vergoeding voortvloeiend uit door het Rijk goedgekeurd langcyclisch onderhoud ten behoeve van voormalige rijksscholen.

  • 2 De vermeerdering, bedoeld in het eerste lid, komt gedurende de jaren 1997 tot en met uiterlijk 2001 overeen met het bedrag dat in de betreffende jaren door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen zou zijn verstrekt, uitgaande van de toestand op 1 juli 1996.

  • 3 Indien de vervaldatum van de lening, bedoeld in het eerste lid onder a en b, ligt na 31 december 2001, wordt voor elk van de jaren 1997, 1998, 1999, 2000 en 2001 de vermeerdering, bedoeld in de voorafgaande leden, verhoogd met 20% van het nog niet afgeloste deel van de lening per ultimo 2001.

  • 4 Het nog niet afgeloste deel van de lening, bedoeld in het derde lid, wordt vastgesteld op het product van het nog niet afgeloste deel van de lening per ultimo 1996 en het quotiënt van het aantal jaren van 2002 tot en met het jaar waarin de vervaldatum ligt en het aantal jaren van 1997 tot en met het jaar waarin de vervaldatum ligt.

  • 5 Indien de vergoeding, bedoeld in het eerste lid onder c, bij ongewijzigd beleid zou worden verstrekt tot en met 2002, wordt de vermeerdering voor het jaar 2001 tevens verhoogd met het bedrag van de vergoeding voor 2002.

Artikel 9. Sportterreinen

[Regeling vervallen per 04-05-2007]

Op de algemene uitkering voor het jaar 1997 van een gemeente die een sportterrein krijgt overgedragen als bedoeld in artikel 10 van de Invoeringswet Financiële-verhoudingswet, wordt een bedrag in mindering gebracht van 36,6% van de economische verkeerswaarde van het sportterrein zoals door een onafhankelijke deskundige vastgesteld.

Artikel 10. Wijziging gemeentegrenzen

[Regeling vervallen per 04-05-2007]

  • 1 Indien in de periode van 1 januari 1997 tot en met 1 januari 2001 een wijziging van de gemeentelijke indeling of een grenscorrectie plaatsvindt wordt de uitkering, bedoeld in artikel 4, eerste lid, voor de desbetreffende gemeente vermeerderd of verminderd naar rato van de mutatie in het aantal inwoners.

  • 2 Indien op 1 januari 1997 een wijziging van de gemeentelijke indeling of grenscorrectie heeft plaatsgevonden wordt het bedrag, bedoeld in artikel 9, in mindering gebracht op de algemene uitkering van de gemeente waarvan burgemeester en wethouders bevoegd zijn het betreffende sportterrein te bestemmen voor culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden als bedoeld in artikel 76r van de Wet op het voortgezet onderwijs.

Artikel 11. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 04-05-2007]

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 1997.

Artikel 12. Citeertitel

[Regeling vervallen per 04-05-2007]

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit integratie-uitkering huisvesting onderwijs en verrekening sportterreinen gemeentefonds.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 28 mei 1997

Beatrix

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

A. G. M. van de Vondervoort

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

Uitgegeven twaalfde juni 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager