Besluit van 2 juli 1997, houdende regels betreffende het toedienen van diergeneesmiddelen
aan dieren (Besluit verboden stoffen Diergeneesmiddelenwet)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 1 mei
1997, nr. J. 974171, Directie Juridische Zaken, gedaan in overeenstemming met de Staatssecretaris
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
Gelet op richtlijn 96/22 van de Raad van de Europese Unie van 29 april 1996 betreffende het verbod op het
gebruik, in de veehouderij, van bepaalde stoffen met hormonale werking en van bepaalde
stoffen met thyreostatische werking, alsmede van β-agonisten en tot intrekking van
de richtlijnen 81/602/EEG, 88/146/EEG en 88/299/EEG (PbEG L 125), op richtlijn 96/23 van de Raad van de Europese Unie van 29 april 1996 inzake controlemaatregelen ten
aanzien van bepaalde stoffen en residuen daarvan in levende dieren en in de produkten
daarvan en tot intrekking van de richtlijnen 85/358/EEG en 86/469/EEG en de beschikkingen 89/187/EEG en 91/664/EEG (PbEG L 125) en op artikel 49 van de Diergeneesmiddelenwet;
De Raad van State gehoord (advies van 23 juni 1997, no. W11.97.0258);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
van 27 juni 1997, nr. J. 976775, Directie Juridische Zaken, uitgebracht in overeenstemming
met de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
Hebben goedgevonden en verstaan: