Besluit verboden stoffen Diergeneesmiddelenwet

[Regeling vervallen per 13-01-2006.]
Geraadpleegd op 21-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2013 en zichtdatum 18-12-2024.
Geldend van 11-07-1997 t/m 12-01-2006

Besluit van 2 juli 1997, houdende regels betreffende het toedienen van diergeneesmiddelen aan dieren (Besluit verboden stoffen Diergeneesmiddelenwet)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 1 mei 1997, nr. J. 974171, Directie Juridische Zaken, gedaan in overeenstemming met de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Gelet op richtlijn 96/22 van de Raad van de Europese Unie van 29 april 1996 betreffende het verbod op het gebruik, in de veehouderij, van bepaalde stoffen met hormonale werking en van bepaalde stoffen met thyreostatische werking, alsmede van β-agonisten en tot intrekking van de richtlijnen 81/602/EEG, 88/146/EEG en 88/299/EEG (PbEG L 125), op richtlijn 96/23 van de Raad van de Europese Unie van 29 april 1996 inzake controlemaatregelen ten aanzien van bepaalde stoffen en residuen daarvan in levende dieren en in de produkten daarvan en tot intrekking van de richtlijnen 85/358/EEG en 86/469/EEG en de beschikkingen 89/187/EEG en 91/664/EEG (PbEG L 125) en op artikel 49 van de Diergeneesmiddelenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 23 juni 1997, no. W11.97.0258);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 27 juni 1997, nr. J. 976775, Directie Juridische Zaken, uitgebracht in overeenstemming met de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 13-01-2006]

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. wet: Diergeneesmiddelenwet;

  • b. communautaire regelgeving: verordening, richtlijn of beschikking als bedoeld in artikel 189 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische gemeenschap (Trb. 1957, 91) ter zake van het in de handel brengen van diergeneesmiddelen en de daarmee verband houdende onderwerpen;

  • c. richtlijn 96/23/EG richtlijn: 96/23/EG van de Raad van de Europese Unie van 29 april 1996 inzake controlemaatregelen ten aanzien van bepaalde stoffen en residuen daarvan in levende dieren en in producten daarvan en tot intrekking van de Richtlijnen 85/358/EEG en 86/469/EEG en de Beschikkingen 89/187/EEG en 91/664/EEG (PbEG L 125);

  • d. landbouwhuisdieren: als huisdier gehouden runderen, varkens, schapen, geiten, eenhoevigen, pluimvee en tamme konijnen, alsook wilde dieren van genoemde soorten en wilde herkauwers voor zover zij op een bedrijf worden gehouden;

  • e. aquicultuurdieren: levende vissen en schaal- en weekdieren die afkomstig zijn van een bedrijf, met inbegrip van voor een bedrijf bestemde dieren die oorspronkelijk in het wild leefden;

  • f. fabrikant: degene die ingevolge artikel 21 van de wet een vergunning heeft voor het bereiden van diergeneesmiddelen.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 13-01-2006]

  • 1 In afwijking van artikel 4 van de wet worden diergeneesmiddelen die ingevolge artikel 3 niet aan landbouwhuisdieren of aquicultuurdieren mogen worden toegediend, voor die dieren niet geregistreerd.

  • 2 Onverminderd artikel 11 van de wet wordt de registratie van een diergeneesmiddel doorgehaald voor zover het middel ingevolge artikel 3 niet aan landbouwhuisdieren of aquicultuurdieren mag worden toegediend.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 13-01-2006]

  • 1 Door Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, aan te wijzen diergeneesmiddelen worden niet toegediend aan landbouwhuisdieren of aquicultuurdieren.

  • 2 Onze Minister kan, in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, regelen stellen omtrent de omstandigheden waaronder, in afwijking van het bepaalde krachtens het eerste lid, de in het eerste lid bedoelde diergeneesmiddelen aan landbouwhuisdieren of aquicultuurdieren mogen worden toegediend, indien het niet betreft diergeneesmiddelen:

    • a. met hormonale werking en met depotwerking;

    • b. met hormonale werking waarvan de wachttermijn meer dan 15 dagen na beëindiging van de behandeling bedraagt;

    • c. die β-agonisten bevatten en waarvan de wachttermijn meer dan 28 dagen na beëindiging van de behandeling bedraagt;

    • d. waarop verordening (EG) nr. 2309/93 van de Raad van de Europese Unie van 22 juli 1993 tot vaststelling van communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen voor en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees Bureau voor de geneesmiddelenbeoordeling (PbEG L 214) van toepassing is, tenzij registratie ingevolge de bedoelde verordening is verleend;

    • e. waarvan de gebruiksvoorwaarden niet bekend zijn, of

    • f. waarvan reagentia of het nodige materiaal voor analysemethoden waarmee de aanwezigheid van residuen boven de toegestane maxima kan worden aangetoond, niet voorhanden zijn.

  • 3 Diergeneesmiddelen als bedoeld in het eerste lid worden niet verwerkt in diervoeders tenzij ze zijn toegelaten krachtens het tweede lid.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 13-01-2006]

In afwijking van artikel 2, tweede lid, onderdeel b, van de wet is het verboden de in artikel 3, eerste lid, bedoelde diergeneesmiddelen te bereiden, voorhanden of in voorraad te hebben en af te leveren tenzij het een middel betreft waarvan het toedienen aan landbouwhuisdieren of aquicultuurdieren krachtens artikel 3, tweede lid, is toegestaan of de middelen aantoonbaar niet bestemd zijn om in de Europese Unie aan landbouwhuisdieren en aquicultuurdieren te worden toegediend.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 13-01-2006]

  • 1 Onze Minister schorst de vergunning inzake het bereiden van diergeneesmiddelen geheel of gedeeltelijk indien de fabrikant in strijd met het bepaalde in artikel 21 van de wet diergeneesmiddelen of substanties die krachtens communautaire regelgeving niet aan landbouwhuisdieren of aquicultuurdieren mogen worden toegediend, heeft bereid, voorhanden of in voorraad gehad of gebruikt heeft bij de bereiding van diergeneesmiddelen tenzij de diergeneesmiddelen aantoonbaar niet bestemd zijn om in de Europese Unie aan landbouwhuisdieren en aquicultuurdieren te worden toegediend.

  • 2 Onze Minister trekt de vergunning inzake het bereiden van diergeneesmiddelen in indien de fabrikant nogmaals in strijd met artikel 21 van de wet diergeneesmiddelen of substanties die krachtens communautaire regelgeving niet aan landbouwhuisdieren of aquicultuurdieren mogen worden toegediend, heeft bereid, voorhanden of in voorraad gehad of gebruikt heeft bij de bereiding van diergeneesmiddelen tenzij de diergeneesmiddelen aantoonbaar niet bestemd zijn om in de Europese Unie aan landbouwhuisdieren en aquicultuurdieren te worden toegediend.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 13-01-2006]

  • 1 Indien in een monster residuen van diergeneesmiddelen of substanties die niet aan landbouwhuisdieren of aquicultuurdieren mogen worden toegediend, worden aangetroffen, worden de kosten van onderzoeken als bedoeld in artikel 16 van richtlijn 96/23/EG in rekening gebracht bij de eigenaar of houder van de bemonsterde dieren dan wel van de dieren waarvan de bemonsterde producten afkomstig zijn.

  • 2 Onze Minister kan regelen stellen omtrent de aard van de in het eerste lid bedoelde kosten, de hoogte van die kosten, het verschuldigd worden van die kosten en de wijze waarop die kosten in rekening worden gebracht.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 13-01-2006]

De analyse van een monster dient op kosten van ongelijk te worden bevestigd door een nationaal referentielaboratorium als bedoeld in artikel 15, tweede lid, van richtlijn 96/23/EG, indien de uitkomst wordt aangevochten op basis van een analyse op tegenspraak.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 13-01-2006]

[Red: Wijzigt het besluit van 28 juni 1988, houdende regelen betreffende de monsterneming bij vee.]

Artikel 9

[Regeling vervallen per 13-01-2006]

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 13-01-2006]

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit verboden stoffen Diergeneesmiddelenwet.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 2 juli 1997

Beatrix

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J. J. van Aartsen

Uitgegeven tiende juli 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager