Regeling wapens en munitie

Geraadpleegd op 16-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2017.
Geldend van 01-01-2017 t/m heden

1. Begripsbepalingen

Artikel 1

  • 1 In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a. de wet: de Wet wapens en munitie;

    • b. de Minister: de minister van Veiligheid en Justitie;

    • c. de korpschef: de korpschef, bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012;

    • d. jachtakte: een jachtakte als bedoeld in artikel 3.26, eerste lid, onderdeel a, van de Wet natuurbescherming, tenzij uitdrukkelijk anders is aangegeven;

    • e. de bedrijfsruimte van de erkende: de ruimte waarin de erkende de handelingen, waarop zijn erkenning betrekking heeft, verricht of doet verrichten;

    • f. buitengewoon opsporingsambtenaar: de buitengewoon opsporingsambtenaar, bedoeld in artikel 142, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering;

    • g. schietvereniging: de vereniging die blijkens de in een notariële akte opgenomen statuten tot doel heeft haar leden in de gelegenheid te stellen de schietsport te beoefenen;

    • h. airsoftapparaat: lucht-, gas-, of veerdrukwapen met een maximum schotkracht van 3,5 joules, welk wapen voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis toont met vuurwapens;

    • i. airsoftvereniging: de vereniging die blijkens de in een notariële akte opgenomen statuten tot doel heeft haar leden de gelegenheid te bieden de airsoftsport te beoefenen;

    • j. de kleine erkenninghouder: de beheerder van een erkenning voor een bedrijf als bedoeld in artikel 10 van deze regeling, die met het oog op de aard van zijn werkzaamheden niet met gunstig gevolg het verplichte examen, bedoeld in artikel 9 van deze regeling, hoeft te hebben afgelegd.

  • 2 Overige in deze regeling voorkomende begrippen hebben dezelfde betekenis als in de wet.

2. Nadere omschrijving van wapens

Artikel 2

  • 1 In de wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a. stiletto:

      een opvouwbaar mes waarvan het lemmet door een druk- of vergelijkbaar ontgrendelingsmechanisme zijdelings scharnierend uit het heft wordt gebracht;

    • b. valmes:

      een mes waarvan het lemmet door een druk- of vergelijkbaar ontgrendelingsmechanisme, dan wel door een zwaaibeweging of door zwaartekracht rechtstandig uit het heft wordt gebracht;

    • c. vlindermes:

      een mes waarvan het heft in de lengterichting in tweeën is gedeeld en waarvan het lemmet naar buiten wordt gebracht door elk van de delen van het heft in tegenovergestelde richting zijdelings open te vouwen;

    • d. vilmes:

      een mes waarvan het heft haaks op het lemmet staat of geplaatst kan worden en dat bestemd is om bij gebruik in de palm van de hand te worden gehouden, terwijl het lemmet tussen de vingers door naar buiten steekt;

    • e. ballistisch mes:

      een mes waarvan het lemmet, al dan niet tezamen met het heft, door middel van lucht-, gas- of veerdruk rechtstandig uit een geleidingscilinder wordt gedreven;

    • f. geluiddemper:

      een niet in het vuurwapen geïntegreerd, doorgaans aan de loopmond daarvan bevestigd voorwerp dat bestemd of geschikt is om te bewerkstelligen dat het geluid van het schot wordt gedempt;

    • g. ploertendoder:

      een verende of uitschuifbare staaf met een verzwaard uiteinde.

  • 2 Geen wurgstokken in de zin van de wet en de daarop berustende bepalingen zijn voorwerpen die bestemd zijn voor de serieuze beoefening van vechtsporten in verenigingsverband en die gelet op hun constructie of het materiaal waaruit zij zijn vervaardigd niet bestemd zijn om ernstig letsel aan personen toe te brengen.

3. Aanwijzing voor bedreiging of afdreiging geschikte voorwerpen

Artikel 3

Als voorwerpen van categorie I, onder 7°, die een ernstige bedreiging van personen kunnen vormen of die zodanig op een wapen gelijken dat zij voor bedreiging of afdreiging geschikt zijn, worden aangewezen:

  • a. voorwerpen die voor wat betreft hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertonen met vuurwapens of met voor ontploffing bestemde voorwerpen, met uitzondering van speelgoedvoorwerpen als bedoeld in de Richtlijn 2009/48/EG;

  • b. voorwerpen vermeld op lijst a of lijst b van de bij deze regeling behorende bijlage I, alsmede niet in die bijlage genoemde voorwerpen die voor wat betreft hun vorm en afmetingen daarmee een sprekende gelijkenis vertonen, met uitzondering van speelgoedvoorwerpen als bedoeld in de Richtlijn 2009/48/EG;

  • c. lucht-, gas- en veerdrukwapens die zodanig zijn gewijzigd dat het dragen niet of minder zichtbaar is;

  • d. stiletto's, valmessen en vlindermessen waarvan het heft van een stootplaat is voorzien;

  • e. laserwapens die specifiek zijn ontworpen om permanente blindheid te veroorzaken;

  • f. werppennen;

  • g. alle voorwerpen die een sprekende gelijkenis vertonen met wapens, niet zijnde vuurwapens, en die door de aard en de samenstelling van het materiaal waaruit zij zijn vervaardigd, niet dan wel slecht detecteerbaar zijn door metaaldetectoren of andere electronische detectieapparatuur, met uitzondering van voorwerpen die specifiek zijn vervaardigd voor reguliere maatschappelijk aanvaarde gebruiksdoeleinden en met uitzondering van speelgoedvoorwerpen als bedoeld in de Richtlijn 2009/48/EG.

3a. Opsporingsambtenaren

Artikel 3a

4. Buitengewoon opsporingsambtenaren

Artikel 4

  • 2 Het in het eerste lid bedoelde voorschrift wordt gegeven door de Minister.

  • 3 Het eerste lid geldt uitsluitend gedurende de periode dat opsporingsambtenaren van de bijzondere opsporingsdiensten, bedoeld in artikel 2 van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten en de buitengewoon opsporingsambtenaar beschikken over een titel van opsporingsbevoegdheid.

Artikel 5

  • 2 Aan een voorschrift kunnen voorwaarden en beperkingen worden verbonden die betrekking hebben op de veiligheid, de bekwaamheid in de omgang met wapens en munitie, alsmede op de opslag en het vervoer daarvan.

  • 3 Indien aan het voorschrift een beperking is verbonden, geldt de vrijstelling in artikel 4, eerste lid, slechts voorzover het voorschrift reikt.

Artikel 6

Artikel 6a

De artikelen 13, eerste lid, 14, eerste lid, 22, eerste lid, 26, eerste lid, en 27 eerste lid, van de wet zijn niet van toepassing op opsporingsambtenaren van bijzondere opsporingsdiensten en buitengewoon opsporingsambtenaren, voor zover de in die artikelleden genoemde handelingen plaats vinden met een trainingswapen en trainingsmunitie als bedoeld in artikel 14 van het Aanwijzingsbesluit bewapening en uitrusting politie 2013, ten behoeve van de opleiding of beroepsvaardigheidstraining.

Artikel 6b

  • 1 De wapens en de munitie, bedoeld in artikel 6 en artikel 6a, worden door het Politiedienstencentrum aangeschaft en afgevoerd, met uitzondering van de afvoer van de pepperspray, de verdekte pepperspray en de munitie, voor zover deze na gebruik geen werkzame bestanddelen meer bevatten.

  • 2 De Minister kan in bijzondere gevallen toestemming verlenen om af te wijken van het eerste lid.

  • 3 De Minister kan aanwijzingen geven over de wijze waarop de wapens en de munitie worden afgevoerd.

5. Overige openbare dienst

Artikel 7

  • 1 Van het verbod van artikel 13, eerste lid, 14, eerste lid, 22, eerste lid, en 26, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend aan personen die werkzaam zijn bij het Nederlands Forensisch Instituut, voor zover het vervaardigen, transformeren, overdragen, overdragen, doen binnenkomen of uitgaan, het vervoeren of het voorhanden hebben geschiedt uit hoofde van de dienstuitoefening.

  • 2 Het verbod van artikel 14, eerste lid, 22, eerste lid, 26 eerste lid, en 27, eerste lid, van de wet is niet van toepassing op personen die deel uitmaken van of werkzaam zijn voor de Unit Bijstand en Ondersteuning en de Unit Vervoer van de Dienst Vervoer en Ondersteuning van de landelijke dienst Dienst Vervoer en Ondersteuning voor zover het doen binnenkomen of uitgaan, het vervoeren, het voorhanden hebben of het dragen geschiedt uit hoofde van de dienstuitoefening.

  • 3 Het verbod van artikel 27, eerste lid, van de wet is niet van toepassing op personen, aangewezen door de directeur van een justitiële inrichting en die een toezichthoudende taak vervullen in het kader van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel, voor zover het betreft wapens van de categorie IV, onder 3, en het dragen geschiedt uit hoofde van de dienstuitoefening.

6. Erkenningen; leeftijd, zedelijk gedrag en vakbekwaamheid

Artikel 8

  • 4 De aanvrager of de beheerder, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder a, van de wet mag niet binnen de laatste acht jaren in het buitenland bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak zijn veroordeeld wegens overtreding van één of meer aldaar geldende strafbepalingen, vergelijkbaar met de bepalingen genoemd in het vorige lid.

  • 6 Een onherroepelijke strafbeschikking wordt voor de toepassing van het derde lid met een veroordeling gelijk gesteld.

  • 7 Van het bepaalde in het tweede tot en met vierde lid kan de korpschef op verzoek ontheffing verlenen indien de toepassing daarvan kennelijk onredelijk is.

Artikel 8a

  • 1 Een erkenninghouder die een vuurwapen van de categorie II of III, munitie of airsoftapparaten vervaardigt, transformeert of in de uitoefening van een bedrijf uitwisselt, verhuurt of anderszins ter beschikking stelt, herstelt beproeft of verhandelt, stelt geen personen te werk die belast zullen worden met werkzaamheden dan nadat ten aanzien van deze personen een gunstig luidende verklaring omtrent het gedrag is verkregen.

  • 2 De erkenninghouder stuurt een afschrift van de verklaring omtrent het gedrag zoals genoemd in het eerste lid aan de korpschef.

Artikel 9

  • 1 De aanvrager of de beheerder, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder a, van de wet dient met gunstig gevolg een examen te hebben afgelegd waarvan de exameneisen en het examenreglement door de minister zijn goedgekeurd.

  • 2 Goedkeuring als bedoeld in het eerste lid wordt in ieder geval verleend aan:

    • a. het Vakexamen voor de handel in wapens en munitie van de Leidsche Onderwijs Instellingen;

    • b. het Examen inzake vakbekwaamheid voor de detailhandel in vuurwapens en munitie van de Nederlandse Vereniging voor de Wapenhandel, voor zover dat examen voor 1 januari 1989 is afgelegd;

    • c. het vakexamen voor de handel in wapens en munitie van de Politieacademie.

  • 3 De minister kan, al dan niet tijdelijk, gehele of gedeeltelijke ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid. Aan de ontheffing kunnen voorwaarden en beperkingen worden verbonden.

Artikel 10

Artikel 9, eerste lid, van deze regeling is niet van toepassing, indien de aangevraagde erkenning, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de wet, bedrijven betreft waarin:

  • a. geen andere onder de wet vallende voorwerpen dan noodsignaalmiddelen worden hersteld of verhandeld, hieronder mede verstaan het verhandelen van bijbehorende munitie;

  • b. uitsluitend wapens worden gegraveerd of geblauwd, dan wel aan een andere oppervlaktebehandeling worden onderworpen;

  • c. slechts lucht-, gas- of veerdrukwapens, uitsluitend bestemd en geschikt voor de paintballsport, worden verhandeld; of

  • d. uitsluitend munitie van categorie III wordt verhandeld, en die op 26 september 1996 in het bezit waren van een daartoe strekkende erkenning.

  • e. Slechts infrarood-, dan wel laserwapens, uitsluitend bestemd en geschikt voor simulatie-, dan wel recreatieve doeleinden, aan derden ter beschikking worden gesteld.

7. Erkenningen; beveiliging bedrijfsruimte

Artikel 11

  • 1 De bedrijfsruimte van de erkende:

    • a. is niet in gebruik als woonruimte;

    • b. is deugdelijk afsluitbaar en is voorzien van een alarminstallatie;

    • c. bevat een deugdelijk afsluitbare bergruimte; en

    • d. is niet toegankelijk voor publiek, tenzij daar tevens toezichthoudend personeel aanwezig is.

  • 2 Het bepaalde in het eerste lid, onder a en b, is niet van toepassing op de bedrijfsruimte van de erkende, bedoeld in artikel 10, onder a en b.

  • 3 In de bedrijfsruimte van de erkende worden vuistvuurwapens niet uitgestald op een plaats die vanaf de openbare weg zichtbaar is.

  • 4 Indien in de bedrijfsruimte van de erkende geen toezichthoudend personeel aanwezig is, worden vuistvuurwapens opgeslagen in de bergruimte, bedoeld in het eerste lid onder c.

  • 5 Onverminderd het bepaalde in de voorgaande leden voldoet de bedrijfsruimte van de erkende die wapens van categorie II vervaardigt, transformeert, in de uitoefening van zijn bedrijf uitwisselt, verhuurt of anderszins ter beschikking stelt, herstelt of verhandelt, aan de veiligheidseisen die zijn gesteld in bijlage IV bij deze regeling.

8. Erkenningen; registers

Artikel 12

  • 1 De erkenninghouder of de in het bewijs van erkenning genoemde beheerder houdt een doorlopend register bij waarin alle door deze onder enige titel verkregen of overgedragen wapens en munitie, onderdelen en hulpstukken als bedoeld in artikel 3 van de wet daaronder mede begrepen, worden aangetekend, met uitzondering van patroonhouders en -magazijnen, airsoftapparaten, lucht-, gas- en veerdrukwapens van categorie IV en van die wapens of munitie waarvoor ingevolge één van de artikelen 18, 19, 20, 21, en 22 een vrijstelling geldt.

  • 2 Het in het eerste lid genoemde register bestaat uit de volgende afzonderlijke registraties:

    • a. een registratie betreffende het inkomen van voor de handel bestemde wapens;

    • b. een registratie betreffende het inkomen van voor de handel bestemde munitie;

    • c. een registratie betreffende het uitgaan van voor de handel bestemde wapens;

    • d. een registratie betreffende het uitgaan van voor de handel bestemde munitie;

    • e. een registratie betreffende in bewaring of ter reparatie gegeven wapens en munitie;

    • f. een registratie betreffende ter beproeving gegeven wapens en munitie.

  • 3 De in het tweede lid onder a genoemde registratie bevat kolomsgewijs en achtereenvolgens: het volgnummer, de datum van ontvangst, het aantal, een omschrijving van het wapen met vermelding van fabrikaat, type, kaliber en nummer, de naam en het adres van degene die heeft geleverd, alsmede de soort, het nummer en de afgevende instantie van het document waaruit de bevoegdheid blijkt van degene die heeft geleverd.

  • 4 De in het tweede lid onder b genoemde registratie bevat kolomsgewijs en achtereenvolgens: het volgnummer, de datum van ontvangst, de hoeveelheid, een omschrijving van de munitie met vermelding van fabrikaat, type en kaliber, de naam en het adres van degene die heeft geleverd, alsmede de soort, het nummer en de afgevende instantie van het document waaruit de bevoegdheid blijkt van degene die heeft geleverd.

  • 5 De in het tweede lid onder c genoemde registratie bevat kolomsgewijs en achtereenvolgens: het volgnummer, een verwijzing naar het volgnummer waaronder het wapen in de in het tweede lid onder a bedoelde registratie staat vermeld, de datum van overdracht, het aantal, een omschrijving van het wapen met vermelding van fabrikaat, type, kaliber en nummer, de naam en het adres van degene aan wie het wapen wordt overgedragen, de soort, het nummer en de afgevende instantie van het document waaruit de bevoegdheid blijkt van degene aan wie het wapen wordt overgedragen, alsmede, in gevallen waarin een verlof tot verkrijging vereist is, het nummer van dit verlof en de instantie die het heeft afgegeven.

  • 6 De in het tweede lid onder d genoemde registratie bevat kolomsgewijs en achtereenvolgens: het volgnummer, de hoeveelheid, een omschrijving van de munitie met vermelding van fabrikaat, type en kaliber, de naam en het adres van degene aan wie de munitie wordt overgedragen, alsmede de soort, het nummer en de afgevende instantie van het document waaruit de bevoegdheid blijkt van degene aan wie wordt overgedragen.

  • 7 De in het tweede lid onder e genoemde registratie bevat kolomsgewijs en achtereenvolgens: het volgnummer, de datum van ontvangst, het aantal, een omschrijving van het wapen met vermelding van fabrikaat, type, kaliber en nummer, een omschrijving van de munitie met vermelding van fabrikaat, type en kaliber, de naam en het adres van degene die in bewaring of in reparatie heeft gegeven, de soort, het nummer en de afgevende instantie van het document waaruit de bevoegdheid blijkt van degene die in bewaring of in reparatie heeft gegeven, gegevens betreffende de doorgifte van het wapen aan degene die het wapen in reparatie of bewaring heeft gegeven.

  • 8 De in het tweede lid onder f genoemde registratie bevat kolomsgewijs en achtereenvolgens: het volgnummer, de datum van ontvangst, het aantal, een omschrijving van het wapen met vermelding van het fabrikaat, type, kaliber en nummer, een omschrijving van de munitie met vermelding van fabrikaat, type en kaliber, de naam en het adres van degene die ter beproeving heeft gegeven, de soort, het nummer en de afgevende instantie van het document waaruit de bevoegdheid blijkt van degene die ter beproeving heeft gegeven, gegevens betreffende de doorgifte van het wapen aan degene die het wapen ter beproeving heeft gegeven.

  • 9 De erkenninghouder of de in het bewijs van erkenning genoemde beheerder verstrekt voor de zevende dag van elke kalendermaand aan de korpschef een door hem per bladzijde ondertekende en gedateerde kopie dan wel, voorzover het een geautomatiseerd te verwerken registratie betreft, een uitdraai van het gedeelte van elk van de in het tweede lid onder a t/m d genoemde registraties, dat betrekking heeft op de voorgaande kalendermaand, onder gelijktijdige afgifte van de door hem in die periode ingenomen verloven tot verkrijging. Op verzoek van de korpschef overlegt hij tevens maandelijks een kopie dan wel, voorzover het een geautomatiseerd te verwerken registratie betreft, een uitdraai van het desbetreffende gedeelte van de in het tweede lid onder e genoemde registratie.

  • 10 De erkenninghouder of de in het bewijs van erkenning genoemde beheerder die handelt in lucht-, gas-, of veerdrukwapens van categorie IV, airsoftapparaat, patroonhouders of -magazijnen bedoeld in artikel 18, onder g, van deze regeling, stroomstootwapens bedoeld in artikel 21, van deze regeling, of in noodsignaalmiddelen en bijbehorende munitie bedoeld in artikel 22, eerste en tweede lid, van deze regeling houdt ten aanzien van de verkoop van die lucht-, gas-, of veerdrukwapens, airsoftapparaten, patroonhouders of -magazijnen, stroomstootwapens of noodsignaalmiddelen een register waarin kolomsgewijs en achtereenvolgens wordt aangetekend: de datum van overdracht, het aantal, het fabrikaat en type van de overgedragen voorwerpen, de naam en het adres van degene aan wie wordt overgedragen, alsmede het soort en nummer van diens legitimatiebewijs. De in dit register opgenomen gegevens blijven tenminste gedurende zeven jaren bewaard.

Artikel 13

Bij verkrijging van wapens van categorie III van personen die een verlof tot het voorhanden hebben als bedoeld in artikel 28 van de wet bezitten, dan wel op grond van artikel 26, tweede lid, van de wet voor de jacht bestemde wapens voorhanden mogen hebben, verstrekt de erkende, dan wel de beheerder, bedoeld in artikel 9, derde lid, van de wet, een ontvangstbewijs overeenkomstig het in bijlage III bij deze regeling opgenomen model.

8a. Markering van vuurwapens

Artikel 13a

Als wezenlijk onderdeel van een vuurwapen, als bedoeld in artikel 32a, derde lid, van de wet, waarop de markering wordt aangebracht, worden uitsluitend aangemerkt:

  • a. het sluitingsmechanisme;

  • b. de kamer;

  • c. de loop.

9. Vrijstelling van de erkenningsplicht

Artikel 14

Van het verbod in artikel 9, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend voor het vervaardigen, transformeren of in de uitoefening van een bedrijf uitwisselen, verhuren of anderszins ter beschikking stellen, herstellen, beproeven of verhandelen van wapens van categorie IV onder 1°, 2°, 3° en 5°.

Artikel 15

  • 1 Van het verbod in artikel 9, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend voor het in de uitoefening van een bedrijf ter beschikking stellen van lucht-, gas- en veerdrukwapens van categorie IV, onder 4°, aan bezoekers van erkende kermissen.

  • 2 De vrijstelling in het eerste lid geldt slechts voor:

    • a. kermisexploitanten die tijdens de erkende kermis een toegestane attractie exploiteren;

    • b. gedurende de openingstijden van die kermis; en

    • c. op het terrein van de kermis in de onmiddellijke nabijheid van de attractie.

Artikel 16

  • 1 Van het verbod in artikel 9, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend voor het ter beschikking stellen van lucht-, gas- en veerdrukwapens van categorie IV, onder 4°, aan bezoekers van braderieën, rommelmarkten, jaarmarkten, fancy-fairs en soortgelijke evenementen.

  • 2 De vrijstelling in het eerste lid geldt slechts:

    • a. voor personen die voorafgaande schriftelijke toestemming van de korpschef hebben om de attractie te exploiteren, welke toestemming wordt onthouden of ingetrokken indien geen redelijke maatregelen ter voorkoming van letsel en schade zijn getroffen, dan wel indien misbruik is te vrezen,

    • b. gedurende de openingstijden van het in het eerste lid bedoelde evenement,

    • c. op het terrein van het evenement in de onmiddellijke nabijheid van de attractie.

Artikel 17

Van het verbod in artikel 9, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend voor het vervaardigen en transformeren van munitie, voor zover het gaat om herladen:

  • aº. voor eigen gebruik

    • 1º. door personen die houder zijn van een jachtakte; of

    • 2º. door personen die houder zijn van een verlof tot het voorhanden hebben van wapens en munitie, voor zover het betreft munitie die kan worden afgeschoten door middel van een vuurwapen, tot het voorhanden hebben waarvan die personen gerechtigd zijn;

  • bº. zonder winstoogmerk door een lid van een schietvereniging ten behoeve van andere leden van die vereniging, voor zover:

    • 1º. dit lid daartoe door het bestuur van de vereniging schriftelijk is aangewezen, terwijl van die aanwijzing door het bestuur schriftelijk kennis is gegeven aan de korpschef binnen wiens regio het vervaardigen of transformeren plaatsvindt; en

    • 2º. dit lid geen andere munitie vervaardigt of transformeert dan die, welke kan worden afgeschoten door middel van een vuurwapen, tot het voorhanden hebben waarvan hij is gerechtigd, behoudens de gevallen waarin door de korpschef voor dit doeleinde op verzoek van het bestuur van de vereniging een afzonderlijk verlof tot het voorhanden hebben van munitie aan het lid is verleend.

9a. Vrijstelling voor airsoftapparaten

Artikel 17a

  • 1 Van het verbod in artikel 13, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend voor het overdragen, voorhanden hebben en vervoeren van airsoftapparaten voor de beoefening van de airsoftsport in verenigingsverband aan personen die ten minste de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt en door middel van een bewijs van lidmaatschap kunnen aantonen lid te zijn van een door de Minister erkende airsoftvereniging.

  • 2 De vrijstelling ingevolge het eerste lid geldt voor het vervoeren slechts langs de weg en het tijdsbestek welke redelijkerwijs voor het vervoer zijn geboden voor:

    • a. het vervoeren tussen de woning en de schietvereniging;

    • b. het vervoeren tussen de woning en door de airsoftvereniging, bedoeld in het eerste lid, aangewezen bijeenkomsten en beurzen in het kader van de airsoftsport of voor de airsoftsport te gebruiken wedstrijdterreinen;

    • c. het vervoeren tussen de woning en de erkende wapenhandelaar;

    • d. het vervoeren van en naar de landsgrens teneinde een airsoftapparaat te doen binnenkomen of uitgaan.

Artikel 17b

  • 1 Van het verbod in artikel 13, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend voor het voorhanden hebben van airsoftapparaten voor de beoefening van de airsoftsport in verenigingsverband aan personen die ten minste de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt en door middel van:

    • a. een bewijs van voorlopig lidmaatschap kunnen aantonen aspirant-lid te zijn van de airsoftvereniging, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, of

    • b. een bewijs kunnen aantonen door de airsoftvereniging, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, als introducé te zijn aangewezen.

  • 2 Van het verbod in artikel 13, eerste lid, van de wet wordt aan een persoon als bedoeld in artikel 17a, eerste lid, vrijstelling verleend voor het overdragen van airsoftapparaten aan personen als bedoeld in het eerste lid, onder a en b, en wordt aan laatstbedoelde personen vrijstelling verleend voor het overdragen van airsoftapparaten aan personen als bedoeld in artikel 17a, eerste lid.

Artikel 17c

  • 1 Van het verbod in artikel 13, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend voor het dragen van airsoftapparaten op voor het publiek toegankelijke plaatsen, met uitzondering van de openbare weg.

  • 2 De vrijstelling ingevolge het eerste lid geldt slechts:

    • a. voor personen als bedoeld in artikel 17a, eerste lid;

    • b. voor personen als bedoeld in artikel 17b, eerste lid, onder a en b, indien en zolang zij tezamen met een persoon als bedoeld in artikel 17a, eerste lid, de airsoftsport beoefenen;

    • c. voor de beoefening van door de airsoftvereniging, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, georganiseerde airsoftsport ten behoeve waarvan voorafgaande schriftelijke toestemming van de korpschef is verleend, welke toestemming in ieder geval wordt onthouden of ingetrokken indien geen redelijke maatregelen ter voorkoming van bedreiging en afdreiging door de airsoftapparaten zijn getroffen, dan wel indien misbruik is te vrezen;

    • d. gedurende de tijden waarop het sportevenement plaatsvindt;

    • e. op het terrein van het evenement in de onmiddellijke nabijheid van de plaats waar de airsoftsport daadwerkelijk wordt beoefend.

Artikel 17d

  • 1 Van het verbod in artikel 13, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend aan erkenninghouders en personen als bedoeld in artikel 17a, eerste lid, voor het doen binnenkomen of doen uitgaan van airsoftapparaten die zodanig zijn verpakt dat zij niet voor onmiddellijk gebruik kunnen worden aangewend.

  • 2 Van het verbod in artikel 13, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend aan erkenninghouders voor het vervaardigen, transformeren, voor derden herstellen, overdragen, voorhanden hebben en vervoeren van airsoftapparaten.

Artikel 17e

  • 1 Van het verbod in artikel 13, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend aan in het buitenland wonende personen, voor het doen binnenkomen of uitgaan van airsoftapparaten.

  • 2 De vrijstelling ingevolge het eerste lid geldt slechts:

    • a. voor personen die blijkens een schriftelijke uitnodiging of verklaring van de airsoftvereniging, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, gedurende een daarin vermeld tijdvak in Nederland de airsoftsport gaan beoefenen of hebben beoefend en die in het land van herkomst bevoegd zijn de meegebrachte airsoftapparaten voorhanden te hebben;

    • b. vanaf de tweede dag voor, tot en met de tweede dag na het in onderdeel a bedoelde tijdvak.

Artikel 17f

  • 1 Van het verbod van artikel 13, eerste lid van de wet wordt voor het vervoeren van airsoftapparaten vrijstelling verleend aan personen die in de uitoefening van een beroep of bedrijf zaken vervoeren.

  • 2 De vrijstelling in het eerste lid geldt slechts:

    • a. voor zover het vervoer plaats vindt in opdracht van degene die bevoegd is het airsoftapparaat voorhanden te hebben en te vervoeren;

    • b. indien de ontvanger bevoegd is het airsoftapparaat voorhanden te hebben; en

    • c. voor zover uit tijdens het vervoer aanwezige documenten blijkt dat aan de in het eerste lid, alsmede aan de in dit lid onder a en b genoemde voorwaarden is voldaan.

Artikel 17g

  • 1 Van het verbod van artikel 13, eerste lid van de wet wordt voor het vervoeren van airsoftapparaten vrijstelling verleend aan personen in dienst van erkenninghouders.

  • 2 De vrijstelling in het eerste lid geldt slechts indien:

    • a. het airsoftapparaten betreft waarop de erkenning betrekking heeft;

    • b. het vervoer plaatsvindt in opdracht van de erkenninghouder, dan wel de beheerder in het bedrijf waaraan de erkenning is verleend;

    • c. het vervoer noodzakelijk is voor de goede uitvoering van de handelingen waarop de erkenning betrekking heeft;

    • d. de erkenninghouder, onderscheidenlijk de beheerder bevoegd is de airsoftapparaten te vervoeren; en

    • e. uit tijdens het vervoer aanwezige documenten blijkt dat aan de in het eerste lid, alsmede aan de in dit lid onder a tot en met d genoemde voorwaarden is voldaan.

Artikel 17h

Van het verbod van artikel 13, eerste lid, van de wet wordt voor het voorhanden hebben van airsoftapparaten vrijstelling verleend aan kleine erkenninghouders voor zover het een bedrijf betreft waarin uitsluitend wapens worden gegraveerd of geblauwd, dan wel aan een andere oppervlaktebehandeling worden onderworpen.

10. Vrijstelling voor vuurwapens en munitie

Artikel 18

  • 1 Onverminderd het bepaalde in artikel 3 van deze regeling wordt van het verbod in artikel 14, eerste lid, 22, eerste lid, 26, eerste lid, en 31, eerste lid, van de wet vrijstelling verleend voor het doen binnenkomen of uitgaan, vervoeren, voorhanden hebben en overdragen van:

    • a. vuurwapens die voor gebruik als zodanig ongeschikt zijn gemaakt op de wijze, beschreven in Bijlage I ‘Technische specificaties voor de onbruikbaarmaking van vuurwapens’ bij de Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2403 van de Commissie van 15 december 2015 tot vaststelling van gemeenschappelijke richtsnoeren betreffende normen en technieken om te waarborgen dat onbruikbaar gemaakte vuurwapens voorgoed onbruikbaar zijn (PbEU 2015, L333/62);

    • b. vuurwapens die zijn vervaardigd vóór 1 januari 1870;

    • c. vuurwapens in de vorm van geweren, revolvers, pistolen en combinatiewapens die ontworpen en bestemd zijn om te worden geladen met:

      • 1º. losse kogels en zwart kruit; of

      • 2º. patronen, uitgezonderd randvuurpatronen in het kaliber .22 en centraalvuurpatronen;

    • d. vuurwapens in de vorm van geweren en pistolen, niet zijnde revolvers, die ontworpen en bestemd zijn om te worden geladen met patronen waarvan de voortdrijvende lading bestaat uit zwart kruit of alleen ontstekingsas, met uitzondering van randvuurpatronen in het kaliber .22 met een patroonlengte van meer dan 18 mm;

    • e. geschut dat ontworpen en bestemd is om te worden geladen met losse projectielen en zwart kruit, los of in kardoezen;

    • f. kennelijk gebruikte lege patroon- en kardoeshulzen bestemd voor dan wel deel uitmakend van een verzameling;

    • g. patroonmagazijnen en patroonhouders voorzover het personen betreft die bevoegd zijn de wapens of de munitie waarvoor deze voorwerpen bestemd zijn voorhanden te hebben;

    • h. [Red: vervallen;]

    • i. projectielen en hulzen, eventueel samengevoegd tot patronen, die een onderdeel vormen van een monster-, verzamel- of overzichtsbord, voor zover zij niet zijn voorzien van een ontstekende, voortdrijvende of brisante lading en voorzover zij op deugdelijke wijze permanent op het bord bevestigd zijn.

  • 2 De vrijstellingen zoals vermeld onder c, d en e zijn uitsluitend van toepassing op wapens die zijn vervaardigd vóór 1 januari 1945.

  • 3 De vrijstelling van het eerste lid, aanhef en onder a, geldt voor vuurwapens die na 8 april 2016 voor gebruik als zodanig ongeschikt zijn gemaakt uitsluitend indien uit een door een erkenninghouder of de in het bewijs van erkenning genoemde beheerder afgegeven verklaring blijkt dat het betreffende vuurwapen voor gebruik als zodanig ongeschikt is gemaakt op de wijze, beschreven in Bijlage I ‘Technische specificaties voor de onbruikbaarmaking van vuurwapens’ bij de Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2403 van de Commissie van 15 december 2015 tot vaststelling van gemeenschappelijke richtsnoeren betreffende normen en technieken om te waarborgen dat onbruikbaar gemaakte vuurwapens voorgoed onbruikbaar zijn (PbEU 2015, L333/62). De vrijstelling geldt tevens voor vuurwapens die vóór 8 april 2016 voor gebruik als zodanig ongeschikt zijn gemaakt volgens deze bepaling zoals deze luidde vóór 8 april 2016, tenzij de vuurwapens naar een andere lidstaat worden overgebracht of op de markt zijn gebracht, zoals bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de voornoemde verordening.

  • 4 Een wijziging van de in het eerste lid genoemde bijlage gaat voor de toepassing van de Regeling wapens en munitie gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijziging uitvoering moet zijn gegeven.

Artikel 18a

  • 1 Van het verbod in artikel 22, eerste lid, van de wet, wordt vrijstelling verleend voor het vervoeren van munitie en onderdelen van munitie van categorie II, uitsluitend voor de houders van een verlof tot vervoer van munitie van categorie III.

  • 2 Van het verbod in artikel 26, eerste lid, van de wet, wordt vrijstelling verleend voor het voorhanden hebben van munitie en onderdelen van munitie van categorie II, uitsluitend voor de houders van een verlof tot het voorhanden hebben van munitie van categorie III.

  • 3 De vrijstellingen ingevolge het eerste en het tweede lid, gelden slechts voor zover:

    • a. de bevoegdheden van de houder van het verlof tot voorhanden hebben, onderscheidenlijk het verlof tot vervoer, met betrekking tot munitie van categorie II niet verder reiken dan die met betrekking tot de munitie van categorie III;

    • b. de munitie of onderdelen van munitie passen binnen de op het verlof omschreven specialisatie;

    • c. munitie met een kaliber boven de 12.7 mm (.50) niet voorzien is van brisante ladingen; en

    • d. munitie met een kaliber boven de 19 mm niet voorzien is van brisante ladingen en bovendien geen voortdrijvende ladingen bevat.

Artikel 18b

  • 1 Van het verbod van artikel 13, eerste lid, artikel 14, eerste lid, artikel 22, eerste lid, en artikel 26, eerste en vijfde lid, van de wet, wordt vrijstelling verleend aan bewakingspersoneel van geldtransporten als bedoeld in artikel 1, onder i, van de Verordening (EU) Nr. 1214/2011 van de Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende professioneel grensoverschrijdend transport van eurocontanten over de weg tussen lidstaten van de eurozone (PbEU 2011, L316) voor het doen binnenkomen en doen uitgaan, het vervoeren en het voorhanden hebben van wapens van categorie I, II, III en IV en de bijbehorende munitie tijdens grensoverschrijdend transport van eurocontanten over de weg als bedoeld in artikel 1, onder b, van de genoemde verordening, voor zover het recht van de lidstaat van herkomst, bedoeld in artikel 1, onder e, van de verordening, de lidstaat van doorvoer, bedoeld in artikel 1, onder g, van de verordening, of de lidstaat van ontvangst, bedoeld in artikel 1, onder f, van de verordening, toestaat of verplicht dat genoemd bewakingspersoneel wapens draagt.

  • 2 De vrijstelling van het eerste lid geldt slechts, voor zover:

    • a. de wapens bij betreding van Nederlands grondgebied aan boord van het geldtransportvoertuig, bedoeld in artikel 1, onder j, van de verordening, worden opgeborgen in een brandkast voor wapens die voldoet aan de norm, genoemd in artikel 6, tweede lid, van de verordening en;

    • b. de wapens gedurende het gehele transport op Nederlands grondgebied ontoegankelijk blijven voor het bewakingspersoneel, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 19

Artikel 20

Van het verbod van artikel 14, eerste lid, artikel 22, eerste lid, en artikel 26, eerste lid, van de wet, wordt vrijstelling verleend voor het doen binnenkomen of uitgaan, vervoeren en voorhanden hebben van munitie, bestemd voor wapens die het karakter dragen van oudheden of replica’s daarvan, voorzover deze munitie bestaat uit ronde loden kogels.

Artikel 20a

Van de in artikel 32a, eerste, tweede en derde lid en 32b, van de wet gestelde eisen, wordt vrijstelling verleend voor vuurwapens en munitie, bestemd voor dan wel deel uitmakend van:

  • a. verzamelingen van individuele wapen- of munitieverzamelaars die in georganiseerd verband serieuze studie maken van de historische of technische ontwikkeling van vuurwapens of munitie, waarvoor verlof is verleend op grond van artikel 28 van de wet;

  • b. verzamelingen van algemeen en wetenschappelijk belang, waarvoor verlof is verleend op grond van artikel 28 van de wet.

10a. Tijdelijke vrijstelling voor stiletto’s, valmessen en vlindermessen

Artikel 20b

  • 2 De vrijstelling, genoemd in het eerste lid, is slechts van toepassing op wapens die deel uitmaken van:

    • a. verzamelingen van individuele wapenverzamelaars die serieuze studie maken van de historische of technische ontwikkeling van wapens;

    • b. verzamelingen van algemeen en wetenschappelijk belang.

11. Vrijstelling voor stroomstootwapens en noodsignaalmiddelen

Artikel 21

  • 1 Van het verbod van artikel 14, eerste lid, artikel 22, eerste lid, artikel 26, eerste lid en artikel 27 eerste lid, van de wet, wordt vrijstelling verleend voor het doen binnenkomen of uitgaan, vervoeren, voorhanden hebben en dragen van voorwerpen waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, aan personen die zich bezighouden met de beroepsmatige uitoefening van de veehouderij, het transport van vee, of de medische behandeling daarvan.

  • 2 De vrijstelling in het eerste lid geldt voorzover het dragen betreft uitsluitend op het moment dat de in het eerste lid genoemde activiteiten daadwerkelijk plaatsvinden.

Artikel 22

  • 2 De vrijstelling ingevolge het eerste lid geldt slechts indien:

    • 1º. de noodsignaalmiddelen

      • aº. van een kleiner kaliber zijn dan kaliber 12 (18,2 mm);

      • a. uitsluitend geschikt zijn voor het verschieten van noodsignaalmunitie;

      • b. zijn vervaardigd van kunststof of lichtmetaal;

      • c. niet de vorm hebben van een geweer, pistool of revolver;

      • d. door middel van gravering zijn voorzien van de postcode en het huisnummer van de eigenaar; en

    • 2º. de in het eerste lid genoemde handelingen in directe relatie staan tot het vergroten van de veiligheid aan boord van een vaartuig.

Artikel 23

  • 1 Van het verbod van artikel 14, eerste lid, van de wet, wordt vrijstelling verleend aan in het buitenland wonende personen van 18 jaar en ouder die met hun vaartuig een vaste ligplaats in Nederland hebben, voor het doen binnenkomen of uitgaan van andere noodsignaalmiddelen dan bedoeld in artikel 22, tweede lid, onder 1, van deze regeling.

  • 2 De vrijstelling ingevolge het eerste lid geldt slechts voor personen die de meegevoerde noodsignaalmiddelen in Nederland krachtens een verlof voorhanden mogen hebben.

Artikel 24

Van het verbod in artikel 22, eerste lid, van de wet, wordt vrijstelling verleend voor het vervoeren van andere noodsignaalmiddelen dan bedoeld in artikel 22, tweede lid, van deze regeling, aan de door de Minister van Infrastructuur en Milieu aangewezen ambtenaren van de Markeerdienst van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu.’

Artikel 25

Van het verbod in artikel 26, eerste lid, van de wet, wordt vrijstelling verleend voor het voorhanden hebben van andere noodsignaalmiddelen dan bedoeld in artikel 22, tweede lid, aan zeeverkeersambtenaren van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, in de daartoe door de Minister van Infrastructuur en Milieu aangewezen zeeverkeersposten.

12. Vrijstelling voor wapens van categorie IV

Artikel 26

  • 1 Van het verbod in artikel 26, vijfde lid, van de wet wordt vrijstelling verleend voor het voorhanden hebben van degens, lucht-, gas-, en veerdrukwapens van categorie IV, alsmede van kruisbogen, aan personen die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt, voor de beoefening van sporten in verenigingsverband.

  • 2 De vrijstelling ingevolge het eerste lid geldt slechts voor personen die door middel van een bewijs van lidmaatschap kunnen aantonen lid te zijn van een vereniging waarbinnen de sportbeoefening met behulp van een of meer van de in het eerste lid bedoelde voorwerpen plaatsvindt.

  • 3 Voorzover het lucht-, gas- of veerdrukwapens betreft geldt, in afwijking van het tweede lid, de vrijstelling in het eerste lid slechts voor:

    • a. personen die door middel van een bewijs van lidmaatschap kunnen aantonen ten minste drie maanden lid te zijn van een schietvereniging, zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, van deze regeling; en

    • b. lucht-, gas- en veerdrukwapens die zijn toegelaten in het Schiet- en wedstrijdreglement van de Koninklijke Nederlandse Schutters Associatie.

Artikel 27

  • 1 Van het verbod van artikel 31, vierde lid, van de wet wordt vrijstelling verleend voor het overdragen aan personen die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt van degens, lucht-, gas-, en veerdrukwapens van categorie IV, en van kruisbogen, een en ander met het oog op in verenigingsverband beoefende sporten.

  • 2 De vrijstelling ingevolge het eerste lid geldt voorzover het lucht-, gas-, of veerdrukwapens betreft uitsluitend indien:

    • a. de persoon aan wie de in het eerste lid bedoelde voorwerpen worden overgedragen een verklaring, die niet ouder is dan veertien dagen, van het bestuur van de vereniging overlegt, waaruit blijkt dat hij tenminste 3 maanden lid is van een schietvereniging, zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, van deze regeling;

    • b. het betreft lucht-, gas- en veerdrukwapens die zijn toegelaten in het Schiet- en wedstrijdreglement van de Koninklijke Nederlandse Schutters Associatie; en

    • c. de onder a bedoelde verklaring door degene die het wapen overdraagt in ontvangst wordt genomen, welke verklaring, nadat de datum van overdracht daarop door hem is aangetekend, tenminste vijf jaar na de overdracht van het wapen wordt bewaard.

  • 3 Buiten het geval bedoeld in het tweede lid geldt de vrijstelling in het eerste lid slechts indien:

    • a. de persoon aan wie de in het eerste lid bedoelde voorwerpen worden overdragen een verklaring, die niet ouder is dan veertien dagen, van het bestuur van de vereniging overlegt waaruit blijkt dat:

      • 1º. die vereniging de serieuze sportbeoefening met een of meer van het over te dragen voorwerp tot doel heeft; en

      • 2º. de in het eerste lid bedoelde persoon lid is van die vereniging; en

    • b. de onder a bedoelde verklaring door degene die het wapen overdraagt in ontvangst wordt genomen, welke verklaring, nadat de datum van overdracht daarop door hem is aangetekend, tenminste vijf jaar na de overdracht van het wapen wordt bewaard.

Artikel 28

  • 1 Van het verbod in artikel 27, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend voor het dragen van degens, lucht-, gas-, en veerdrukwapens van categorie IV, alsmede van kruisbogen op voor het publiek toegankelijke plaatsen, met uitzondering van de openbare weg.

  • 2 De vrijstelling ingevolge het eerste lid geldt uitsluitend:

    • a. voor personen die bevoegd zijn de wapens voorhanden te hebben;

    • b. voor de beoefening van sporten in verenigingsverband ten behoeve waarvan voorafgaande schriftelijke toestemming door de korpschef is verleend, welke toestemming wordt onthouden of ingetrokken indien geen redelijke maatregelen ter voorkoming van letsel en schade zijn getroffen, dan wel indien misbruik is te vrezen;

    • c. gedurende de tijden waarop het sportevenement plaatsvindt;

    • d. op het terrein van het evenement in de onmiddellijke nabijheid van de plaats waar de sport daadwerkelijk wordt beoefend.

Artikel 29

Van het verbod van artikel 27, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend voor:

  • a. het dragen van lucht-, gas- en veerdrukwapens van categorie IV aan personen aan wie deze overeenkomstig artikel 15 of artikel 16 van deze regeling ter beschikking worden gesteld. Artikel 15, tweede lid, onder b en c, en artikel 16, tweede lid, onder b en c, van deze regeling zijn van overeenkomstige toepassing;

  • b. het dragen van een wapen van categorie IV, onder 1°, aan personen ten aanzien van wie het wapen deel uitmaakt van hun duikuitrusting tijdens de beoefening van de duiksport.

13. Vrijstelling voor ceremoniële wapens, optochten en studentenweerbaarheidsverenigingen

Artikel 30

  • 1 Van het verbod van artikel 27, eerste lid, van de wet, wordt vrijstelling verleend voor het dragen van een wapen van categorie IV, aan personen ten aanzien van wie het wapen deel uitmaakt van hun officiële ceremonieel tenue.

  • 2 De vrijstelling in het eerste lid geldt uitsluitend op de tijdstippen dat de ambtskleding of het officiële ceremonieel tenue daadwerkelijk wordt gedragen.

Artikel 31

  • 2 De vrijstelling ingevolge het eerste lid geldt slechts indien:

    • a. de wapens worden meegevoerd door personen die op grond van de wet bevoegd zijn die wapens voorhanden te hebben, en

    • b. de burgemeester in de gemeente waar de optocht wordt gehouden schriftelijk heeft verklaard tegen het meevoeren van de in de verklaring omschreven wapens geen bedenkingen te hebben.

Artikel 32

  • 1 Van het verbod van artikel 27, eerste lid, van de wet, wordt vrijstelling verleend aan door de Minister van Defensie erkende studentenweerbaarheidsverenigingen voor het dragen van wapens van categorie III, welke door de krijgsmacht ter beschikking zijn gesteld en van wapens van categorie IV, onder 2°.

  • 2 De vrijstelling ingevolge het eerste lid geldt slechts indien:

    • a. in uniform gekleed en in onderling verband wordt opgetreden tot het verrichten van eerbetoon, het deelnemen aan een optocht of een afstandsmars dan wel het oefenen voor een van deze gelegenheden;

    • b. voorzover vuurwapens worden gedragen, de vereniging op grond van een verlof bevoegd is die vuurwapens voorhanden te hebben; en

    • c. de Minister van Defensie voor het dragen van de ter beschikking gestelde wapens tijdens het onder a bedoelde optreden toestemming heeft verleend, en de burgemeester in de gemeente waar wordt opgetreden daartegen geen bedenkingen heeft.

14. Vrijstelling voor schepen en luchtvaartuigen

Artikel 33

Van het verbod van artikel 14, eerste lid, van de wet, wordt vrijstelling verleend voor het aan boord van een Nederlands schip of luchtvaartuig tijdelijk doen uitgaan en binnenkomen van wapens van categorie III en de bijbehorende munitie die behoren tot de uitrusting van dat schip of luchtvaartuig en die krachtens een verlof aan boord voorhanden gehouden mogen worden.

Artikel 34

  • 1 Van het verbod van artikel 14, eerste lid, van de wet, wordt vrijstelling verleend voor doen binnenkomen en tijdelijk doen uitgaan van wapens en munitie die behoren tot de uitrusting van een buitenlands schip dan wel tot de persoonlijke bezittingen van de gezagvoerder of de andere bemanningsleden.

  • 2 De vrijstelling ingevolge het eerste lid geldt slechts voor:

    • a. wapens en munitie die aan boord van het schip blijven en die onder douaneverzegeling worden gehouden en die schriftelijk bij de douane zijn gemeld; en

    • b. wapens van categorie III en de bijbehorende munitie die aan boord van het schip blijven en die buiten douaneverzegeling worden gelaten, voor zover zulks noodzakelijk is voor de beveiliging van het schip, de opvarenden of de lading, dan wel voor de handhaving van de orde aan boord van het schip.

Artikel 38a

De in de artikelen 34, tweede lid, onderdeel a, en 40, derde lid, genoemde melding omvat een omschrijving van de goederen alsmede de vermelding van:

  • a. de hoeveelheid goederen;

  • b. de bestemming en, indien deze afwijkend is, de eindbestemming van de goederen;

  • c. het vervoermiddel waarin de goederen zich bevinden;

  • d. de voorziene plaats van uitgaan uit Nederland en

  • e. de naam van degene die de aangifte of kennisgeving doet en, indien dat een ander is dan degene die het beschikkingsrecht heeft over de goederen, de naam van laatstbedoelde persoon.

15. Vrijstellingen sportschutters en jagers voor buitenlandse activiteiten

Artikel 39

  • 1 Van het verbod van artikel 14, eerste lid en 22, eerste lid van de wet, wordt vrijstelling verleend aan de houder van een geldige jachtakte, voor zover het betreft het ter beoefening door hem van de jacht tijdelijk doen uitgaan of binnenkomen, alsmede vervoeren, van de in die jachtakte omschreven jachtgeweren, die zodanig zijn verpakt dat zij niet voor onmiddellijk gebruik kunnen worden aangewend, alsmede voor ten hoogste 1000 patronen voor die geweren tezamen.

  • 2 De vrijstelling ingevolge het eerste lid geldt voor de houder van een jachtakte als bedoeld in artikel 16a van de Jachtwet vanaf de zevende dag vóór tot en met de zevende dag ná het tijdvak waarvoor die jachtakte geldig is.

  • 3 Voor ingezetenen van één van de bij de Europese Unie aangesloten lidstaten geldt de vrijstelling slechts indien zij beschikken over een door de autoriteiten in die lidstaat afgegeven Europese vuurwapenpas waarop de wapens zijn vermeld.

Artikel 40

  • 1 Van het verbod van artikel 14, eerste lid en artikel 22, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend ten behoeve van doorvoer, anders dan per vliegtuig, van jachtgeweren en daarbij behorende munitie, die zodanig zijn verpakt dat zij niet voor onmiddellijk gebruik kunnen worden aangewend.

  • 2 Voor ingezetenen van één van de bij de Europese Unie aangesloten lidstaten geldt de vrijstelling ingevolge het eerste en tweede lid slechts indien zij beschikken over een door de autoriteiten in die lidstaat afgegeven Europese vuurwapenpas waarop de wapens zijn vermeld.

  • 3 Voor niet-ingezetenen van de Europese Unie geldt de in het eerste lid bedoelde vrijstelling uitsluitend indien de jachtgeweren en de daarbij behorende munitie bij de douane schriftelijk zijn gemeld.

Artikel 41

  • 1 Van het verbod van artikel 14, eerste lid, van de wet, wordt vrijstelling verleend aan in het buitenland wonende sportschutters, voor het doen binnenkomen of uitgaan van vuurwapens van categorie III, die zodanig zijn verpakt dat zij niet voor onmiddellijk gebruik kunnen worden aangewend, alsmede van ten hoogste 1000 patronen voor die vuurwapens tezamen.

  • 3 De vrijstelling ingevolge het eerste en tweede lid geldt slechts

    • a. voor sportschutters die blijkens een schriftelijke uitnodiging of verklaring van een Nederlandse schietvereniging gedurende een daarin vermeld tijdvak in Nederland de schietsport gaan beoefenen of hebben beoefend en die in het land van herkomst bevoegd zijn de meegebrachte vuurwapens of munitie voorhanden te hebben;

    • b. vanaf de tweede dag voor tot en met de tweede dag na de in het tweede lid bedoelde uitnodiging of verklaring vermelde tijdvak.

  • 4 Voor ingezetenen van één van de bij de Europese Unie aangesloten lidstaten geldt de vrijstelling ingevolge het eerste en tweede lid slechts indien zij beschikken over een door de autoriteiten in die lidstaat afgegeven Europese vuurwapenpas waarop de wapens zijn vermeld.

Artikel 42

  • 1 Van het verbod van artikel 14, eerste lid, van de wet, wordt vrijstelling verleend aan in Nederland wonende sportschutters voor het doen binnenkomen of uitgaan van vuurwapens van categorie III die zodanig zijn verpakt dat zij niet voor onmiddellijk gebruik kunnen worden aangewend, alsmede van ten hoogste 1000 patronen voor die vuurwapens tezamen.

  • 2 De vrijstelling ingevolge het eerste lid geldt slechts voor de sportschutters die:

    • a. blijkens een schriftelijke uitnodiging of verklaring van een schietvereniging in het buitenland de schietsport gaan beoefenen dan wel hebben beoefend, en

    • b. de meegevoerde vuurwapens en munitie in Nederland krachtens een verlof voorhanden mogen hebben.

16. Sportschutters en jagers

Artikel 43

  • 2 Houders van een jachtakte, mogen ten hoogste zes wapens voorhanden hebben.

  • 3 Het eerste lid en tweede lid is niet van toepassing op houders van een verlof tot het voorhanden hebben, onderscheidenlijk een jachtakte die aantonen dat zes, respectievelijk zeven, of meer wapens voor hen onontbeerlijk zijn voor de beoefening van de schietsport, onderscheidenlijk de jacht.

  • 4 Een aanvrager van een verlof tot het voorhanden hebben van wapens en munitie, zoals bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de Wet, moet in de twaalf maanden voorafgaand aan de aanvraag minimaal achttien schietbeurten verrichten, tenzij het tekort aan schietbeurten de aanvrager van het verlof redelijkerwijs niet kan worden aangerekend.

  • 5 Een verlof tot het voorhanden hebben van wapens en munitie, zoals bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de wet, ten behoeve van de schietsport wordt alleen verleend voor de wapens en munitie waarmee de sportschutter binnen het verband van zijn schietvereniging, welke voldoet aan de eisen als bedoeld in artikel 43a, een schietsportdiscipline beoefent.

  • 6 Het eerste lid is niet van toepassing op een houder van een verlof tot het voorhanden hebben van wapens en munitie gedurende het eerste verlofjaar. Deze houder mag ten hoogste een wapen welke geschikt is voor een Olympische schietsportdiscipline voorhanden hebben.

16a. Schietvereniging

Artikel 43a

  • 1 Een verlof tot het voorhanden hebben van wapens en munitie, zoals bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de wet, kan worden verleend aan een schietvereniging, die door een door de Minister aangewezen organisatie is gecertificeerd.

  • 2 Er kan alleen een verlof worden verleend voor de wapens en munitie die zijn toegelaten bij een erkende of gereglementeerde schietsportdiscipline, welke binnen het verband van de aanvragende schietvereniging worden beoefend.

  • 3 De schietvereniging houdt een presentieregister, een wapenuitgifteregister, een munitie-uitgifteregister en een introducé-register bij, overeenkomstig een door de Minister vastgesteld model.

  • 4 Een verlof als bedoeld in het eerste lid, wordt slechts verleend aan de schietvereniging die tenminste één beheerder heeft aangesteld. Tegen deze beheerder mag geen vrees voor misbruik bestaan.

  • 5 Elke beheerder dient in het bezit te zijn van een verlof tot het voorhanden hebben van verenigingswapens.

  • 6 De beheerder draagt er zorg voor dat de wapens en munitie op het verlof slechts worden uitgeleend aan leden van de schietvereniging.

  • 7 Alvorens een lid van een schietvereniging schiet met verenigingswapens dient hij een verklaring omtrent het gedrag te hebben overgelegd aan het bestuur van de vereniging.

  • 8 De beheerder houdt toezicht op de leden tijdens hun schietbeurten met verenigingswapens.

  • 9 De beheerder ziet er op toe dat de verenigingswapens en de niet verschoten munitie onmiddellijk na afloop van de oefening of wedstrijd aan hem worden teruggegeven.

  • 10 De beheerder draagt er zorg voor dat de wapens en munitie separaat van elkaar in een deugdelijk beveiligde en afgesloten wapenkluis dan wel wapenkamer worden opgeslagen.

  • 11 In afwijking van het zesde lid kan de beheerder ook wapens en munitie die op het verlof staan, uitlenen aan een introducé van de schietvereniging.

  • 12 Een introducé mag maximaal driemaal per twaalf maanden worden geïntroduceerd.

  • 13 Aan introducés en leden die korter dan een jaar lid zijn van de schietvereniging worden alleen verenigingsvuurwapens uitgeleend, welke geschikt zijn voor Olympische schietsportdisciplines.

  • 14 Het aantal wapens op het verlof van de vereniging dient in redelijke verhouding te staan tot het aantal leden dat regelmatig gebruik maakt van die wapens.

17. Vrijstellingen voor vervoer

Artikel 44

  • 1 Van het verbod van artikel 22, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend aan sportschutters en jagers voor het vervoeren van wapens en munitie die zij gerechtigd zijn voorhanden te hebben.

  • 2 De vrijstelling in het eerste lid geldt uitsluitend:

    • a. voor het vervoeren tussen de woning en de schietbaan, de erkende wapenhandelaar en, na daaraan voorafgaande toestemming van de politie, het bureau van politie, alsmede, voorzover het jagers betreft, het jachtveld; en

    • b. langs de weg en binnen het tijdsbestek welke redelijkerwijs voor het vervoer geboden zijn.

Artikel 45

  • 1 Van het verbod van artikel 22, eerste lid van de wet wordt voor het vervoeren van wapens en munitie vrijstelling verleend aan personen die in de uitoefening van een beroep of bedrijf zaken vervoeren.

  • 2 De vrijstelling in het eerste lid geldt slechts:

    • a. indien en voorzover het vervoer plaats vindt in opdracht van degene die bevoegd is de wapens en de munitie voorhanden te hebben en te vervoeren;

    • b. indien de ontvanger bevoegd is de wapens en de munitie voorhanden te hebben; en

    • c. voorzover uit tijdens het vervoer aanwezige documenten blijkt dat aan de in het eerste lid, alsmede aan de in dit lid onder a en b genoemde voorwaarden is voldaan.

Artikel 46

  • 1 Van het verbod van artikel 22, eerste lid van de wet wordt voor het vervoeren van wapens en munitie vrijstelling verleend aan personen in dienst van houders van een erkenning, zoals bedoeld in artikel 9 van de wet.

  • 2 De vrijstelling in het eerste lid geldt slechts indien:

    • a. het wapens of munitie betreft waarop de erkenning betrekking heeft;

    • b. het vervoer plaatsvindt in opdracht van de erkenninghouder, dan wel de beheerder in het bedrijf waaraan de erkenning is verleend;

    • c. het vervoer noodzakelijk is voor de goede uitvoering van de handelingen waarop de erkenning betrekking heeft;

    • d. de erkenninghouder, onderscheidenlijk de beheerder bevoegd is de wapens en de munitie te vervoeren; en

    • e. uit tijdens het vervoer aanwezige documenten blijkt dat aan de in het eerste lid, alsmede aan de in dit lid onder a tot en met d genoemde voorwaarden is voldaan.

18. Administratie door de korpschef

Artikel 47

  • 1 De korpschef bewaart in afzonderlijke door hem te voeren administraties kopieën van:

    • a. de door hem uitgereikte verloven tot het voorhanden hebben van wapens en munitie van categorie III, jachtakten, erkenningen en consenten; en

    • b. alle documenten betreffende de door andere autoriteiten verleende bevoegdheid tot het voorhanden hebben van wapens of munitie aan in zijn ambtsgebied wonende personen.

  • 2 De korpschef registreert de naam, het adres en de woonplaats van de in zijn ambtsgebied wonende personen die bevoegd zijn een vuurwapen voorhanden te hebben in een bestand.

  • 3 Van de wapens of de munitie die overeenkomstig artikel 8 van de wet in bewaring worden gegeven houdt de korpschef een register bij, waarin wordt vermeld:

    • a. de naam en het adres van degene die de voorwerpen in bewaring geeft;

    • b. de datum van bewaargeving;

    • c. een omschrijving van de in bewaring gegeven voorwerpen, waarbij zoveel mogelijk wordt aangegeven het aantal, de soort, het merk, het type, het kaliber, het nummer, de toebehoren, alsmede andere bijzonderheden, daaronder mede verstaan beschadigingen;

    • d. het nummer van het eventueel afgegeven document waaruit blijkt dat de voorwerpen bevoegd voorhanden werden gehouden;

    • e. de plaats waar de voorwerpen worden opgeborgen;

    • f. de datum waarop de bewaring is geëindigd;

    • g. de naam en het adres van degene aan wie na afloop van de bewaring de voorwerpen ter hand zijn gesteld.

  • 4 De bewaargever is de korpschef bewaarloon verschuldigd van € 2,27 per wapen per kalendermaand, daaronder begrepen een gedeelte van de kalendermaand, te rekenen vanaf de eerste dag van de derde kalendermaand nadat het wapen in bewaring is gegeven.

  • 5 Aan de bewaargever wordt door de korpschef een ontvangstbewijs verstrekt waarop de gegevens, genoemd in het vijfde lid, onder a tot en met d, worden vermeld. Op het ontvangstbewijs wordt tevens vermeld hetgeen in het zesde lid, alsmede hetgeen in artikel 8, zesde en zevende lid, van de wet is bepaald.

19. Aanvraag- en bevoegdheidsdocumenten

Artikel 48

Voor het indienen van een verzoek om een erkenning, een consent, een vergunning of een verlof wordt gebruik gemaakt van een formulier overeenkomstig het daarvoor in bijlage III bij deze beschikking vastgestelde model dan wel de als bijlagen bij de Circulaire wapens en munitie opgenomen formulieren.

Artikel 49

  • 1 Bij inwilliging van een verzoek om een erkenning, een consent, een vergunning, een Europese vuurwapenpas of een verlof wordt aan de verzoeker een document uitgereikt overeenkomstig het daarvoor in bijlage III bij deze regeling vastgestelde model.

  • 2 Bij inwilliging van een verzoek om verlenging van de geldigheidsduur van een erkenning wordt daarvan aantekening gemaakt in het aan de verzoeker overeenkomstig het eerste lid uitgereikte document of wordt hem tegen afgifte van het oude document een nieuw document uitgereikt.

20. Onkostenvergoeding

Artikel 50

  • 1 De onkostenvergoeding, bedoeld in artikel 41 van de wet, bedraagt voor:

    • a. een ontheffing of de wijziging of verlenging daarvan: € 80,–

    • b. een erkenning als bedoeld in artikel 10 van deze regeling: € 50,– voor ieder jaar waarvoor de erkenning geldt

    • c. een erkenning, niet zijnde een erkenning als bedoeld onder b: € 500,– voor ieder jaar waarvoor de erkenning geldt

    • d. de afgifte van een nieuw bewijs van erkenning uitsluitend ten gevolge van een wijziging van de beheerder: € 10,–

    • e. een consent: € 0,–

    • f. een doorlopend verlof tot vervoer ten behoeve van werknemers van erkenninghouders: € 10,–

    • g. een verlof tot vervoer, niet zijnde een verlof als bedoeld onder f: € 5,–

    • h. een uitvoervergunning conform verordening (EU) 258/2012: € 0,–

    • i. een Europese vuurwapenpas:

      • 1°. voor de afgifte daarvan€ 40,–, of

      • 2°. voor de verlenging van de geldigheidsduur daarvan € 5,–;

    • j. de afgifte van een nieuw document, met uitzondering van de documenten genoemd in het eerste lid, onder a en e, uitsluitend ten gevolge van een redactionele wijziging daarin: € 5,–.

  • 2 Voorzover ter uitvoering van artikel 40 van de wet regels zijn gegeven over combinatie van de daarin genoemde bescheiden bedraagt de onkostenvergoeding voor een dergelijke combinatie niet meer dan het bedrag dat verschuldigd zou zijn voor dat deel van de combinatie waarvoor de hoogste vergoeding geldt.

Artikel 50a

  • 1 De onkostenvergoeding, bedoeld in artikel 41 van de wet, bedraagt voor een verlof tot het voorhanden hebben, dragen of verkrijgen van een wapen als bedoeld in de artikelen 26 tot en met 32 van de wet:

    • a. voor de afgifte daarvan: €65,–;

    • b. voor de verlenging van de geldigheidsduur daarvan: €30,–;

    • c. voor de wijziging daarvan: €15,–;

    • d. voor de afgifte van een nieuw verlof als gevolg van het verlies daarvan: € 15,–.

  • 2 De onkostenvergoeding voor een combinatie van de in dit artikel genoemde bescheiden bedraagt niet meer dan het bedrag dat verschuldigd zou zijn voor dat deel van de combinatie waarvoor de hoogste vergoeding geldt.

21. Toezicht

Artikel 51

Ingevolge artikel 45, eerste lid, onder 2°, van de wet worden als ambtenaren belast met het toezicht op de naleving van het bij en krachtens de wet bepaalde, aangewezen de ambtenaren van de Inspectie Verkeer en Waterstaat die belast zijn met toezicht en opsporing.

22. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 58

Na de inwerkingtreding van deze regeling berusten krachtens de Regeling wapens en munitie (Stcrt. 1996, 245) vastgestelde besluiten op deze regeling.

Artikel 60

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen, die ter inzage worden gelegd in de bibliotheek van het Ministerie van Justitie, Schedeldoekshaven 100, Den Haag.

’s-Gravenhage, 4 juli 1997

De

Minister

van Justitie,

W. Sorgdrager