Stb. 2002, 453, datum inwerkingtreding 13-09-2002, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2001.
1 Voor het verlenen van een tegemoetkoming kunnen in aanmerking worden gebracht de te
zijnen laste blijvende ziektekosten die betrokkene als zodanig heeft gemaakt gedurende
een aaneengesloten tijdvak van twaalf maanden, met dien verstande dat de kosten, bedoeld
in de artikelen 7 en 7a, betrekking moeten hebben op dit tijdvak. Voor de vraag of
de kosten, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, betrekking hebben op het tijdvak is bepalend of de datum van de nota in dat tijdvak
is gelegen.
2 In geval van overlijden van de betrokkene binnen een jaar na het verstrijken van een
tijdvak als bedoeld in het eerste lid, waarover krachtens deze regeling een tegemoetkoming
is verleend, kunnen de ziektekosten met betrekking tot het tijdvak gelegen tussen
het einde van evenbedoeld tijdvak en de datum van overlijden eveneens voor het verlenen
van een tegemoetkoming aan diens nagelaten betrekkingen in aanmerking worden gebracht.
3 Degene die na ontslag in verband met de privatisering van een overheidsdienst waarbij
hij werkzaam was niet langer betrokkene is kan de te zijnen laste blijvende ziektekosten
met betrekking tot het aaneengesloten tijdvak dat korter is dan twaalf kalendermaanden
en eindigt vóór de datum van ontslag, voor het verlenen van een tegemoetkoming in
aanmerking brengen.
4 De aanvraag om toekenning van de tegemoetkoming geschiedt binnen drie maanden na het
einde van het tijdvak, waarop zij betrekking heeft of, in geval van overlijden van
betrokkene, binnen zes maanden.
5 Een beschikking op de aanvraag wordt gegeven binnen zestien weken na ontvangst van
de aanvraag. Indien een beschikking niet binnen de termijn van zestien weken kan worden
gegeven, wordt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis gesteld onder opgave van
redenen en onder vermelding van de termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet
kan worden gezien. Deze termijn bedraagt ten hoogste acht weken.
6 De aanvraag wordt niet in behandeling genomen indien de betrokkene niet tevens heeft
verklaard ermee in te stemmen, dat allen, die daarvoor naar het oordeel van Onze Minister
in aanmerking komen, omtrent zijn omstandigheden alle inlichtingen geven, welke voor
de uitvoering van dit besluit noodzakelijk zijn.