Regeling ziektekostenvoorziening rijkspersoneel

[Regeling vervallen per 02-06-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006.]
Geraadpleegd op 23-11-2024.
Geldend van 01-01-2004 t/m 31-12-2005

Besluit van 5 juli 1997 tot vervanging van de Regeling ziektekostenvoorziening overheidspersoneel door sectorale regelingen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 19 november 1996, nr. AB96/U1390, directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid, directie Arbeidszaken Overheid, gedaan mede namens Onze Ministers van Justitie en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen alsmede de Staatssecretaris van Defensie;

Gelet op artikel 125 en 134 van de Ambtenarenwet; artikel 16 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren; artikel 50, eerste lid, van de Politiewet 1993; artikel 9, zesde lid, van de LSOP-wet; artikel 20, tweede lid, van de Wet op het basisonderwijs; artikel 28, tweede lid, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs; de artikelen 38a, tweede lid, en 61 van de Wet op het voortgezet onderwijs; artikel 4 van de Experimentenwet onderwijs; de artikelen 4.1.2, tweede lid, 4.1.4, en 4.3.2, tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs; de artikelen 4.5, 4.6, 10.10, derde lid, 11.12, eerste lid, 13.1, vijfde lid, en 13.3, vijfde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek; de artikelen 14, eerste lid, en 35 van de Wet op de Nederlandse organisatie voor het Wetenschappelijk onderzoek, alsmede artikel 12 van de Militaire Ambtenarenwet 1931;

De Raad van State gehoord (advies van 17 februari 1997, nr.WO4.96 0057);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 19 juni 1997, nr. AB97/233, directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid, directie Arbeidszaken Overheid, uitgebracht mede namens Onze Ministers van Justitie en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen alsmede de Staatssecretaris van Defensie;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 02-06-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Naar de regels van dit besluit heeft de betrokkene die in voldoende mate is verzekerd tegen het risico van ziektekosten recht op een tegemoetkoming in te zijnen laste blijvende ziektekosten van zichzelf en van zijn medebetrokkenen.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 02-06-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. «Onze Minister»: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

  • b. «inkomsten»:

    • 1. alle door Onze Minister nader te bepalen inkomsten uit of in verband met arbeid daartoe mede gerekend pensioenen en uitkeringen ingevolge sociale regelingen, onder welke benamingen dan ook;

    • 2. inkomsten uit of in verband met de uitoefening van een vrij beroep of eigen bedrijf, zijnde winst uit onderneming als bedoeld in de Wet inkomstenbelasting 2001.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 02-06-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Degene die een ziektekostenverzekering heeft gesloten die tenminste omvat

  • a. volledige vergoeding van kosten van behandeling, verzorging en verpleging in een ziekenhuis gedurende een jaar met klinische specialistenhulp en bijkomende kosten, eventueel met een eigen risico aan de voet; en

  • b. tenminste 80% vergoeding van niet-klinische (ambulante) specialistenhulp dan wel volledige vergoeding met een eigen risico aan de voet,

is voor de toepassing van deze regeling in voldoende mate verzekerd tegen het risico van ziektekosten.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 02-06-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

  • 1 Betrokkene in de zin van dit besluit is degene die behoort tot een van de volgende categorieën van personen:

    • a. degenen die op basis van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, het Ambtenarenreglement Staten-Generaal of ingevolge artikel 17 van het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken in burgerlijke rijksdienst werkzaam zijn;

    • b. gewezen personeel als bedoeld in onderdeel a, dan wel gewezen personeel dat op basis van het Arbeidsovereenkomstenbesluit werkzaam was, waaraan wegens ontslag uit de betrekking een uitkering is toegekend krachtens of op de voet van het Rijkswachtgeldbesluit 1959, de Uitkeringsregeling 1966, de Werkloosheidswet, het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Rijk, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten sector Rijk, de Regeling uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag, het Besluit ontslaguitkering substantieel bezwarende functies, een vutovereenkomst als bedoeld in de Wet kaderregeling vut overheidspersoneel of een WAO-conforme uitkering als bedoeld in artikel 32 van de Wet privatisering ABP;

    • c. degenen aan wie een pensioen is toegekend krachtens het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP, genoemd in artikel 6 van de Wet privatisering ABP, en in de maand voorafgaande aan de pensionering behoorden tot de categorieën, bedoeld in onderdeel a of onderdeel b;

    • d. de krachtens het reglement, genoemd in onderdeel c, partnerpensioen genietende niet hertrouwde en niet bij een nieuw geregistreerd partnerschap dan wel aangemeld partnerschap in de zin van genoemd reglement betrokken personen die partner waren van degenen die op de dag van overlijden betrokkenen waren in de zin van dit besluit of betrokkenen zouden zijn geweest, indien dit besluit op die dag van kracht zou zijn geweest;

    • e. degenen die als betrokkenen in de zin van de Regeling ziektekostenvoorziening overheidspersoneel zijn aangewezen bij:

      • 1°. het Besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 5 januari 1981, AB81/U3, ter uitvoering van artikel 4, tweede lid, van de Z.v.o.-regeling (Stcrt. 2), zoals dat besluit luidde op de dag vóór de inwerkingtreding van dit besluit;

      • 2°. het Besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 25 juni 1982, AB82/U1185, ter uitvoering van artikel 4, tweede lid, van de Z.v.o.-regeling (Stcrt. 123), zoals dat besluit luidde op de dag vóór de inwerkingtreding van dit besluit;

      • 3°. het Besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 8 oktober 1982, AB82/U1889, ter uitvoering van artikel 4, tweede lid, van de Z.v.o.-regeling (Stcrt. 205), zoals dat besluit luidde op de dag vóór de inwerkingtreding van dit besluit;

      • 4°. het Besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 25 maart 1992, AB92/U343, ter uitvoering van artikel 4, tweede lid, van de Z.v.o.-regeling (Stcrt. 99), zoals dat besluit luidde op de dag vóór de inwerkingtreding van dit besluit;

      • 5°. het Besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 15 februari 1995, AB95/U224, ter uitvoering van artikel 4, tweede lid, van de Z.v.o.-regeling (Stcrt. 38), zoals dat besluit luidde op de dag vóór de inwerkingtreding van dit besluit;

      • 6°. het Besluit van de Minister van Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken van 8 april 1981 respectievelijk 14 december 1981, AB81/U2154, ter uitvoering van artikel 4, tweede lid, van de Z.v.o.-regeling, zoals dat besluit luidde op de dag vóór de inwerkingtreding van dit besluit.

  • 2 Onze Minister kan ook andere categorieën van personen, wier bezoldiging, uitkering of pensioen direct of indirect komt ten laste van de algemene middelen van het Rijk, aanwijzen als betrokkenen in de zin van dit besluit.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 02-06-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

  • 1 Geen recht op een tegemoetkoming, bedoeld in artikel 1, heeft degene:

    • a. die verplicht verzekerd is in de zin van de Ziekenfondswet;

    • b. die op grond van een verplichte verzekering medeverzekerde is in de zin van de Ziekenfondswet;

    • c. wiens premie van een ziektekostenverzekering dan wel wiens ziektekosten komen ten laste van de Wet werk en bijstand.

  • 2 Het eerste lid geldt niet voor de betrokkene die verplicht verzekerd is in de zin van de Ziekenfondswet ten aanzien van de te zijnen laste blijvende ziektekosten van zijn medebetrokkenen.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 02-06-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

  • 1 Indien de inkomsten van betrokkene meer bedragen dan de helft van de totale inkomsten van alle leden van diens huishouden worden als medebetrokkene in de zin van dit besluit aangemerkt:

    • a. een eigen kind, stiefkind, pleegkind of aanbehuwd kind dat behoort tot het huishouden van betrokkene;

    • b. de overige leden van het huishouden van betrokkene, voor zover zij geen eigen inkomsten genieten die meer bedragen dan tweemaal de algemene heffingskorting, bedoeld in artikel 8.10, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001.

  • 2 Als medebetrokkene wordt niet aangemerkt degene die:

    • a. niet in voldoende mate verzekerd is tegen het risico van ziektekosten;

    • b. zelfstandig verplicht verzekerd of medeverzekerd is in de zin van de Ziekenfondswet;

    • c. zelfstandig aanspraak ontleent aan deze of een overeenkomstige regeling, dan wel direct deelneemt aan een publiekrechtelijke ziektekostenregeling voor ambtenaren.

  • 3 Een uitkering krachtens de Algemene Ouderdomswet is geen inkomsten als bedoeld in het eerste lid, onder b.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 02-06-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

  • 1 Voor het verlenen van een tegemoetkoming kunnen in aanmerking worden gebracht de in artikel 1 bedoelde kosten die betrokkene als zodanig heeft gemaakt en die betrekking hebben op een aaneengesloten tijdvak van 12 maanden.

  • 5 Indien de betrokkene voor zichzelf en zijn medebetrokkenen een ziektekostenverzekering heeft afgesloten waarvoor de premie bestaat uit een totaalbedrag voor alle verzekerden tezamen, waarbij de premie niet tot de individuele verzekerden herleid kan worden, worden de premies voor de betrokkene en diens medebetrokkenen bepaald door het totaalbedrag te vermenigvuldigen met een breuk.

  • 6 Bij de in het vijfde lid genoemde breuk is de noemer gelijk aan het aantal gezinsleden, met dien verstande dat de medebetrokkenen, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel a, voor de helft meetellen.

  • 8 Op het bedrag dat voor tegemoetkoming in aanmerking kan worden gebracht wordt in mindering gebracht een door het Rijk of door derden toegekende of toe te kennen tegemoetkoming in ziektekosten.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 02-06-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

  • 2 In geval van overlijden van de betrokkene binnen een jaar na het verstrijken van een tijdvak als bedoeld in artikel 7, eerste lid, waarover krachtens deze regeling een tegemoetkoming is verleend, kunnen de ziektekosten met betrekking tot het tijdvak gelegen tussen het einde van evenbedoeld tijdvak en de datum van overlijden eveneens voor het verlenen van een tegemoetkoming aan diens nagelaten betrekkingen in aanmerking worden gebracht.

  • 3 Degene die na ontslag in verband met de privatisering van een overheidsdienst waarbij hij werkzaam was niet langer betrokkene is kan de te zijnen laste blijvende ziektekosten met betrekking tot het aaneengesloten tijdvak dat korter is dan twaalf kalendermaanden en eindigt vóór de datum van ontslag, voor het verlenen van een tegemoetkoming in aanmerking brengen.

  • 4 De aanvraag om toekenning van de tegemoetkoming geschiedt binnen drie maanden na het einde van het tijdvak, waarop zij betrekking heeft of, in geval van overlijden van betrokkene, binnen zes maanden.

  • 5 Een beschikking op de aanvraag wordt gegeven binnen zestien weken na ontvangst van de aanvraag. Indien een beschikking niet binnen de termijn van zestien weken kan worden gegeven, wordt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis gesteld onder opgave van redenen en onder vermelding van de termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien. Deze termijn bedraagt ten hoogste acht weken.

  • 6 De aanvraag wordt niet in behandeling genomen indien de betrokkene niet tevens heeft verklaard ermee in te stemmen, dat allen, die daarvoor naar het oordeel van Onze Minister in aanmerking komen, omtrent zijn omstandigheden alle inlichtingen geven, welke voor de uitvoering van dit besluit noodzakelijk zijn.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 02-06-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

  • 1 De tegemoetkoming, bedoeld in artikel 1, wordt aan de betrokkene verleend voor zover de te zijnen laste blijvende ziektekosten hoger zijn dan het drempelbedrag. Dit drempelbedrag is gelijk aan de som van de volgende bedragen:

    • a. een bedrag dat overeenkomt met het werknemersdeel van de ziekenfondspremie, berekend over het inkomen van betrokkene op basis van de procentuele ziekenfondspremie zoals deze is vastgelegd ingevolge artikel 15 van de Ziekenfondswet;

    • b. een bedrag dat overeenkomt met het effect van de fiscale bijtelling van het werkgeversdeel van de procentuele ziekenfondspremie zoals deze is vastgesteld ingevolge artikel 15 van de Ziekenfondswet, berekend over het inkomen van de betrokkene;

    • c. een bedrag dat overeenkomt met de nominale premie ingevolge artikel 17 van de Ziekenfondswet voor betrokkene en zijn medebetrokkenen.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 02-06-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

  • 1 Voor de vaststelling van de norm, bedoeld in artikel 9, wordt uitgegaan van

    • a. de gemiddelde procentuele premie en de gemiddelde nominale premie die gelden over het tijdvak, bedoeld in artikel 7, eerste lid;

    • b. de inkomsten die betrokkene heeft genoten in het kalenderjaar waarin de eerste maand valt van het tijdvak, bedoeld in artikel 7, eerste lid.

  • 2 Indien betrokkene niet gedurende het gehele kalenderjaar als zodanig kan worden aangemerkt, of indien in dat kalenderjaar of in de loop van het tijdvak, bedoeld in artikel 7, eerste lid, de inkomsten van betrokkene uit of in verband met arbeid een verlaging hebben ondergaan als gevolg van de daling van een uitkeringspercentage of als gevolg van een wijziging in de aard of het karakter van bedoelde inkomsten, wordt uitgegaan van zijn inkomsten, genoten in dat tijdvak.

  • 3 Voor zover een aanvraag om een tegemoetkoming betrekking heeft op het tijdvak, bedoeld in artikel 8, tweede respectievelijk derde lid, wordt voor de vaststelling van de norm, bedoeld in artikel 9, uitgegaan van:

    • a. de gemiddelde procentuele premie en de gemiddelde nominale premie naar rato die gelden over het tijdvak, bedoeld in artikel 8, tweede respectievelijk derde lid;

    • b. de inkomsten die betrokkene heeft genoten in het tijdvak, bedoeld in artikel 8, tweede respectievelijk derde lid.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 02-06-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

  • 1 Behoudens het bepaalde in de volgende leden komen de kosten van de tegemoetkomingen ingevolge dit besluit ten laste van hoofdstuk VII van de Rijksbegroting.

  • 2 De kosten van tegemoetkomingen verleend aan betrokkenen, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, komen voor rekening van het hoofdstuk van de Rijksbegroting, ten laste waarvan de bezoldiging van betrokkenen in het door hen gekozen tijdvak kwam.

  • 4 Bij de aanwijzing, bedoeld in artikel 4, tweede lid, kan Onze Minister bepalen dat de kosten van tegemoetkomingen verleend aan betrokkenen als bedoeld in artikel 4, tweede lid, voor rekening komen van de instelling waar de betrokkenen in dienst zijn.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 02-06-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Onze Minister kan omtrent het bepaalde in de artikelen 2, onderdeel b, 7, eerste lid, onderdeel b, en 9, eerste lid, onderdeel c, van dit besluit nadere regels stellen.

Van de bevoegdheid tot het stellen van deze regels met een sterk technisch karakter kan Onze Minister mandaat verlenen.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 02-06-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]

Deze regeling wordt aangehaald als: de Regeling ziektekostenvoorziening rijkspersoneel.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 5 juli 1997

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

J. M. M. Ritzen

De Staatssecretaris van Defensie,

J. C. Gmelich Meijling

Uitgegeven negentiende augustus 1997

De Minister van Justitie a.i.,

H. F. Dijkstal