Regeling verbod handel met bepaalde stoffen behandelde dieren en producten

[Regeling vervallen per 01-01-2013.]
Geraadpleegd op 05-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2005 en zichtdatum 08-12-2005.
Geldend van 02-10-2003 t/m 09-08-2005

Regeling verbod handel met bepaalde stoffen behandelde dieren en producten

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Gelet op richtlijn nr. 96/22/EG van de Raad van de Europese Unie van 29 april 1996 betreffende het verbod op het gebruik, in de veehouderij, van bepaalde stoffen met hormonale werking en van bepaalde stoffen met thyreostatische werking, alsmede van b-agonisten en tot intrekking van de richtlijnen 81/602/EEG, 88/146/EEG en 88/299/EEG (PbEG L 125), op richtlijn nr. 96/23/EG van de Raad van de Europese Unie van 29 april 1996 inzake controlemaatregelen ten aanzien van bepaalde stoffen en residuen daarvan in levende dieren en in produkten daarvan en tot intrekking van de Richtlijnen 85/358/EEG en 86/469/EEG en de Beschikkingen 89/187/EEG en 91/664/EEG (PbEG L 125), alsmede op de artikelen 19 en 23 van de Landbouwwet;

Besluit:

Paragraaf 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

In deze regeling en de daarop gebaseerde bepalingen wordt verstaan onder:

a. richtlijn 96/22/EG:

richtlijn van de Raad van de Europese Unie van 29 april 1996 betreffende het verbod op het gebruik, in de veehouderij, van bepaalde stoffen met hormonale werking en van bepaalde stoffen met thyreostatische werking, alsmede van b-agonisten en tot intrekking van de richtlijnen 81/602/EEG, 88/146/EEG en 88/299/EEG (PbEG L 125);

b. richtlijn 96/23/EG:

richtlijn van de Raad van de Europese Unie van 29 april 1996 inzake controlemaatregelen ten aanzien van bepaalde stoffen en residuen daarvan in levende dieren en in produkten daarvan en tot intrekking van de Richtlijnen 85/358/EEG en 86/469/EEG en de Beschikkingen 89/187/EEG en 91/664/EEG (PbEG L 125);

c. verordening (EEG) nr. 2377/90:

verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1990 houdende een communautaire procedure tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEG L 224);

d. communautaire regelgeving:

verordening, richtlijn of beschikking als bedoeld in artikel 189 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische gemeenschap (Trb. 1957, 91), ter zake van het in de handel brengen van diergeneesmiddelen en de daarmee verband houdende onderwerpen;

e. landbouwhuisdieren:

als huisdier gehouden runderen, varkens, schapen, geiten, eenhoevigen, pluimvee en tamme konijnen, alsook wilde dieren van genoemde soorten en wilde herkauwers, voorzover zij op een bedrijf worden gehouden;

f. aquicultuurdieren:

levende vissen en schaal- en weekdieren die afkomstig zijn van een bedrijf, met inbegrip van voor een bedrijf bestemde dieren die oorspronkelijk in het wild leefden;

g. in de handel brengen:

voorhanden of in voorraad hebben, slachten, be- of verwerken, ge- en verbruiken, vervoeren, aanvoeren, ontvangen, afleveren, te koop aanbieden, kopen of vervreemden;

h. minister:

Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

i. werkzaamheden:

werkzaamheden, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdelen a, b en d;.

j. uur:

spanne tijd van een uur, of enkel gedeelte daarvan, dat besteed is of zou zijn aan werkzaamheden, met uitzondering van de reistijd.

Paragraaf 2. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 De minister draagt ter uitvoering van richtlijn 96/22/EG en richtlijn 96/23/EG de aan hem in artikel 19 van de Landbouwwet toegekende bevoegdheden over aan het bestuur van het Produktschap voor Vee en Vlees, het bestuur van het Produktschap voor Pluimvee en Eieren en het bestuur van het Produktschap Vis voor wat betreft het stellen van regelen met betrekking tot:

    • a. een verbod om landbouwhuisdieren en aquicultuurdieren waaraan op enigerlei wijze stoffen met thyreostatische, oestrogene, androgene of gestagene werking alsmede ß- agonisten zijn toegediend, in de handel te brengen, behalve wanneer de dieren zijn behandeld overeenkomstig bij of krachtens de Diergeneesmiddelenwet gestelde regels dan wel overeenkomstig artikel 4, eerste lid, onder officieel toezicht zijn geplaatst;

    • b. een verbod om landbouwhuisdieren of aquicultuurdieren waaraan op enigerlei wijze farmacologisch werkzame substanties als bedoeld in bijlage IV bij verordening (EEG) nr. 2377/90 zijn toegediend in de handel te brengen, tenzij de dieren overeenkomstig artikel 4, eerste lid, onder officieel toezicht zijn geplaatst;

    • c. een verbod om verwerkte producten of vlees van dieren als bedoeld in de onderdelen a en b in de handel te brengen, behalve wanneer de dieren, bedoeld in onderdeel a, zijn behandeld overeenkomstig bij of krachtens de Diergeneesmiddelenwet gestelde regels.

  • 2 Ter uitvoering van richtlijn 96/22/EG en richtlijn 96/23/EG draagt de minister de aan hem in artikel 19 van de Landbouwwet toegekende bevoegdheden over aan het bestuur van het Produktschap voor Vee en Vlees en het bestuur van het Produktschap voor Pluimvee voor wat betreft het stellen van regelen met betrekking tot:

    • a. maatregelen ter zelfcontrole als bedoeld in artikel 9 van richtlijn 96/23/EG;

    • b. het uitoefenen van kwaliteitstoezicht door de verschillende betrokken sectoren als bedoeld in artikel 9, onderdeel B, van richtlijn 96/23/EG;

    • c. het aanwijzen van instellingen die belast zijn met het verrichten van kwaliteitscontroles in de verschillende sectoren.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 Voorzover niet bij een door de minister goedgekeurde verordening van een productschap is voorzien in regelen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, is het verboden:

    • a. landbouwhuisdieren of aquicultuurdieren waaraan op enigerlei wijze stoffen met thyreostatische, oestrogene, androgene of gestagene werking alsmede ß- agonisten zijn toegediend, in de handel te brengen;

    • b. landbouwhuisdieren of aquicultuurdieren waaraan op enigerlei wijze farmacologisch werkzame substanties als bedoeld in bijlage IV bij verordening (EEG) nr. 2377/90 zijn toegediend in de handel te brengen;

    • c. verwerkte producten of vlees van dieren als bedoeld in de onderdelen a en b in de handel te brengen.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op dieren als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en verwerkte producten of vlees van die dieren, indien de dieren zijn behandeld overeenkomstig bij of krachtens de Diergeneesmiddelenwet gestelde regels.

  • 3 Het verbod, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a of b, geldt niet voorzover de dieren overeenkomstig artikel 4, eerste lid, onder officieel toezicht zijn geplaatst.

Paragraaf 3. Administratieve maatregelen

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 Indien op een bedrijf de aanwezigheid wordt geconstateerd van diergeneesmiddelen of substanties die ingevolge de communautaire regelgeving niet aan landbouwhuisdieren of aquicultuurdieren mogen worden toegediend alsmede indien in monsters residuen worden aangetroffen van dergelijke stoffen, wordt het betrokken bedrijf onder officieel toezicht van de minister geplaatst.

  • 2 Dieren van een bedrijf als bedoeld in het eerste lid worden gemerkt of geïdentificeerd en mogen, zolang het onderzoek niet is afgerond, het bedrijf slechts onder officieel toezicht van de minister verlaten of aan een andere persoon worden overgedragen.

  • 3 De eigenaar of houder van dieren is verplicht te gedogen dat op of aan die dieren een merk als bedoeld in het tweede lid wordt aangebracht.

  • 4 Het is verboden de op grond van deze regeling aangebrachte merken geheel of gedeeltelijk te verwijderen, te veranderen, onleesbaar te maken, dan wel andere handelingen te verrichten waardoor die merken niet meer geschikt zijn ter identificatie van de betrokken dieren.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 Indien blijkt dat in landbouwhuisdieren of aquicultuurdieren aangetroffen residuen van diergeneesmiddelen de voor die middelen toegestane maxima overschrijden, kan de minister alle maatregelen nemen die met het oog op de volksgezondheid noodzakelijk zijn.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde maatregelen kunnen in ieder geval inhouden dat de desbetreffende dieren of producten van die dieren het betrokken bedrijf niet mogen verlaten zolang het onderzoek naar de redenen van de overschrijding niet is afgerond.

  • 3 Wanneer het onderzoek, bedoeld in artikel 18 van richtlijn 96/23/EG, de juistheid van het vermoeden bevestigt worden de kosten van de analyses van de monsters door de minister in rekening gebracht bij de eigenaar of houder van de bemonsterde dieren.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 Indien in een monster residuen van diergeneesmiddelen of substanties die niet aan landbouwhuisdieren of aquicultuurdieren mogen worden toegediend, worden aangetroffen, worden de kosten van onderzoeken als bedoeld in artikel 16 van richtlijn 96/23/EG in rekening gebracht door de minister bij de eigenaar of houder van de bemonsterde dieren dan wel van de dieren, waarvan de bemonsterde producten afkomstig zijn.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde kosten hebben betrekking op:

    • a. het onderzoek naar de redenen voor de aanwezigheid van residuen in de onderzochte monsters op enig bedrijf waar de bemonsterde dieren of producten van afkomstig zijn of zijn;

    • b. het nemen van monsters;

    • c. de analyse van de genomen monsters;

    • d. overige onderzoeken.

  • 3 De kosten, bedoeld in het eerste lid, zijn, in voorkomend geval, opgebouwd uit de volgende componenten:

    • a. de laboratoriumkosten;

    • b. de met de analyse van de monsters gemoeide verzendkosten;

    • c. de administratiekosten;

    • d. de verblijfskosten van de bij de werkzaamheden betrokkenen;

    • e. de reiskosten van de bij de werkzaamheden betrokkenen;

    • f. een bedrag per uur per met de werkzaamheden belaste persoon van de Algemene Inspectiedienst;

    • g. overige kosten die verband houden met de werkzaamheden.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

De analyse van een monster dient op kosten van ongelijk te worden bevestigd door een nationaal referentie-laboratorium als bedoeld in artikel 15, tweede lid, van richtlijn 96/23/EG, indien de uitkomst wordt aangevochten op basis van een analyse op tegenspraak.

Paragraaf 4. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 Wijzigingen van één of meer onderdelen van richtlijn 96/22/EG en richtlijn 96/23/EG treden voor de toepassing van de artikelen van deze regeling, waarin naar die onderdelen van de bedoelde richtlijnen wordt verwezen, in werking met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een eerder of een ander aan die richtlijn ontleend tijdstip wordt vastgesteld.

  • 2 De minister doet van een wijzigingsrichtlijn als bedoeld in het eerste lid mededeling aan de Staatscourant.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de publicatie van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling verbod handel met bepaalde stoffen behandelde dieren en producten.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 9 juli 1997

De

Minister

van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J.J. van Aartsen