Op grond van artikel 15, lid 1, onderdeel e van de Wet op belastingen van rechtsverkeer
jo artikel 5 van het Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer (het Besluit)
kan de omzetting van een persoonlijke onderneming (waaronder mede wordt verstaan de
onderneming bestaande in een deelgerechtigdheid in een maatschap, vennootschap onder
firma of commanditaire vennootschap) in een naamloze of besloten vennootschap zijn
vrijgesteld van overdrachtsbelasting.
Artikel 5, lid 4 van het Besluit bepaalt dat de belasting die niet is geheven ter
zake van de omzetting alsnog verschuldigd is, indien de onderneming niet gedurende
een periode van ten minste drie jaren na de omzetting door de naamloze of besloten
vennootschap wordt voortgezet.
Artikel 5, lid 6 van het Besluit bepaalt dat het vierde lid buiten toepassing blijft
in geval van vervreemding in het kader van een fusie als bedoeld in artikel 5a dan
wel een interne reorganisatie als bedoeld in artikel 5b van het Besluit.
In aanvulling op artikel 5, lid 6 keur ik – mede gelet op doel en strekking van de
onderwerpelijke vrijstelling – met toepassing van artikel 63 van de Algemene wet inzake
rijksbelastingen goed dat het vierde lid eveneens buiten toepassing blijft indien
binnen drie jaren na de omzetting de gehele omgezette onderneming exclusief de onroerende
zaken wordt overgedragen aan een dochtervennootschap. Onder een dochtervennootschap
wordt in dit verband verstaan een vennootschap waarvan alle of nagenoeg alle aandelen
onmiddellijk of middellijk in bezit zijn van de overdragende vennootschap.
De belasting die door toepassing van artikel 15, lid 1, onderdeel e niet is geheven
ter zake van de omzetting, is alsnog verschuldigd indien de onderneming niet gedurende
een periode van ten minste drie jaren na de omzetting binnen het concern wordt voortgezet.
De toepassing van dit hardheidsclausulebeleid vindt plaats door de Belastingdienst/Registratie
en successie.
Het vorenstaande geldt met terugwerkende kracht tot en met 31 maart 1995, 18.00 uur.