II. Voorschriften
[Regeling vervallen per 01-01-2008]
2. Amalgaamafscheider
[Regeling vervallen per 01-01-2008]
2.1. Algemeen
[Regeling vervallen per 01-01-2008]
2.1.1 Bedrijfsafvalwater dat amalgaam bevat, wordt via een amalgaamafscheider in een
riolering gebracht.
2.1.2 De door de leverancier aangegeven maximale doorstroomsnelheid wordt daarbij
niet overschreden.
2.1.3
1. Een amalgaamafscheider heeft een afscheidingsrendement van ten minste 95%, blijkens
een voor het type waartoe hij behoort afgegeven testcertificaat.
2. Onze Minister kan in de Staatscourant kennisgeven dat voor daarbij aangegeven typen
amalgaamafscheiders een testcertificaat is afgegeven, waaruit blijkt dat het afscheidingsrendement
ten minste 95% bedraagt.
2.1.4
1. Het afscheidingsrendement van een type amalgaamafscheider dient bepaald te worden
via de door Onze Minister bij ministeriële regeling vastgestelde methode.
2. Het afscheidingsrendement van een type amalgaamafscheider kan ook worden bepaald
volgens een methode die gelijkwaardig is aan de door Onze Minister ingevolge het eerste
lid vastgestelde methode. Onze Minister kan bij ministeriële regeling methoden aanwijzen
die in ieder geval gelijkwaardig zijn aan de door hem ingevolge het eerste lid vastgestelde
methode.
2.2 . Plaatsing en aansluiting van de amalgaamafscheider
[Regeling vervallen per 01-01-2008]
2.2.1 Een amalgaamafscheider wordt zodanig geïnstalleerd, dat het amalgaam uit het
bedrijfsafvalwater wordt verwijderd, vóór vermenging met ander bedrijfsafvalwater
uit de tandartspraktijk.
2.2.2 Bij een combinatie-opstelling wordt één amalgaamafscheider geplaatst en aangesloten
gezien vanuit de behandelstoel zo dicht als mogelijk voor het aansluitingspunt van
de gezamenlijke afvoerleiding van het spittoon en het separatievat op de bedrijfsriolering.
2.2.3 Bij een separate of 12-uursopstelling worden twee amalgaamafscheiders geplaatst,
tenzij beide afvoeren minder dan 2 meter van het separatievat bij elkaar komen. In
het laatste geval kan met de plaatsing van één amalgaamafscheider worden volstaan.
Deze amalgaamafscheider wordt, gezien vanuit de behandelstoel, zo dicht als mogelijk
achter het punt waar beide afvoeren bij elkaar komen geplaatst, bij voorkeur onder
het afzuigsysteem.
2.2.4 Bij plaatsing van een amalgaamafscheider met een sedimenteersysteem of een amalgaamafscheider
met een centrifugeersysteem dat niet is voorzien van een opvoerpompje, is het verval
in de afvoerleidingen ten minste zodanig dat daarin een goede doorstroming wordt gerealiseerd,
en ten hoogste 25 graden.
2.2.5 Voordat een amalgaamafscheider wordt geplaatst in een bestaande opstelling wordt
alle in de bedrijfsriolering aanwezige amalgaamslib verwijderd. Dit gebeurt uitsluitend
door:
-
a. de amalgaamslibhoudende buis te vernieuwen vanaf de aansluiting van het lucht-water-separeersysteem
of de vloerbox op de bedrijfsriolering tot aan de aansluiting van de bedrijfsriolering
op de voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater,
-
b. de bedrijfsriolering leeg te zuigen over de in onderdeel a aangegeven afstand, of
-
c. de leidingen door te spoelen nadat de aansluiting van de bedrijfsriolering op de voorziening
voor de inzameling en het transport van afvalwater is afgesloten.
2.2.6 Een amalgaamafscheider met een sedimenteersysteem wordt zo dikwijls als voor
een goede werking ervan noodzakelijk is, maar ten minste jaarlijks in zijn geheel
vervangen door een gereinigd exemplaar.
2.2.7 Een amalgaamafscheider met een centrifugeersysteem wordt zo dikwijls als voor
een goede werking daarvan noodzakelijk is, maar ten minste jaarlijks volgens de fabrieksvoorschriften
onderhouden.
2.2.8 Degene die de inrichting drijft, bewaart de door de inzamelaar van het ingezamelde
amalgaamslib afgegeven afgiftebon ten minste tot drie jaar na de datum van afgifte.
3. Afvalstoffen
[Regeling vervallen per 01-01-2008]
3.1. Algemeen
[Regeling vervallen per 01-01-2008]
3.1.1 Het bewaren of bezigen van afvalstoffen mag geen geurhinder of verontreiniging
van de bodem veroorzaken.
3.1.2 Medisch afval wordt separaat opgeslagen en op milieuhygiënisch verantwoorde
wijze afgevoerd.
3.2. Bedrijfsafvalwater
[Regeling vervallen per 01-01-2008]
3.2.1 Bedrijfsafvalwater dat:
-
a. grove of snel bezinkende bedrijfsafvalstoffen bevat,
-
b. bedrijfsafvalstoffen bevat, die door versnijdende of vermalende apparatuur zijn versneden
of vermalen of waarvan kan worden voorkomen dat ze in het bedrijfsafvalwater terecht
komen,
-
c. een gevaarlijke afvalstof is, waarvan kan worden voorkomen dat deze in de bedrijfsriolering
terecht komt, of
-
d. stankoverlast buiten de inrichting veroorzaakt,
wordt niet in een riolering gebracht.
3.2.2
1. Bedrijfsafvalwater wordt overigens slechts in een openbaar riool gebracht, indien
door de samenstelling, eigenschappen of hoeveelheid ervan:
-
a. de doelmatige werking niet wordt belemmerd van een openbaar riool, een door een bestuursorgaan
beheerd zuiveringstechnisch werk, of de bij een zodanig openbaar riool of zuiveringstechnisch
werk behorende apparatuur,
-
b. de verwerking niet wordt belemmerd van slib, verwijderd uit een openbaar riool of
een door een bestuursorgaan beheerd zuiveringstechnisch werk, en
-
c. de nadelige gevolgen voor de kwaliteit van het oppervlaktewater zoveel mogelijk worden
beperkt.
2. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen met betrekking tot de samenstelling,
eigenschappen of hoeveelheid van bedrijfsafvalwater dat in een openbaar riool wordt
gebracht met het oog op de doelmatige werking, bedoeld in het eerste lid, onder a, de verwerking, bedoeld in het eerste lid, onder b, en de kwaliteit van het oppervlaktewater, bedoeld in het eerste lid, onder c.
3. Met betrekking tot bedrijfsafvalwater dat wordt gebracht in een andere voorziening
voor de inzameling en het transport van afvalwater zijn het eerste en tweede lid van
overeenkomstige toepassing.
3.2.3 Bedrijfsafvalwater dat gips bevat, wordt door een bezinkingsinstallatie met
voldoende capaciteit geleid voordat het in de bedrijfsriolering wordt gebracht.
3.2.4
1. Een bezinkingsinstallatie, als bedoeld in voorschrift 3.2.3, verkeert in goede
staat van onderhoud. Zij wordt zo vaak geleegd als nodig om te voorkomen dat bezinksel
in de bedrijfsriolering meespoelt.
2. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen met betrekking tot de frequentie van
het legen.
3.2.5 Bedrijfsafvalwater dat fotografische vloeistoffen bevat, vrijgekomen anders
dan bij het spoelen van foto's, wordt niet in een riolering gebracht.
4. Geluidhinder
[Regeling vervallen per 01-01-2008]
4.1 1. Het equivalente geluidsniveau (LAeq), veroorzaakt door de in de tandartspraktijk
aanwezige toestellen en installaties, alsmede door de in de tandartspraktijk verrichte
werkzaamheden, mag ter plaatse van woningen van derden, andere geluidgevoelige bestemmingen
en voor zover binnen 50 meter van de inrichting geen woningen van derden of andere
geluidgevoelige bestemmingen aanwezig zijn – op enig punt 50 meter van de inrichting
niet meer bedragen dan het referentieniveau ter plaatse, met dien verstande dat:
-
a. het equivalente geluidsniveau (LAeq) niet meer mag bedragen dan:
50 dB(A) tussen 07.00 en 19.00 uur;
45 dB(A) tussen 19.00 en 23.00 uur;
40 dB(A) tussen 23.00 en 07.00 uur;
-
b. het equivalente geluidsniveau (LAeq) niet minder behoeft te bedragen dan:
40 dB(A) tussen 07.00 en 19.00 uur;
35 dB(A) tussen 19.00 en 23.00 uur;
30 dB(A) tussen 23.00 en 07.00 uur.
2. Als er een tandartspraktijk in werking is, mag dat er niet toe leiden dat het geluidsniveau
dat is voorgeschreven voor het overige deel van de inrichting, wordt overschreden.
4.2 1. In afwijking van voorschrift 4.1 mag voor inrichtingen, die reeds zijn opgericht
vóór het tijdstip waarop dit besluit op die inrichting van toepassing wordt, het equivalente
geluidsniveau (LAeq) niet meer bedragen dan:
55 dB(A) tussen 07.00 en 19.00 uur,
50 dB(A) tussen 19.00 en 23.00 uur,
45 dB(A) tussen 23.00 en 07.00 uur,
met dien verstande dat, indien ten behoeve van die inrichting een vergunning is verleend
het equivalente geluidsniveau (LAeq) niet hoger mag zijn dan de waarde, die is vastgelegd
in de voor die inrichting verleende vergunning of die met de in die vergunning verlangde
akoestische voorzieningen en in acht te nemen gedragsregels wordt bereikt. Dit geldt
niet voor zover dat equivalente niveau (LAeq) hoger is dan de waarde vermeld in de
aanhef van dit voorschrift of lager is dan de waarde vastgelegd in voorschrift 4.1,
onder b.
2. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de toelaatbare equivalente
geluidsniveaus (LAeq) betreffende de inrichting. Dit niveau mag echter niet hoger
zijn dan het equivalente geluidsniveau (LAeq) vermeld in de aanhef van dit voorschrift
en niet lager dan het niveau vastgelegd in voorschrift 4.1, onder b. Bij zodanig te stellen nadere eisen wordt het laagste equivalente geluidsniveau
(LAeq) vastgesteld dat redelijkerwijs kan worden gevergd.
3. Het bepaalde onder 4.1, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
4.3 Indien de tandartspraktijk geheel of gedeeltelijk in- of aanpandig is gelegen
met woningen van derden of met ruimten die deel uitmaken van andere geluidgevoelige
bestemmingen, mag onverminderd de voorschriften 4.1 en 4.2, het equivalente geluidsniveau
(LAeq), veroorzaakt door de in de tandartspraktijk aanwezige toestellen en installaties,
alsmede door de in de tandartspraktijk verrichte werkzaamheden, in een geluidgevoelige
ruimte van de aangrenzende woningen en in geluidgevoelige bestemmingen bovendien niet
meer bedragen dan:
35 dB(A) tussen 07.00 en 19.00 uur;
30 dB(A) tussen 19.00 en 23.00 uur;
25 dB(A) tussen 23.00 en 07.00 uur.
Dit voorschrift geldt niet ten aanzien van woningen en geluidgevoelige bestemmingen,
indien de gebruiker van deze woningen en geluidgevoelige bestemmingen aan degene die
de inrichting drijft, geen toestemming geeft voor het in redelijkheid uitvoeren of
doen uitvoeren van geluidmetingen.
4.4 Controle op of berekening van de in de voorschriften 4.1 tot en met 4.3 vastgelegde
geluidsniveaus geschiedt overeenkomstig de «Handleiding meten en rekenen industrielawaai,
IL-HR-13-01» van maart 1981, uitgegeven door het Ministerie van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Ook de beoordeling van de meetresultaten vindt
overeenkomstig deze handleiding plaats.
4.5 Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de voorzieningen die
binnen de tandartspraktijk moeten worden aangebracht en de gedragsregels die in acht
moeten worden genomen ten einde aan de voorschriften 4.1 tot en met 4.3 te voldoen.
5. Gedragsvoorschrift
[Regeling vervallen per 01-01-2008]
5.1 Degene die de inrichting drijft, treft, mits dat redelijkerwijs van hem kan worden
gevergd, de nodige maatregelen en voorzieningen teneinde de nadelige gevolgen voor
het milieu die de inrichting kan veroorzaken te voorkomen. Voor zover het voorkomen
van deze gevolgen niet mogelijk is, worden zij zoveel mogelijk beperkt en ongedaan
gemaakt, mits dat redelijkerwijs kan worden gevergd.
5.2 Voorschrift 5.1 is van toepassing voor zover de overige voorschriften van dit
besluit niet van toepassing zijn.