Op grond van artikel 15, lid 1, onderdeel e van de Wet op belastingen van rechtsverkeer
juncto artikel 5 van het Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer (het Besluit)
kan de omzetting van een persoonlijke onderneming (waaronder mede wordt verstaan de
onderneming bestaande in een deelgerechtigdheid in een maatschap, vennootschap onder
firma of commanditaire vennootschap) in een naamloze of besloten vennootschap zijn
vrijgesteld van overdrachtsbelasting.
Artikel 5, lid 1 van het Besluit eist dat voor de toepassing van de vrijstelling alle
tot het ondernemingsvermogen behorende activa en passiva van de door een natuurlijk
persoon gedreven onderneming worden ingebracht tegen toekenning van aandelen, waarbij
de oprichter(s) van de vennootschap in het aandelenkapitaal geheel of nagenoeg geheel
in dezelfde verhouding gerechtigd is (zijn) als in het vermogen van de omgezette onderneming.
Op grond van de tekst van die artikelen moet het derhalve gaan om inbreng in een nieuw
op te richten vennootschap (zie ook HR 27 januari 1988, BNB 1988/218).
In de praktijk blijkt echter ook de behoefte te bestaan om een onderneming in te brengen
in een bestaande naamloze of besloten vennootschap.
Ik ben bereid om met toepassing van artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen
(de hardheidsclausule) goed te keuren dat de voormelde vrijstelling van onderdeel
e ook van toepassing kan zijn bij de inbreng van een door een natuurlijke persoon
gedreven onderneming in een bestaancde naamloze of besloten vennootschap.
Aan deze goedkeuring verbind ik de volgende voorwaarden:
-
1. De inbrenger is op het overgangstijdstip en het inbrengtijdstip de enige aandeelhouder
van de bestaande naamloze of besloten vennootschap waarin de onderneming wordt ingebracht.
-
2. Het vervreemdingsverbod van artikel 5, lid 3 van het Besluit strekt zich uit tot alle
aandelen die de inbrenger direct na de inbreng heeft in de naamloze of besloten vennootschap
waarin de onderneming is ingebracht.
Vanzelfsprekend dient te worden voldaan aan de (overige) vereisten van artikel 5 van
het Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer.
De toepassing van dit hardheidsclausulebeleid vindt plaats door de Belastingdienst/Registratie
en successie.
Het kan ook voorkomen dat meer dan één maat of vennoot van een samenwerkingsverband
hun aandelen daarin in een en dezelfde bestaande naamloze of besloten vennootschap
wensen in te brengen. Verzoeken inzake een dergelijke inbreng worden op het ministerie
behandeld.
Het vorenstaande geldt vanaf de datum van dit besluit.