Wet sociale werkvoorziening

Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2012. Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 24-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2019 en zichtdatum 01-01-2019.
Geldend van 01-07-2015 t/m heden

Wet van 11 september 1997, houdende nieuwe regeling inzake de sociale werkvoorziening (Wet sociale werkvoorziening)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is nieuwe regels te stellen inzake de sociale werkvoorziening, onder meer inzake de doelgroep, de indicatiestelling, voorzieningen voor begeleid werken, de rechtspositie van de werknemers en de bekostiging;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

Artikel 1

  • 1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    arbeidshandicap: het vanwege lichamelijke, verstandelijke of psychische beperkingen verminderd vermogen om arbeid te verrichten;

    arbeidshandicapcategorie: een groep van tot de doelgroep behorende personen, die in dezelfde orde arbeidsgehandicapt is;

    college: college van burgemeester en wethouders;

    dienstbetrekking: een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 610, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;

    doelgroep: personen, die nog niet de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, hebben bereikt en die door lichamelijke, verstandelijke of psychische beperkingen uitsluitend onder aangepaste omstandigheden tot regelmatige arbeid in staat zijn;

    geïndiceerd: blijkens een indicatiebeschikking of herindicatiebeschikking als bedoeld in artikel 11 tot de doelgroep behoren en op de dag voor inwerkingtreding van artikel II, onderdeel A, van de Invoeringswet Participatiewet een dienstbetrekking hebben als bedoeld in artikel 2, eerste lid, of artikel 7;

    gerealiseerd arbeidsjaar: het equivalent van een dienstbetrekking op basis van een volledige werkweek die het gehele kalenderjaar is vervuld door een geïndiceerde ingezetene of een daarmee gelijkgestelde, gebaseerd op het gemiddelde van de twaalf eindemaandsstanden;

    Onze Minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

    Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

    werknemer: de geïndiceerde die een dienstbetrekking heeft als bedoeld in artikel 2, eerste lid, of artikel 7.

  • 3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld voor de bepaling van de doelgroep en de arbeidshandicapcategorieën.

Hoofdstuk 2. De gemeentelijke sociale werkvoorziening

Artikel 2

  • 1 Het college kan aan een ingezetene die geïndiceerd is een dienstbetrekking aanbieden voor het verrichten van arbeid onder aangepaste omstandigheden.

  • 2 Het college kan een privaatrechtelijke rechtspersoon aanwijzen ten behoeve van de uitvoering van deze wet. Het college regelt in het aanwijzingsbesluit de inhoud van de rechtsbetrekking tussen zichzelf en de betrokken rechtspersoon.

  • 3 De gemeenteraad stelt bij verordening regels over de wijze waarop de ingezetenen die geïndiceerd zijn of hun vertegenwoordigers worden betrokken bij de uitvoering van deze wet, waarbij in ieder geval wordt geregeld de wijze waarop:

    • a. periodiek overleg wordt gevoerd met deze ingezetenen of hun vertegenwoordigers;

    • b. deze ingezetenen of vertegenwoordigers onderwerpen voor de agenda van dit overleg kunnen aanmelden;

    • c. zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie.

Artikel 3

  • 1 De arbeid, bedoeld in artikel 2, eerste lid, is gericht op het behouden dan wel het bevorderen van de arbeidsbekwaamheid van de werknemer mede met het oog op het kunnen gaan verrichten van arbeid onder normale omstandigheden.

  • 2 Bij de aanpassing van de omstandigheden, bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt rekening gehouden met het advies ter zake dat in de indicatiebeschikking of herindicatiebeschikking is opgenomen.

Artikel 4

Het college bevordert de inschakeling in het arbeidsproces van de werknemers van wie bij herindicatiebeschikking is vastgesteld dat zij in staat zijn om arbeid te verrichten onder normale omstandigheden. Het college werkt hierbij samen met het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

Artikel 5

Het college bedingt voor de door zijn werknemer verrichte arbeid dan wel voor ten gevolge van zijn arbeid geleverde goederen of diensten een vergoeding, die de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord mag beïnvloeden.

Artikel 6

  • 1 De werknemer is verplicht mee te werken aan het behoud dan wel het bevorderen van zijn arbeidsbekwaamheid en aan het verkrijgen van arbeid onder normale omstandigheden, voor zover hij daartoe in staat wordt geacht.

  • 2 Zo nodig in afwijking van artikel 670 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek zegt het college uit eigen beweging de dienstbetrekking op, indien:

    • a. zijn werknemer niet meewerkt aan een herindicatie overeenkomstig de daaromtrent bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gestelde regels;

    • b. zijn werknemer blijkens een onaantastbaar geworden herindicatiebeschikking niet langer tot de doelgroep behoort, en wel zodra voor hem een alternatieve opvangmogelijkheid feitelijk beschikbaar is of door zijn toedoen niet beschikbaar komt, dan wel zodra hij een aanbod tot passende arbeid onder normale omstandigheden heeft geweigerd;

    • c. zijn werknemer niet voldoet aan het eerste lid.

Hoofdstuk 3. Subsidieverstrekking door de gemeente

Artikel 7

  • 1 Indien een werkgever met een ingezetene die geïndiceerd is een dienstbetrekking voor het verrichten van arbeid onder aangepaste omstandigheden aangaat, en de inpassing in de arbeid van betrokkene, met inbegrip van begeleiding op zijn werkplek, adequaat wordt verzorgd kan het college:

    • a. aan de werkgever een subsidie verstrekken; en

    • b. aan de begeleidingsorganisatie een vergoeding verstrekken voor de noodzakelijke kosten van arbeidsinpassing met inbegrip van de begeleiding van de geïndiceerde op zijn werkplek.

  • 2 Een periodieke subsidie op grond van dit artikel wordt, in afwijking van artikel 4:32 van de Algemene wet bestuursrecht, verleend zolang de dienstbetrekking duurt en de inpassing in de arbeid van betrokkene, met inbegrip van begeleiding op zijn werkplek, adequaat wordt verzorgd.

  • 3 Zo nodig in afwijking van het tweede lid worden de periodieke subsidie en de periodieke vergoeding voor de noodzakelijke kosten van de begeleiding op de werkplek beëindigd:

    • a. indien de werknemer blijkens een onaantastbaar geworden herindicatiebeschikking niet langer tot de doelgroep behoort, zodra voor hem een alternatieve opvangmogelijkheid feitelijk beschikbaar is of door zijn toedoen niet beschikbaar komt dan wel zodra hij een aanbod tot passende arbeid onder normale omstandigheden heeft geweigerd;

    • b. indien de werknemer niet meewerkt aan een herindicatie overeenkomstig de daaromtrent bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gestelde regels;

    • c. indien de werknemer niet voldoet aan artikel 6, eerste lid.

  • 5 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de toepassing van het eerste lid.

  • 6 De voordracht voor een krachtens het vijfde lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Hoofdstuk 5. De indicatie en het aanbod

Artikel 11

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2005. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verricht op aanvraag van het college periodiek herindicatie van geïndiceerden overeenkomstig de krachtens artikel 6, tweede lid, onderdeel a, gestelde regels en stelt daarbij bij beschikking van geïndiceerden vast:

    • a. of deze behoren tot de doelgroep;

    • b. nadat is vastgesteld dat een geïndiceerde tot de doelgroep behoort:

      • 1°. de geldigheidsduur van de indicatie;

      • 2°. de indeling van de geïndiceerde in één van de arbeidshandicapcategorieën, die bepaald worden door de zwaarte van de aanpassing van de omstandigheden en de productiviteit.

  • 2 Op aanvraag van het college verricht het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, overeenkomstig de krachtens artikel 6, tweede lid, onderdeel a, gestelde regels, herindicatie van de werknemer die de bedongen arbeid gedurende een ononderbroken periode van ten minste 13 weken niet heeft verricht omdat hij in verband met ongeschiktheid ten gevolge van ziekte daartoe verhinderd was en die naar het inzicht van het college duurzaam niet in staat zal zijn tot het verrichten van arbeid onder aangepaste omstandigheden. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing.

  • 3 Een herindicatiebeschikking wordt gegeven binnen zestien weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 4 In afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht beslist het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen binnen zestien weken gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift tegen een indicatiebeschikking of herindicatiebeschikking is verstreken.

  • 5 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de bij of krachtens dit artikel aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen opgedragen taak en de wijze van uitoefening daarvan.

  • 6 De voordracht voor een krachtens het vijfde lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Artikel 12

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2005. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Het college kan de indicatiebeschikking of herindicatiebeschikking van een betrokkene intrekken indien:

    • a. betrokkene passende arbeid in dienstbetrekking onder aangepaste omstandigheden weigert;

    • b. de dienstbetrekking van betrokkene door het college is opgezegd op grond van artikel 6, tweede lid, onderdeel a of c, of door de werkgever, bedoeld in artikel 7, in verband met de toepassing van artikel 7, derde lid, onderdeel b of c, vanaf het moment dat de opzegging rechtens onaantastbaar is;

    • c. de dienstbetrekking van betrokkene door het college of de werkgever, bedoeld in artikel 7, is opgezegd om een dringende reden in de zin van artikel 678 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de werknemer ter zake een verwijt kan worden gemaakt, vanaf het moment dat de opzegging rechtens onaantastbaar is;

    • d. de dienstbetrekking op verzoek van betrokkene is geëindigd; of

    • e. betrokkene niet beschikbaar is om een dienstbetrekking voor het verrichten van arbeid onder aangepaste omstandigheden te aanvaarden.

  • 3 Het college trekt de indicatiebeschikking of herindicatiebeschikking van een betrokkene in op schriftelijk verzoek van de betrokkene aan het college per de datum van dat verzoek.

Hoofdstuk 6. Toezicht en informatie

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2012. Zie het overzicht van wijzigingen]

Artikel 13

[Vervallen per 01-01-2015]

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2005. Zie het overzicht van wijzigingen]

Artikel 14

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2005. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Het college en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verstrekken desgevraagd aan Onze Minister kosteloos alle inlichtingen, die hij nodig heeft voor de informatievoorziening en de beleidsvorming met betrekking tot deze wet.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld voor de inhoud, de wijze van verstrekken en het tijdstip van het verstrekken van de inlichtingen.

Artikel 15

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2005. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Andere colleges, de krachtens artikel 2, tweede lid, aangewezen rechtspersonen en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen zijn bevoegd uit eigen beweging en verplicht op verzoek, kosteloos, aan het college en de krachtens artikel 2, tweede lid, aangewezen rechtspersoon alle gegevens en inlichtingen te verstrekken, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van deze wet.

  • 2 Het college en de krachtens artikel 2, tweede lid, aangewezen rechtspersoon zijn bevoegd uit eigen beweging en verplicht op verzoek uit de administratie aangelegd voor de uitvoering van deze wet kosteloos aan bestuursorganen de gegevens te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de bij of krachtens wet aan deze bestuursorganen opgedragen taken.

  • 3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voor de toepassing van het eerste en tweede lid nadere regels worden gesteld.

  • 4 Een ieder verstrekt desgevraagd aan het college, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de krachtens artikel 2, tweede lid, aangewezen rechtspersoon kosteloos alle gegevens en inlichtingen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van deze wet ten opzichte van hemzelf, hem in wiens dienst dan wel ten behoeve van wie hij werkt of gewerkt heeft of hem die in zijn dienst dan wel te zijnen behoeve werkt of gewerkt heeft.

  • 5 Het college van burgemeester en wethouders, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de krachtens artikel 2, derde lid, aangewezen rechtspersoon gebruiken het burgerservicenummer, bedoeld in artikel 1, onder b, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer, bij de verwerking van persoonsgegevens voor de uitvoering van deze wet, indien dat nodig is voor de uitvoering van deze wet of voor de uitvoering van andere wetten, waarbij gebruik wordt gemaakt van dat burgerservicenummer.

Artikel 15a

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de bij besluit van het college aangewezen ambtenaren.

Hoofdstuk 7. Overgangsbepalingen

Artikel 16

Met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet worden de dienstbetrekkingen, die op de dag voorafgaande aan die datum bestaan krachtens de Wet Sociale Werkvoorziening zoals deze luidde tot die datum en die na die datum voortbestaan, aangemerkt als dienstbetrekking in de zin van deze wet.

Artikel 19

  • 1 Artikel 11, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing op de persoon die op 31 december 1997 een dienstbetrekking heeft krachtens de Wet Sociale Werkvoorziening zoals deze luidde op die datum, indien hij tijdens die dienstbetrekking om een herindicatie verzoekt.

Hoofdstuk 8

Hoofdstuk 9. Slotbepalingen

Artikel 46

Onze Minister zendt na drie jaar na inwerkingtreding van deze wet en vervolgens telkens na vier jaar aan de Staten-Generaal een verslag van de doeltreffendheid en doelmatigheid van deze wet.

Artikel 48

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 11 september 1997

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. P. W. Melkert

Uitgegeven de zestiende oktober 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager