Instelling Stuurgroep ouderen onderzoek

[Regeling vervallen per 31-12-2004.]
Geraadpleegd op 17-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 15-12-1997 en zichtdatum 15-12-1997.
Geldend van 15-12-1997 t/m 30-12-2004

Instelling Stuurgroep ouderen onderzoek

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Overwegende,

dat in het Wetenschapsbudget 1997 is vermeld dat het Kabinet een verdere concentratie en institutionele versterking van het ouderenonderzoek in Nederland wenst en dat daartoe een Stuurgroep en een internationale Task Force zullen worden ingesteld om te onderzoeken welke mogelijkheden daartoe in Nederland aanwezig dan wel te ontwikkelen zijn;

dat de Stuurgroep bij de voorbereiding van haar advies inzake de concentratie en institutionele versterking van het ouderenonderzoek in Nederland de in het Wetenschapsbudget 1997 neergelegde uitgangspunten als richtinggevend dient te nemen, welke uitgangspunten zijn: voortbouwen op reeds bestaand goed onderzoek, bundeling van middelen en capaciteit van universiteiten, NWO, TNO, ZorgOnderzoek Nederland (ZON) en zo mogelijk bedrijfsleven en fondsen.

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Stuurgroep:

de Stuurgroep Ouderenonderzoek Nederland, genoemd in artikel 2.

Task Force:

de internationale groep van buitenlanders door de Stuurgroep op ad hoc basis bij de door de Stuurgroep uit te voeren taken te betrekken.

minister van VWS:

de minister van volksgezondheid, welzijn en sport.

minister van OCenW:

de minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen;

ministers:

de minister van VWS en de minister van OCenW gezamenlijk.

Artikel 2. Instelling

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Er wordt ingesteld een Stuurgroep Ouderenonderzoek Nederland.

Artikel 3. Taak

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

De taken van de Stuurgroep zijn:

  • 1. een verkenning op hoofdpunten van de huidige situatie van het ouderenonderzoek in Nederland en van een beperkt aantal ons omringende landen, die het volgende dient op te leveren:

    • -

      een karakterisering van het ouderenonderzoek, met name de afgrenzing van verwante terreinen van onderzoek en de bij het ouderenonderzoek te betrekken disciplines.

    • -

      een kwalitatieve en kwantitatieve beschrijving van de onderzoekinfrastructuur van het ouderenonderzoek in Nederland met aandacht voor inhoudelijke, organisatorische, bestuurlijke en financiële aspecten, waaronder organisatiestructuren, samenwerkingsverbanden, aanzetten tot instituutsvorming, lacunes en overlap, omvang en budget.

    • -

      een globale beschrijving van de bestaande onderzoekinfrastructuur van het ouderenonderzoek in Engeland, Denemarken, Duitsland en Frankrijk, met name van de organisatorische en financiële aspecten en ‐ voorbeeldsgewijs ‐ van de kwaliteit en innovativiteit van de aldaar gekozen oplossingen.

    • -

      een oordeel over de kwaliteit van het Nederlandse onderzoek op betreffend terrein in relatie tot dat in het buitenland.

  • 2. het doen van aanbevelingen over:

    • -

      verdere concentratie en institutionele versterking van het ouderenonderzoek in Nederland, waaronder gewenste samenwerkingsverbanden/netwerken tussen medische faculteiten onderlingen tussen medische faculteiten en academische ziekenhuizen, maar ook met buitenuniversitaire en buitenlandse onderzoekinstituten.

    • -

      gewenst aantal concentratiekernen en inhoudelijke, organisatorische, bestuurlijke en financiële vormgeving daarvan.

    • -

      wijze waarop leemtes, die een goede kennisinfrastructuur in de weg staan, kunnen worden opgevuld.

    • -

      potentiële gebieden van te verwachten wetenschappelijke doorbraken en hoe deze te bevorderen.

    • -

      eventuele gewenste samenwerkingsverbanden met bedrijfsleven en fondsen.

    • -

      optimale condities voor het bereiken van de verankering van het onderzoek binnen de onderzoekinfrastructuur van universitaire en niet-universitaire onderzoekinstellingen, onder andere het NIH.

    • -

      optimale condities voor het gebruik van de onderzoekresultaten in de praktijk van de gezondheidszorg.

Artikel 4. Werkwijze

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

De Stuurgroep kan individuen of subgroepen vragen om bijdragen op specifieke punten. In elk geval zullen enkele ‐ tenminste drie ‐ door de Stuurgroep te kiezen buitenlanders worden ingeschakeld: de Stuurgroep bepaalt zelf op welk moment en op welke wijze. Deze zogenoemde Task Force dient ook een oordeel te geven over de onderzoekinfrastructuur van het ouderenonderzoek in Nederland op het punt van de inhoudelijke, organisatorische en bestuurlijke vormgeving, alsmede de financiën.

De Stuurgroep regelt binnen het toegewezen budget haar werkwijze naar eigen inzicht en verantwoordt deze in het eindrapport.

De Stuurgroep en de Task Force dienen bij de uitvoering van hun werkzaamheden rekening te houden met:

  • -

    de wens, dat de kern van de analyse zich richt op het aangegeven thema in het Wetenschapsbudget, ’Veroudering en daarmee gepaard gaande ziekten en beperkingen’ met een (bio)medische oriëntatie. Waar relevant dient het psychisch-, sociaal- cultureel en economisch onderzoek in de beschouwing te worden betrokken. Ook de technologie dient op enigerlei wijze te worden meegenomen.

  • -

    de ‐ in het licht van toekomstige ontwikkelingen ‐ te verwachten behoefte aan onderzoek.

Artikel 5. Samenstelling

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

In de Stuurgroep worden benoemd:

  • Tot voorzitter, tevens lid: prof.dr. A. Hofman

  • Tot leden:

    • prof. dr.L. J. Gunning-Schepers

    • prof. dr.A. Struyvenberg

    • prof. dr.S. W. J. Lamberts

    • prof. dr.P. Brakman

    • prof. dr. C. van Weel

    • dr. E.C. Klasen

  • Tot waarnemers:

    • drs. S. A. G. v.d. Linde, namens de minister van VWS

    • drs. J. M. T. Lelij, namens de minister van OCenW

Artikel 6. Secretariaat

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Het secretariaat zal berusten bij het externe adviesbureau Kleisen & Partners en het bureau Medische Wetenschappen van NWO (NWO-MW), met dien verstande dat tot 1 september 1997 de primaire verantwoordelijkheid berust bij het bureau NWO-MW en daarna bij bureau Kleisen & Partners.

Artikel 7. Eindrapport

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

De Stuurgroep brengt haar eindrapport uit aan de ministers van VWS en OCenW op 1 maart 1998.

Zonodig wordt tussentijds met genoemde ministers overleg gevoerd.

Artikel 8. Financiële aspecten

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

  • 1 De voor het functioneren van de Stuurgroep en Task Force noodzakelijke kosten komen elk voor de helft voor rekening van de ministers van VWS (vanaf 1998) en OCenW, overeenkomstig een door genoemde ministers goed te keuren begroting.

  • 2 Ten aanzien van de vergoedingen voor reis- en verblijfkosten en van de onkosten/vacatiegelden zijn van toepassing het Reisbesluit Binnenland (Stb. 1993, 144) dan wel door de ministers goedgekeurde buitenlandse reiskosten alsmede het Vacatiegeldenbesluit (Stb. 1988, 205) en daarvan afgeleide regeling binnen het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, zoals vastgesteld op 7 juni 1995.

Artikel 9. Bekendmaking en afschriften

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

  • 1 Dit besluit wordt bekendgemaakt in de Staatscourant.

  • 2 Het besluit wordt in afschrift gezonden aan de betrokken ministers, de leden van de Stuurgroep en Task Force, de accountantsdiensten van de ministeries van VWS en OCenW en de Algemene Rekenkamer.

Artikel 10. Inwerkingtreding en opheffing

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

  • 1 Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het is bekengemaakt.

  • 2 De werkingsduur eindigt drie maanden na de datum waarop het eindrapport is aangeboden aan de minister van VWS en de minister van OCenW.

De

minister

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

J.M.M. Ritzen

De

minister

van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers