Bijlage I. behorende bij Besluit indicatie sociale werkvoorziening, artikel 3, eerste lid
[Regeling vervallen per 01-01-2005]
[Red: Raadpleeg voor deze afbeelding Stb. 1997/469.]
Toelichting
[Regeling vervallen per 01-01-2005]
Algemeen
[Regeling vervallen per 01-01-2005]
Het komen tot een (adviserende) indicatiestelling van het behoren tot de doelgroep
van de Wsw is een proces dat geordend kan worden in een aantal te onderscheiden beslissingen.
Voor de helderheid en de toetsbaarheid van de gedachtengang zijn deze te nemen beslissingen
geformuleerd als opeenvolgende ja/nee keuzes, hoewel het gaat om oordelen die in de
praktijk in samenhang gevormd zullen worden.
Het is voor de toetsbaarheid van de beoordeling van belang dat alle overwegingen die
tot het eindoordeel leiden, schriftelijk worden vastgelegd, onder verwijzing naar
in het dossier aanwezige bevindingen van eigen of door anderen verricht onderzoek.
Het door anderen verricht onderzoek zal door de indicatiecommissie gewogen dienen
te worden op kwaliteit en onafhankelijkheid. Daarbij dient ook de rapportage van deze
bevindingen aan behoorlijke kwaliteitseisen te voldoen.Vanzelfsprekend kan er voorts
geen sprake van een onafhankelijk oordeel zijn, als de gegevens waarop het oordeel
gevormd wordt uitsluitend geleverd worden door niet-onafhankelijke onderzoekers, bijvoorbeeld
in het geval van een stage- of functioneringsverslag van de sociale werkvoorziening.
In dat geval zal het in de rede liggen een onafhankelijk nader onderzoek te laten
verrichten, tenzij de mening van de niet-onafhankelijke rapporteurs overeenkomt met
die van de te beoordelen persoon.
De meningsvorming door de deskundigen van de indicatiecommissie zal niet altijd tot
stand komen op grond van uitsluitend overduidelijke, doorslaggevende feiten. Soms
zal het eindoordeel het resultaat zijn van afwegingen en taxaties. Hierom ook kan
de (adviserende) indicatiestelling niet zonder meer gereduceerd worden tot een louter
administratieve afhandeling, maar zal de beoordeling moeten geschieden door inhoudelijk
deskundigen.
Voor zover het niet goed mogelijk is welomschreven, objectieve normen te formuleren,
zullen intervisie en concensusbesprekingen met collega-deskundigen uit verschillende
teams, bijdragen tot een vergroting van de intersubjectieve overeenstemming, wat de
interpretatieruimte reduceert en de landelijke uniformiteit van de indicatiestelling
ten goede komt.
Het gehele indicatieadviseringsproces zal een min of meer iteratief karakter hebben,
waarbij een vroegtijdige voorlopige inschatting van geschikte branches en functieniveau
al noodzakelijk kan zijn bij het komen tot een oordeel over de onderdelen 2 en volgende.
Deze inschatting zal later in het proces opnieuw gewogen worden.
Een precieze aanduiding van de noodzakelijke aanpassingen en van de bepalingen waarmee
rekening gehouden moet worden, kan uiteraard pas gegeven worden na een functiegericht
onderzoek bij de feitelijke plaatsing.
ad 1.
[Regeling vervallen per 01-01-2005]
Stoornissen en functionele beperkingen worden met name genoemd en welomschreven, en
daarnaast weergegeven in termen en codes uit de internationale statistische classificatie
van ziekten en aanverwante gezondheidsproblemen (ICD-10, Wereldgezondheidsorganisatie,
Genève,1992) en de Internationale Classificatie van Stoornissen, Beperkingen en Handicaps
(ICIDH, Wereldgezondheidsorganisatie, Geneve,1980, herdruk 1993), een en ander onder
verwijzing naar de betreffende rapporten en de gebruikte onderzoeksmethoden∗. De terminologie
van de ICIDH wordt in deze bijlage ten dele vervangen door in Nederland gangbare eigentijdse
benamingen.
Onder beperkingen van lichamelijke aard worden alle beperkingen verstaan ten gevolge
van stoornissen, die niet van verstandelijke (ICIDH, 12–13) of psychische aard (ICIDH,
15–19, 23–29) zijn. Deze beperkingen kunnen rechtstreeks van functionele betekenis
zijn bij arbeidstaken, zoals een bewegingsbeperking, of van sociale aard, indien er
bijvoorbeeld een extreme lichaamsgeur of een zeer misvormd uiterlijk (ICIDH, 8) een
onoverkomelijke barrière vormt voor werken onder normale omstandigheden.
Ook psychische beperkingen kunnen soms geheel of in belangrijke mate sociaal van aard zijn.
Te denken is daarbij aan ernstige persoonlijkheidstoornissen en zware motorische-
en/of vocale tic-stoornissen. Verder kan grote traagheid ten gevolge van een laag
psychomotorisch tempo een bepalende beperking zijn.
Bij beperkingen van verstandelijke aard gaat het om beperkingen in het functioneren in de arbeidssituatie, die samenhangen
met een duidelijk onder het gemiddelde intelligentieniveau functioneren, zoals geformuleerd
in de ICIDH criteria.
ad 2.
[Regeling vervallen per 01-01-2005]
Bij het beantwoorden van de tweede vraag gaat het meer in het bijzonder in hoeverre
de geconstateerde beperkingen – afzonderlijk, dan wel in samenhang gezien – het functioneren
in een normale arbeidsomgeving in de weg staan. Dit is mede afhankelijk van wat in
de betreffende regio en in de betreffende branches mogelijk en gebruikelijk is, rekening
houdend met wat voor de betrokkene als passende arbeid beschouwd kan worden, gegeven
de genoten opleiding, het arbeidsverleden en de beperkingen.
ad 3.
[Regeling vervallen per 01-01-2005]
Diegenen, die vanwege hun beperkingen ook niet met behulp van voorzieningen of maatregelen
tot arbeid in staat zijn, worden geacht tot de doelgroep van zorgvoorzieningen te
behoren.
ad 4.
[Regeling vervallen per 01-01-2005]
Voor de grens van het redelijke geldt hierbij wat bij toepassing van voorzieningen
op basis van de arbeidsongeschiktheidswetten in de regio gebruikelijk is, rekening
houdend met wat voor de persoon als passende arbeid beschouwd kan worden, gegeven
de genoten opleiding, het arbeidsverleden en de beperkingen.
Ingrijpende technische voorzieningen, vergaande taakdelingen, speciale werkbegeleiding
en vergaande aanpassing van werktempo zullen in een normale arbeidsomgeving veelal
in de praktijk niet mogelijk zijn. Diegenen, die tot arbeid in staat zijn en voor
wie de noodzakelijke voorzieningen en/of maatregelen in het algemeen gerealiseerd
kunnen worden in een overigens normale arbeidsomgeving in de regio, worden geacht
tot de normale doelgroep van arbeidsvoorziening, of die van de Wiw te behoren.
ad 5.
[Regeling vervallen per 01-01-2005]
Voor een redelijke grens van aanpassingen geldt 2 maal het maximale subsidiebedrag
per arbeidsplaats van 36 uur bij een eenmalige investering, en een vierde van het
maximale subsidiebedrag per arbeidsplaats van 36 uur bij structurele kosten.
Voor een redelijke grens van de kwaliteit van speciale begeleiding geldt een opleiding
op MBO-niveau, aangevuld met cursus(sen) specifiek gericht op het werken met mensen
met beperkingen van lichamelijk-, verstandelijke- of psychische aard; voor de aanvullende
cursus(sen) geldt een studiebelasting van 300 uren als redelijke bovengrens.
Verder moet betrokkene tenminste in staat geacht worden te kunnen functioneren op
een rustige plek in een kleine industriële afdeling, kantoor of buitenobject; enig
contact met collega's zal daarbij niet uitgesloten zijn.
Voor een redelijke grens van aanpassing van de werktijd geldt een maximale reductie
tot een dagdeel per werkdag.
Diegenen voor wie de noodzakelijke voorzieningen en/of maatregelen redelijkerwijs
niet gerealiseerd kunnen worden binnen de sociale werkvoorziening worden geacht tot
de doelgroep van zorgvoorzieningen te behoren.
ad 6.
[Regeling vervallen per 01-01-2005]
Vergaande taakdelingen zijn in beginsel wel mogelijk in de sociale werkvoorziening,
waarbij de toelaatbare limiet is het verrichten van de eenvoudigste functies zoals
beschreven in de functievoorbeelden van het profielensysteem sw. De noodzaak tot uitsplitsing
kan immers niet zodanig zijn dat zelfs het vervullen van de allereenvoudigste functies
het vermogen van betrokkene te boven gaat.
Een functioneringsniveau, waarbij betrokkene aangewezen is op intensievere begeleiding
dan hierboven aangegeven, minder dan een uur aaneengesloten kan werken, of slechts
een prestatie kan leveren van minder dan 10 procent, wordt beschouwd als niet (meer)
passend binnen een arbeidsorganisatie.
Diegenen, die niet tot regelmatige arbeid in staat zijn vanwege de aard van hun beperkingen,
worden geacht tot de doelgroep van zorgvoorzieningen te behoren.
∗
[Regeling vervallen per 01-01-2005]
ICD-10, Wereldgezondheidsorganisatie, Geneve, 1992
ICIDH, Wereldgezondheidsorganisatie, Geneve, 1980, herdruk 1993; vertaling met Nederlandse
voorwoorden en inleiding: WCC, vaste commissie voor classificaties en definities,
WHO Collaborating Centre voor de ICIDH, Zoetermeer 1995
Voor een hoofdindeling op basis van de ICIDH wordt aangesloten bij de WCC-standaard
Termen voor Gehandicapten)
nr
|
handicap (WCC)
|
ICIDH Stoornissen
|
|
verstandelijk gehandicapten
|
|
1
|
verstandelijk gehandicapten (licht)
|
13
|
2
|
verstandelijk gehandicapten (matig)
|
12
|
|
|
|
3
|
demente personen
|
14
|
|
|
|
4
|
bewustzijnsgehandicapten
|
20–22
|
|
|
|
|
psychisch gehandicapten
|
|
5
|
psychisch gehandicapten (niet ernstig)
|
15–19 en 23–29
|
6
|
psychisch gehandicapten (ernstig)
|
15–19 en 23–29
|
|
|
|
|
zintuigelijk gehandicapten
|
|
7
|
doven
|
40–41
|
8
|
auditief gehandicapten, overig
|
42–47, 49
|
|
|
|
9
|
blinden
|
50–51
|
10
|
visueel gehandicapten, overig
|
52–58
|
|
|
|
11
|
evenwicht gehandicapten
|
48
|
|
|
|
12
|
zintuigelijk gehandicapten, overig
|
69, 95–98
|
|
|
|
|
orgaangehandicapten
|
|
13
|
uithoudingsgehandicapten
|
61
|
|
|
|
14
|
orgaangehandicapten, overig
|
60, 62–68
|
|
|
|
15
|
motorisch gehandicapten
|
70–79
|
|
|
|
16
|
overige gehandicapten
|
30–39, 80–87, 89–90, 92–94, 99
|