Besluit identificatie en registratie van dieren

Geraadpleegd op 25-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-04-2010.
Geldend van 01-07-2009 t/m 06-12-2012

Besluit van 14 november 1997, houdende regelen betreffende de identificatie en registratie van dieren (Besluit identificatie en registratie van dieren)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 15 juli 1997, nr J. 977375, Directie Juridische Zaken, gedaan in overeenstemming met de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Gelet op richtlijn nr. 92/102/EEG van de Raad van Europese Gemeenschappen van 27 november 1992 met betrekking tot de identificatie en de registratie van dieren (PbEG L 355), richtlijn nr. 97/12/EG van de Raad van de Europese Unie van 17 maart 1997 tot wijziging en bijwerking van richtlijn 64/432/EEG inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (PbEG L109) en Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad van de Europese Unie van 21 april 1997 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten (PbEG L 117);

Gelet op de artikelen 4, 96, 108, en 111 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren:

De Raad van State gehoord (advies van 7 oktober 1997, nr. W11.97.0478);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 10 november 1997, nr. J. 9711727, Directie Juridische Zaken, uitgebracht in overeenstemming met de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

  • 1 In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a. wet: Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

    • b. richtlijn 92/102/EEG: richtlijn nr. 92/102/EEG van de Raad van Europese Gemeenschappen van 27 november 1992 met betrekking tot de identificatie en de registratie van dieren (PbEG L 355);

    • c. verordening 1760/2000: verordening (EG) nr.1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 juli 2000 (PbEG L 204) tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad van de Europese Unie;

    • d. richtlijn 90/426/EEG: richtlijn nr. 90/426/EEG van de Raad van Europese Gemeenschappen van 26 juni 1990 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het verkeer van paardachtigen en de invoer van paardachtigen uit derde landen (PbEG L 224);

    • e. richtlijn 90/427/EEG: richtlijn nr. 90/427/EEG van de Raad van Europese Gemeenschappen van 26 juni 1990 tot vaststelling van zoötechnische en genealogische voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in paardachtigen (PbEG L 224);

    • f. eenhoevige dieren: paardachtigen als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van richtlijn 90/426/EEG;

    • g. dieren: eenhoevige dieren en dieren van de in artikel 1 van richtlijn nr. 64/432/EEG van de Raad van Europese Gemeenschappen van 26 juni 1964, inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautair handelsverkeer in runderen en varkens (PbEG L 121) en in artikel 1 van richtlijn nr. 91/68/EEG van de Raad van Europese Gemeenschappen van 28 januari 1991, inzake veterinairrechtelijke voorschriften op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in schapen en geiten (PbEG L 46) bedoelde soorten.

  • 2 In zoverre in afwijking van artikel 1, eerste lid, van de wet wordt voor de toepassing dit besluit en de daarop berustende bepalingen onder houder verstaan:

    • a. houder als bedoeld in artikel 2, derde gedachtenstreepje, van verordening 1760/2000, voor zover dit begrip betrekking heeft op diersoorten waarop deze verordeningen van toepassing zijn;

    • b. houder als bedoeld in artikel 2, onderdeel c van richtlijn 92/102/EEG, voorzover dit begrip betrekking heeft op andere diersoorten dan eenhoevige dieren en de in onderdeel a bedoelde diersoorten.

Artikel 2

  • 2 De in het eerste lid bedoelde medewerking bestaat uit het verrichten van de noodzakelijke werkzaamheden en het overeenkomstig het krachtens artikel 3 bepaalde bij verordening stellen van regels, inzake:

    • a. de identificatie en registratie van runderen ter uitvoering van de artikelen 1, 3, 4, 5, 6 en 7 van verordening 1760/2000 en van de door de Commissie van de Europese Gemeenschappen op grond van artikel 10 van deze verordening vastgestelde uitvoeringsbepalingen, alsmede voor zover van toepassing ter uitvoering van de artikelen 4, 5, 6, eerste lid, 7 en 8 van richtlijn 92/102/EEG en van de door de Commissie van de Europese Gemeenschappen op grond van deze richtlijn vastgestelde uitvoeringsbepalingen;

    • b. de identificatie en registratie van varkens, schapen en geiten ter uitvoering van de artikelen 4, 5, 6, eerste lid, 7 en 8 van richtlijn 92/102/EEG en van de door de Commissie van de Europese Gemeenschappen op grond van deze richtlijn vastgestelde uitvoeringsbepalingen;

    • c. de registratie van bedrijven ter uitvoering van artikel 3, eerste lid, van richtlijn 92/102/EEG;

    • d. de identificatie en registratie van eenhoevige dieren ter uitvoering van artikel 4, vierde lid, van richtlijn 90/426/EEG, van artikel 8, eerste lid van richtlijn 90/427/EEG en van de door de Commissie van de Europese Gemeenschappen op grond van deze richtlijnen vastgestelde uitvoeringsbepalingen, voor zover deze betrekking hebben op het vaststellen van een identificatiemethode;

    • e. de registratie van houders van eenhoevige dieren met het oog op het toezicht op de naleving van de in onderdeel d bedoelde bepalingen.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde medewerking kan mede bestaan uit het verrichten van de noodzakelijke werkzaamheden en het bij verordening stellen van regels, inzake het voorzien zijn van eenhoevige dieren van merken of kentekenen.

  • 4 De in het tweede en derde lid bedoelde regels zijn verbindend voor alle daarbij te onderscheiden categorieën van houders van dieren.

  • 5 De in het tweede en derde lid bedoelde regels kunnen een verbod inhouden om dieren te houden, te verhandelen, te vervoeren, aan te voeren of af te voeren, tenzij is voldaan aan titel I van verordening 1760/2000 en aan het bij of krachtens dit besluit bepaalde.

  • 6 Bij verordening als bedoeld in het tweede en derde lid, kan de bevoegdheid tot het vaststellen van nadere voorschriften omtrent bij deze verordening daartoe uitdrukkelijk aangewezen onderwerpen worden overgedragen aan een ander orgaan van het Productschap Vee en Vlees. De krachtens de verordening vastgestelde nadere voorschriften en genomen besluiten, behoeven de goedkeuring van Onze Minister.

  • 7 Onze Minister kan met betrekking tot het verlenen van de in het eerste lid bedoelde medewerking beleidsregels stellen.

Artikel 3

  • 2 Onverminderd het eerste lid kan Onze Minister ter uitvoering van krachtens het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap vastgestelde verplichtingen inzake de algemene gezondheidstoestand of van het welzijn van dieren, ter voorkoming van de verspreiding van smetstof of van de aanwezigheid van schadelijke stoffen in dieren en producten van dierlijke oorsprong dan wel ter bescherming van de veiligheid van mens of dier, regels stellen omtrent de identificatie en registratie van dieren alsmede van levende dierlijke producten.

  • 3 De in het eerste en tweede lid bedoelde regels kunnen voor de hierin te onderscheiden categorieën van houders van dieren of levende dierlijke producten en voor dieren behorend tot of levende dierlijke producten afkomstig van de hierin te onderscheiden diersoorten verschillend vastgesteld worden en kunnen een verbod inhouden om dieren of levende dierlijke producten te houden, te verhandelen, te vervoeren, aan te voeren of af te voeren, tenzij is voldaan aan titel I van verordening 1760/2000 en aan het bij of krachtens dit besluit bepaalde.

Artikel 4

Een wijziging van een of meer onderdelen van richtlijn 92/102/EEG, richtlijn 90/426/EEG en richtlijn 90/427/EEG gaat voor de toepassing van de artikelen van dit besluit, waarin naar die onderdelen wordt verwezen, gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekend gemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Laatstbedoeld besluit wordt niet genomen voordat 30 dagen zijn verstreken nadat het onderhavige besluit is overgelegd aan beide Kamers der Staten-Generaal, en evenmin indien binnen die termijn door of namens een der Kamers of door tenminste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een der Kamers de wens te kennen wordt gegeven dat de inwerkingtreding van dit besluit bij wet wordt geregeld.

Artikel 6

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit identificatie en registratie van dieren.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 14 november 1997

Beatrix

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J. J. van Aartsen

Uitgegeven de negende december 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager