Besluit identificatie en registratie van dieren

Geraadpleegd op 30-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2015.
Geldend van 01-01-2015 t/m heden

Besluit van 14 november 1997, houdende regelen betreffende de identificatie en registratie van dieren (Besluit identificatie en registratie van dieren)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 15 juli 1997, nr J. 977375, Directie Juridische Zaken, gedaan in overeenstemming met de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Gelet op richtlijn nr. 92/102/EEG van de Raad van Europese Gemeenschappen van 27 november 1992 met betrekking tot de identificatie en de registratie van dieren (PbEG L 355), richtlijn nr. 97/12/EG van de Raad van de Europese Unie van 17 maart 1997 tot wijziging en bijwerking van richtlijn 64/432/EEG inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (PbEG L109) en Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad van de Europese Unie van 21 april 1997 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten (PbEG L 117);

Gelet op de artikelen 4, 96, 108, en 111 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren:

De Raad van State gehoord (advies van 7 oktober 1997, nr. W11.97.0478);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 10 november 1997, nr. J. 9711727, Directie Juridische Zaken, uitgebracht in overeenstemming met de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Identificatie en registratie van landbouwhuisdieren

Artikel 1. Definities

  • 1 In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a. wet: Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

    • b. richtlijn 2008/71/EG: richtlijn 2008/71/EG van de Raad van 15 juli 2008 met betrekking tot de identificatie en de registratie van varkens (PbEU 2008, L 213);

    • c. verordening 1760/2000: verordening (EG) nr.1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 juli 2000 (PbEG L 204) tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad van de Europese Unie;

    • d. richtlijn 2009/156/EG: richtlijn 2009/156/EG van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het verkeer van paardachtigen en de invoer van paardachtigen uit derde landen (PbEU 2010, L 192);

    • e. richtlijn 90/427/EEG: richtlijn nr. 90/427/EEG van de Raad van Europese Gemeenschappen van 26 juni 1990 tot vaststelling van zoötechnische en genealogische voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in paardachtigen (PbEG L 224);

    • f. eenhoevige dieren: paardachtigen als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van richtlijn 90/426/EEG;

    • g. verordening 21/2004: verordening (EG) nr. 21/2004 van de Raad van 17 december 2003 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor schapen en geiten en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en de Richtlijnen 92/102/EEG en 64/432/EEG (PbEU 2004, L 5).

  • 2 Dit hoofdstuk is van toepassing op:

    • a. eenhoevige dieren;

    • b. dieren van de in artikel 1 van richtlijn 64/432/EEG van de Raad van 26 juni 1964, inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (PbEG 1964, L 121) bedoelde soorten;

    • c. dieren van de in artikel 1 van richtlijn 91/68/EEG van de Raad van 28 januari 1991 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in schapen en geiten (PbEG 1991, L 46) bedoelde soorten;

    • d. kippen, kalkoenen, parelhoenders, eenden, ganzen, kwartels, duiven, fazanten, patrijzen en loopvogels.

Artikel 3. Delegatie

  • 1 Onze Minister kan ter uitvoering van titel I van verordening 1760/2000, verordening 21/2004, richtlijn 2008/71/EG, artikel 4, vierde lid, van richtlijn 2009/156/EG, en artikel 8, eerste lid van richtlijn 90/427/EEG, alsmede met het oog op het toezicht op de naleving hiervan, regels stellen.

  • 2 Onverminderd het eerste lid kan Onze Minister ter uitvoering van krachtens het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap vastgestelde verplichtingen inzake de algemene gezondheidstoestand of van het welzijn van dieren, ter voorkoming van de verspreiding van smetstof of van de aanwezigheid van schadelijke stoffen in dieren en producten van dierlijke oorsprong dan wel ter bescherming van de veiligheid van mens of dier, regels stellen omtrent de identificatie en registratie van dieren alsmede van levende dierlijke producten.

  • 3 Onze Minister stelt ten behoeve van de algehele gezondheidstoestand of van het welzijn van dieren als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel d, ter voorkoming van de verspreiding van smetstof of van de aanwezigheid van schadelijke stoffen in dieren als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel d, en producten daarvan, en ter bescherming van de veiligheid van mens of dier, regels over:

    • a. de registratie van degene die de dieren, bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel d, alsmede levende producten daarvan onder zich heeft, waaronder in ieder geval over het moment van registratie en de wijze waarop registratie plaatsvindt;

    • b. de identificatie van de dieren, bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel d, alsmede levende producten daarvan, waaronder in ieder geval over de wijze waarop identificatie plaatsvindt;

    • c. de registratie van de dieren, bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel d, alsmede levende producten daarvan, waaronder in ieder geval over de aanwezigheid van op een locatie aanwezige dieren en producten daarvan, de toevoeging en afvoer van dieren en producten daarvan, het moment van registratie en de wijze waarop registratie plaatsvindt.

  • 4 De in het eerste tot en met derde lid bedoelde regels kunnen voor de hierin te onderscheiden categorieën van houders van dieren of levende dierlijke producten en voor dieren behorend tot of levende dierlijke producten afkomstig van de hierin te onderscheiden diersoorten verschillend vastgesteld worden en kunnen een verbod inhouden om dieren of levende dierlijke producten te houden, te verhandelen, te vervoeren, aan te voeren of af te voeren, tenzij is voldaan aan titel I van verordening 1760/2000, verordening 21/2004 en aan het bij of krachtens dit besluit bepaalde.

Artikel 4. Mededeling wijziging Europese richtlijn

Een wijziging van een of meer onderdelen van richtlijn 2008/71/EG, richtlijn 2009/156/EG en richtlijn 90/427/EEG gaat voor de toepassing van de artikelen van dit besluit, waarin naar die onderdelen wordt verwezen, gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekend gemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.

Hoofdstuk 2. Identificatie en registratie van honden

§ 1. Definities

Artikel 5. Definities

In dit hoofdstuk en de op de artikelen van dit hoofdstuk berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • chip: transponder, subcutaan of intramusculair aangebracht;

  • databank: geautomatiseerde gegevensbank als bedoeld in artikel 10, eerste lid, waarin de gegevens worden verwerkt, bedoeld in artikel 10, derde lid;

  • persoonsgegevens, verwerking van persoonsgegevens, verantwoordelijke, betrokkene onderscheidenlijk bewerker: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Wet bescherming persoonsgegevens.

§ 2. Plicht tot identificatie en registratie

Artikel 6. Verplichting

  • 1 Degene die een hond houdt, verhandelt, vervoert, aanvoert, afvoert of overdraagt, is verplicht de hond te identificeren en registreren overeenkomstig dit hoofdstuk en de op dit hoofdstuk berustende bepalingen.

  • 2 Een hond wordt slechts verhandeld, geschonken of anderszins overgedragen aan een opvolgende houder, nadat de hond is geïdentificeerd en geregistreerd overeenkomstig dit hoofdstuk en de op dit hoofdstuk berustende bepalingen.

  • 3 De verplichting, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op:

    • a. de houder van een hond in een inrichting als bedoeld in artikel 3.7 van het Besluit houders van dieren, waarin gezelschapsdieren worden gehouden ten behoeve van opvang, mits de hond twee weken na de binnenkomst in deze inrichting wordt geïdentificeerd en na vier weken is geregistreerd;

    • b. de houder die afkomstig is uit een Europese lidstaat of een derde land, en voornemens is met zijn hond in Nederland te verblijven voor een periode korter dan drie maanden;

    • c. de houder van een hond als bedoeld in artikel 13 van het Dierproevenbesluit, mits de hond overeenkomstig dat artikel is of wordt voorzien van een permanent individueel merkteken en totdat de hond is vrijgegeven voor adoptie als bedoeld in artikel 13d van de Wet op de dierproeven.

Artikel 6a. Hond vrijgegeven voor adoptie in de zin van de Wet op de dierproeven

Indien een hond op grond van artikel 13d van de Wet op de dierproeven voor adoptie is vrijgegeven:

  • a. wordt de hond geïdentificeerd met een chip overeenkomstig artikel 14, indien de hond nog niet gechipt is, en

  • b. registreert de houder binnen veertien dagen de hond in een databank overeenkomstig artikel 7, derde of vierde lid.

Artikel 7. Nadere verplichtingen houder

  • 1 Een houder laat zijn hond identificeren binnen zeven weken na de geboorte.

  • 2 Een houder registreert zijn hond binnen acht weken na de geboorte in een databank.

  • 3 Indien de houder een natuurlijk persoon is, geeft de houder bij de registratie, bedoeld in het tweede lid, in ieder geval de volgende gegevens door:

    • a. naam, adres en woonplaats;

    • b. het nummer van de chip;

    • c. de geboortedatum van de hond;

    • d. de datum van identificatie;

    • e. de naam, adres en woonplaats van de persoon die de chip inbrengt;

    • f. indien de houder daarover beschikt, het registratienummer dat op grond van artikel 3.8, eerste lid, van het Besluit houders van dieren is toegekend.

  • 4 Indien de houder een onderneming heeft als bedoeld in artikel 5 van de Handelsregisterwet 2007, geeft de houder bij de registratie, bedoeld in het tweede lid, in ieder geval de volgende gegevens door:

    • a. vestigingsadres van de onderneming waarop de hond wordt gehouden;

    • b. naam van de onderneming en de beheerder van de onderneming;

    • c. het nummer van de inschrijving in het handelsregister;

    • d. het registratienummer dat op basis van artikel 3.8, eerste lid, van het Besluit houders van dieren is toegekend, en

    • e. de gegevens, bedoeld in het derde lid, onderdelen b tot en met e.

  • 5 De houder meldt in een databank:

    • a. een wijziging van de gegevens, bedoeld in het derde lid, onderdeel a, of vierde lid, onderdelen a tot en met c;

    • b. het overlijden of de blijvende vermissing van de hond.

  • 6 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over:

    • a. de wijze van registratie van de gegevens, bedoeld in het derde en vierde lid;

    • b. de bewaartermijn van de gegevens, bedoeld in het derde en vierde lid, en

    • c. de termijn waarbinnen de houder de melding, bedoeld in het vijfde lid, doet.

Artikel 8. Overdracht hond

  • 1 Indien een hond wordt overgedragen, meldt de houder zich af in een databank.

  • 2 De opvolgende houder registreert de volgende gegevens in een databank:

    • a. naam, adres en woonplaats;

    • b. het nummer van de chip, en

    • c. de datum van overdracht.

  • 3 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over de wijze en termijn van registratie bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 9. In Nederland brengen van buitenlandse honden

  • 1 Indien een natuurlijk persoon die woonachtig is in Nederland of een onderneming als bedoeld in artikel 5 van de Handelsregisterwet 2007, een hond in Nederland brengt, registreert hij de hond in een databank.

  • 2 Indien de houder een natuurlijk persoon is, geeft de houder bij de registratie, bedoeld in het eerste en tweede lid, in ieder geval de volgende gegevens door:

    • a. naam, adres en woonplaats;

    • b. het nummer van de chip;

    • c. de geboortedatum van de hond;

    • d. de datum van identificatie;

    • e. datum van het in Nederland brengen van de hond, en

    • f. land van herkomst van de hond;

    • g. indien de houder daarover beschikt, het registratienummer dat op grond van artikel 3.8, eerste lid, van het Besluit houders van dieren is toegekend.

  • 3 Indien de houder een onderneming heeft als bedoeld in artikel 5 van de Handelsregisterwet 2007, geeft de houder bij de registratie, bedoeld in het tweede lid, de volgende gegevens door:

    • a. vestigingsadres van de onderneming waarop de hond wordt gehouden;

    • b. naam van de onderneming en de beheerder van de onderneming;

    • c. het nummer van de inschrijving in het handelsregister;

    • d. het registratienummer dat op basis van artikel 3.8, eerste lid, van het Besluit houders van dieren is toegekend, en

    • e. de gegevens, bedoeld in het tweede lid, onderdelen b tot en met f.

  • 4 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over:

    • a. de termijn waarbinnen de registratie bedoeld in het tweede of derde lid plaatsvindt, en

    • b. de wijze van registratie, bedoeld in het eerste tot en met derde lid.

§ 3. Databanken

Artikel 10. Aanwijzing databank

  • 1 De registratie vindt plaats in een door Onze Minister aangewezen databank.

  • 2 Ingeval Onze Minister verschillende databanken aanwijst, volstaat registratie bij een van de databanken.

  • 4 Onze Minister wijst een databank aan indien:

    • a. de beheerder van de databank een onderneming heeft als bedoeld in artikel 5 van de Handelsregisterwet 2007 of een rechtspersoon is in de zin van artikel 54 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie, die in een lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Economische Ruimte is gevestigd;

    • b. de databank schriftelijk of elektronisch voldoende bereikbaar is voor houders;

    • c. de beheerder van de databank de geregistreerde gegevens elektronisch en tijdig kan aanleveren aan Onze Minister;

    • d. de beheerder van de databank aantoont passende technische en organisatorische maatregelen te nemen om de geregistreerde gegevens afdoende te beveiligen teneinde verlies, onrechtmatige of onnodige verwerking hiervan te voorkomen;

    • e. de beheerder van de databank de geregistreerde gegevens:

      • 1°. overeenkomstig dit besluit verwerkt;

      • 2°. slechts voor andere doelen dan bedoeld in artikel 12, derde lid, gebruikt, nadat toestemming is verkregen van de betrokkene;

    • f. de beheerder van de databank informatie verstrekt aan de houder van een hond en ook overigens maatregelen treft om hem zijn rechten te kunnen laten uitoefenen en de plichten na te leven als bedoeld in hoofdstuk 5 en 6 van de Wet bescherming persoonsgegevens, en

    • g. de beheerder zorg draagt voor de kwaliteit van de gegevens en deze slechts bewaart gedurende een bij ministeriële regeling bepaalde termijn.

  • 6 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over:

    • a. de voorwaarden, bedoeld in het vierde lid, onderdelen b, c, d, en f;

    • b. de wijze waarop de databank aantoont dat voldaan wordt aan de voorwaarden, bedoeld in het vierde lid;

    • c. de termijn waarop de databank de geregistreerde gegevens bewaart;

    • d. de wijze van indienen van een aanvraag tot aanwijzing;

    • e. de procedure voor aanwijzing van een databank.

Artikel 11. Intrekken of beëindigen aanwijzing

  • 2 Indien Onze Minister de aanwijzing van een databank intrekt of indien de beheerder van een databank de aanwijzing beëindigt:

    • a. verstrekt de beheerder van de databank de geregistreerde gegevens aan Onze Minister of geeft Onze Minister de opdracht aan de beheerder van een databank de gegevens te vernietigen, en

    • b. verleent de beheerder van de databank alle medewerking ter zake van de overdracht van de werkzaamheden inzake de verwerking van de gegevens aan Onze Minister of de beheerder van een andere databank.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de overdracht of vernietiging van gegevens, bedoeld in het tweede lid.

Artikel 12. Aanwijzing verantwoordelijke en bewerker en doelomschrijving

  • 1 Onze Minister is verantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens in de databank.

  • 2 Een beheerder van een databank is bewerker van de persoonsgegevens.

  • 3 De gegevens worden verwerkt met als doel het welzijn van honden te verbeteren door het bevorderen van een effectieve handhaving van de toepasselijke regelgeving over het welzijn van honden.

Artikel 13. Naleving Wet bescherming persoonsgegevens en andere privacywetgeving

  • 1 Onze Minister en de beheerder van een databank verstrekken elkaar over en weer alle benodigde informatie teneinde een goede naleving van de Wet bescherming persoonsgegevens en andere privacywetgeving mogelijk te maken. Op verzoek van Onze Minister toont de beheerder aan dat de noodzakelijke maatregelen zijn genomen.

  • 2 De beheerder van de databank stelt Onze Minister te allen tijde kosteloos in de gelegenheid alle benodigde controles, gericht op de uitvoering van dit besluit en de naleving van privacywetgeving zoals de Wet bescherming persoonsgegevens, uit te voeren of uit te doen voeren.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over het tweede lid.

§ 4. Eisen aan chip, dierenarts, beroepsmatige inbrenger van chips, vervaardiger en leverancier van chips

Artikel 14. Identificatie met chip

  • 1 Een hond wordt geïdentificeerd door middel van het inbrengen van een chip met een uniek nummer.

  • 2 Voor de identificatie wordt een chip gebruikt die voldoet aan bij ministeriële regeling gestelde eisen.

  • 3 Het is verboden een chip te hergebruiken.

  • 4 Het is verboden een chip te verwijderen, tenzij de verwijdering noodzakelijk is vanwege een diergeneeskundige oorzaak, die door een dierenarts in de databank wordt geregistreerd.

  • 5 Bij ministeriële regeling kunnen:

    • a. nadere regels worden gesteld over het vierde lid;

    • b. regels worden gesteld over de plichten van de houder met betrekking tot de afleesbaarheid van de chip.

Artikel 15. Administratieplicht dierenarts en beroepsmatige inbrenger van chips

  • 2 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over:

    • a. de plaats van inbrengen van de chip, en

    • b. de gegevens die worden bijgehouden in de administratie, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 16. Eisen aan vervaardiger en leverancier van chips

  • 1 Degene die chips vervaardigt of laat vervaardigen, maakt gebruik van unieke nummers die zijn verstrekt door Onze Minister.

  • 2 Indien degene, bedoeld in het eerste lid, de chips levert aan een andere persoon of onderneming, houdt diegene een administratie bij van:

    • a. de gegevens van de persoon aan wie of de onderneming waaraan de chips worden geleverd, en

    • b. de nummers van de chips.

  • 3 Indien de persoon of de onderneming, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, chips levert aan een andere persoon of onderneming, houdt die persoon of die onderneming, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, een administratie bij met de gegevens bedoeld in het tweede lid.

  • 4 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over:

    • a. de verstrekking, bedoeld in het eerste lid, en

    • b. de gegevens die worden bijgehouden in de administratie, bedoeld in het tweede en derde lid.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 14 november 1997

Beatrix

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J. J. van Aartsen

Uitgegeven de negende december 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager