Besluit opleidingseisen en deskundigheidsgebied radiodiagnostisch laborant en radiotherapeutisch laborant

Geraadpleegd op 25-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2007.
Geldend van 01-12-1997 t/m heden

Besluit van 19 november 1997, houdende regels inzake de opleiding tot en de deskundigheid van de radiodiagnostisch laborant en de radiotherapeutisch laborant (Besluit opleidingseisen en deskundigheidsgebied radiodiagnostisch laborant en radiotherapeutisch laborant)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 16 juni 1997, CSZ/BO-978518;

Gelet op artikel 34 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg;

Gezien het advies van de Raad voor de beroepen in de individuele gezondheidszorg (adviezen van 8 juli 1994 en 4 oktober 1996);

De Raad van State gehoord (advies van 11 november 1997, No. W13.97.0347);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 17 november 1997, CSZ/BO-9718 054;

Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK I. ALGEMENE BEPALINGEN

§ 2. Titel

Artikel 2

  • 1 Het recht tot het voeren van de titel van radiodiagnostisch laborant is voorbehouden aan degene aan wie een getuigschrift is uitgereikt waaruit blijkt dat betrokkene met goed gevolg het afsluitende examen heeft afgelegd van een opleiding voor medisch beeldvormende en radiotherapeutische technieken die is opgenomen in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs en die voldoet aan het in de artikelen 3 en 4 gestelde, alsmede aan degene aan wie door een door Onze Minister krachtens artikel 5, eerste lid, aangewezen examenorganisatie een getuigschrift is uitgereikt waaruit blijkt dat betrokkene met goed gevolg voor de door die examenorganisatie ingestelde examencommissie het examen voor radiodiagnostisch laborant heeft afgelegd.

  • 2 Het recht tot het voeren van de titel van radiotherapeutisch laborant is voorbehouden aan degene aan wie het in het eerste lid bedoelde getuigschrift ter zake van medisch beeldvormende en radiotherapeutische technieken is uitgereikt, alsmede aan degene aan wie door een door Onze Minister krachtens artikel 5, eerste lid, aangewezen examenorganisatie een getuigschrift is uitgereikt waaruit blijkt dat betrokkene met goed gevolg voor de door die examenorganisatie ingestelde examencommissie het examen voor radiotherapeutisch laborant heeft afgelegd.

HOOFDSTUK II. OPLEIDING VOOR MEDISCH BEELDVORMENDE EN RADIOTHERAPEUTISCHE TECHNIEKEN

Artikel 3

Een opleiding voor medisch beeldvormende en radiotherapeutische technieken als bedoeld in artikel 2, eerste lid, omvat ten minste de volgende onderdelen:

  • a. het centrale vakgebied radiodiagnostiek met een studielast van ten minste 15 studiepunten, omvattende ten minste de in artikel 26, onder a tot en met g, bedoelde aspecten van het uitvoeren van een radiodiagnostisch onderzoek;

  • b. het centrale vakgebied radiotherapie met een studielast van ten minste 16 studiepunten, omvattende ten minste de in artikel 27, onder a tot en met g, bedoelde aspecten van het uitvoeren van een bestralingsbehandeling;

  • c. stages radiodiagnostiek en radiotherapie met een gezamenlijke studielast van ten minste 35 studiepunten;

  • d. het medische vakgebied, waaronder anatomie, fysiologie, pathologie en oncologie;

  • e. ondersteunende vakken, waaronder natuurkunde, stralingshygiëne, computertoepassingen, patiëntenzorg en kwaliteitszorg.

Artikel 4

  • 1 De in artikel 3, onder c, bedoelde stages omvatten het in het werkveld toepassen van tijdens de studie verworven kennis, inzicht en vaardigheden met betrekking tot het gebied van deskundigheid zoals omschreven in artikel 26 onderscheidenlijk artikel 27.

  • 2 De stages radiodiagnostiek en radiotherapie vinden plaats in het derde en vierde leerjaar onder begeleiding van een daartoe door de instelling aangewezen docent en worden doorgebracht onder toezicht van een radiodiagnostisch laborant onderscheidenlijk radiotherapeutisch laborant.

HOOFDSTUK III. INSERVICE-OPLEIDING VOOR RADIODIAGNOSTISCH LABORANT EN RADIOTHERAPEUTISCH LABORANT

Artikel 5

  • 1 Onze Minister kan op hun daartoe strekkend verzoek examenorganisaties aanwijzen, onder verantwoordelijkheid waarvan examencommissies worden samengesteld ten overstaan waarvan de examens, bedoeld in artikel 8 dan wel artikel 17, worden afgelegd.

  • 2 Voor aanwijzing komt in aanmerking een examenorganisatie die:

    • a. naar het oordeel van Onze Minister in voldoende mate bewerkstelligt dat de kandidaten voldoen aan de voor de toelating tot de examens gestelde eisen, bedoeld in de artikelen 13, 14, 16, dan wel 22, 23, 25, en dat de voorschriften met betrekking tot de examens, gesteld krachtens artikel 7, en die, bedoeld in de artikelen 8 tot en met 12, dan wel 17 tot en met 21, worden nageleefd;

    • b. zorg draagt voor het op systematische wijze bewaken, beheersen en verbeteren van de kwaliteit van de examens;

    • c. erop toeziet dat de kwaliteit van het door de kandidaten gevolgde praktische en theoretische onderricht op systematische wijze wordt bewaakt, beheerst en verbeterd;

    • d. een examenreglement heeft vastgesteld.

  • 3 De aanwijzing wordt ingetrokken, indien blijkt dat de examenorganisatie niet meer aan de in het tweede lid genoemde voorwaarden voldoet.

  • 4 Van een aanwijzing of een intrekking van een aanwijzing wordt kennis gegeven in de Staatscourant.

Artikel 6

Het in artikel 5, tweede lid, onder d, bedoelde examenreglement bevat ten minste:

  • a. een regeling met betrekking tot de inhoud van de in artikelen 8 en 17 genoemde examenonderdelen, en de wijze waarop deze worden afgenomen en beoordeeld;

  • b. een omschrijving van de leerstof voor de in de artikelen 9 tot en met 11 en 18 tot en met 20 omschreven examenonderdelen, een verdeling van het in de artikelen 13, eerste lid, onder b, en 22, eerste lid, onder b, genoemde aantal studiepunten over deze onderdelen, alsmede vereisten ten aanzien van de deskundigheid van de docenten die het onderricht verzorgen;

  • c. een regeling van de procedure bij verschil van mening in de examencommissie over het toe te kennen cijfer;

  • d. een regeling betreffende de wijze waarop kan worden geklaagd tegen beslissingen van de examencommissie;

  • e. een regeling met betrekking tot het herexamen.

Artikel 7

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden vastgesteld met betrekking tot de in de Hoofdstukken IV en V bedoelde examens.

HOOFDSTUK IV. BEPALINGEN BETREFFENDE HET EXAMEN VOOR RADIODIAGNOSTISCH LABORANT

Artikel 8

  • 1 Het examen voor radiodiagnostisch laborant betreft de eindbeoordeling van de kennis en het inzicht van de kandidaat ter zake van de radiodiagnostiek voor zover betrekking hebbend op het in artikel 26 omschreven deskundigheidsgebied van de radiodiagnostisch laborant.

  • 2 Het examen omvat de volgende onderdelen:

    • a. medische radiodiagnostiek;

    • b. technische radiodiagnostiek;

    • c. stralingshygiëne en

    • d. eindgesprek.

Artikel 9

Het examenonderdeel medische radiodiagnostiek omvat:

  • a. anatomie en fysiologie;

  • b. pathologie en

  • c. radiodiagnostische onderzoekstechnieken.

Artikel 10

Het examenonderdeel technische radiodiagnostiek omvat:

  • a. stralingsfysica;

  • b. röntgentechniek en -apparatuur;

  • c. het röntgenbeeld;

  • d. materiaal voor beeldregistratie en -weergave en

  • e. niet-röntgenologische beeldvormende technieken.

Artikel 11

Het examenonderdeel stralingshygiëne omvat:

  • a. stralingsfysica en biologische effecten van ioniserende straling;

  • b. bescherming tegen ioniserende straling en

  • c. wetskennis.

Artikel 12

  • 1 Het examenonderdeel eindgesprek omvat de toetsing van het inzicht van de kandidaat in de uitoefening van het beroep van radiodiagnostisch laborant.

  • 2 Het eindgesprek wordt afgenomen door een gesprekscommissie, die wordt ingesteld door de examencommissie.

  • 3 Het eindgesprek wordt gevoerd op basis van een door de kandidaat opgesteld gespreksdocument.

Artikel 13

  • 1 De kandidaat wordt slechts tot de in artikel 8, tweede lid, onder a, b en c, bedoelde examenonderdelen toegelaten, indien hij overlegt:

    • a. een diploma van een ingevolge de Wet op het voortgezet onderwijs bekostigde openbare of bekostigde of aangewezen bijzondere school of afdeling voor h.a.v.o., hetzij het Staatsdiploma h.a.v.o., hetzij een door een door Onze Minister krachtens artikel 5, eerste lid, aangewezen examenorganisatie met een van deze bescheiden gelijkgesteld diploma, getuigschrift of verklaring, of een zodanig stuk ten aanzien waarvan Onze Minister heeft verklaard dat het overleggen daarvan in het gegeven geval voldoende is;

    • b. een bewijsstuk waaruit blijkt dat de kandidaat onderricht heeft gevolgd in de in artikel 8, tweede lid, onder a, b, en c, genoemde examenonderdelen met een gezamenlijke studielast van 42 studiepunten.

  • 2 De kandidaat wordt slechts tot het in artikel 8, tweede lid, onder d, bedoelde examenonderdeel toegelaten, indien hij overlegt:

    • a. een opleidingsboek, niet ouder dan drie jaren, opgemaakt volgens een door een in het eerste lid, onder a, bedoelde examenorganisatie vast te stellen model, waaruit blijkt dat de kandidaat een praktijkopleiding heeft genoten op de radiodiagnostische afdeling van een algemeen ziekenhuis of radiotherapeutisch instituut met een totale studielast van 84 studiepunten;

    • b. een bewijsstuk waaruit blijkt dat het door Onze Minister vastgestelde examengeld is betaald.

Artikel 14

In afwijking van artikel 13 kan de kandidaat die in het bezit is van het getuigschrift van radiotherapeutisch laborant volstaan met het overleggen van dat getuigschrift en de in artikel 13, eerste lid, onder b, en tweede lid, bedoelde bescheiden, met dien verstande dat:

  • a. het bewijsstuk, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder b, betrekking heeft op het door een in onderdeel a van dat lid bedoelde examenorganisatie voor de onderhavige categorie van kandidaten vast te stellen vereiste onderricht, en

  • b. het opleidingsboek, bedoeld in artikel 13, tweede lid, onder a, betrekking heeft op een studielast van 42 studiepunten.

Artikel 15

  • 1 De kandidaat is voor het examen geslaagd, indien hij alle onderdelen van het examen met voldoende resultaat heeft afgelegd.

  • 2 Indien de kandidaat voor een of meer van de onderdelen van het examen een onvoldoende resultaat heeft behaald en hij niet in aanmerking komt voor een herexamen als bedoeld in artikel 6, onder e, wordt hij afgewezen voor het examen.

Artikel 16

  • 1 Indien een kandidaat reeds eerder tot het examen werd toegelaten, wordt hij niet opnieuw toegelaten alvorens hij:

    • a. een bewijsstuk heeft overgelegd, waaruit blijkt dat hij voorafgaande aan de tweede toelating een aanvullende praktijkopleiding heeft genoten met een totale studielast van 17 studiepunten;

    • b. een bewijsstuk heeft overgelegd, waaruit blijkt dat hij voorafgaande aan de tweede toelating aanvullend onderricht heeft gevolgd in de in artikel 8, tweede lid, onder a,b, en c, genoemde examenonderdelen met een door een in artikel 13, eerste lid, onder a, bedoelde examenorganisatie vast te stellen studielast;

    • c. een bewijsstuk heeft overgelegd, waaruit blijkt dat het door Onze Minister vastgestelde examengeld is betaald.

  • 2 Een leerling wordt slechts tweemaal tot het examen toegelaten.

HOOFDSTUK V. BEPALINGEN BETREFFENDE HET EXAMEN VOOR RADIOTHERAPEUTISCH LABORANT

Artikel 17

  • 1 Het examen voor radiotherapeutisch laborant betreft de eindbeoordeling van de kennis en het inzicht van de kandidaat ter zake van de radiotherapie voor zover betrekking hebbend op het in artikel 27 omschreven deskundigheidsgebied van de radiotherapeutisch laborant.

  • 2 Het examen omvat de volgende onderdelen:

    • a. medische radiotherapie;

    • b. technische radiotherapie;

    • c. stralingshygiëne en

    • d. eindgesprek.

Artikel 18

Het examenonderdeel medische radiotherapie omvat:

  • a. anatomie en fysiologie;

  • b. pathologie;

  • c. radiobiologie;

  • d. behandelingsmethoden van kwaadaardige en goedaardige aandoeningen en

  • e. onderzoekmethoden bij kwaadaardige aandoeningen.

Artikel 19

Het examenonderdeel technische radiotherapie omvat:

  • a. stralingsfysica;

  • b. bestralingsmethoden;

  • c. apparatuur en

  • d. voorbereiding tot de stralenbehandeling.

Artikel 20

Het examenonderdeel stralingshygiëne omvat:

  • a. stralingsfysica en biologische effecten van ioniserende straling;

  • b. bescherming tegen ioniserende straling en

  • c. wetskennis.

Artikel 21

  • 1 Het examenonderdeel eindgesprek omvat de toetsing van het inzicht van de kandidaat in de uitoefening van het beroep van radiotherapeutisch laborant.

  • 2 Het eindgesprek wordt afgenomen door een gesprekscommissie, die wordt ingesteld door de examencommissie.

  • 3 Het eindgesprek wordt gevoerd op basis van een door de kandidaat opgesteld gespreksdocument.

Artikel 22

  • 1 De kandidaat wordt slechts tot de in artikel 17, tweede lid, onder a, b en c, bedoelde examenonderdelen toegelaten, indien hij overlegt:

    • a. een diploma van een ingevolge de Wet op het voortgezet onderwijs bekostigde openbare of bekostigde of aangewezen bijzondere school of afdeling voor h.a.v.o., hetzij het Staatsdiploma h.a.v.o., hetzij een door een door Onze Minister krachtens artikel 5, eerste lid, aangewezen examenorganisatie met een van deze bescheiden gelijkgesteld diploma, getuigschrift of verklaring, of een zodanig stuk ten aanzien waarvan Onze Minister heeft verklaard dat het overleggen daarvan in het gegeven geval voldoende is;

    • b. een bewijsstuk waaruit blijkt dat de kandidaat onderricht heeft gevolgd in de in artikel 17, tweede lid, onder a,b, en c, genoemde examenonderdelen met een gezamenlijke studielast van 42 studiepunten.

  • 2 De kandidaat wordt slechts tot het in artikel 17, tweede lid, onder d, bedoelde examenonderdeel toegelaten, indien hij overlegt:

    • a. een opleidingsboek, niet ouder dan drie jaren, opgemaakt volgens een door een in het eerste lid, onder a, bedoelde examenorganisatie vast te stellen model, waaruit blijkt dat de kandidaat een praktijkopleiding heeft genoten op de radiotherapeutische afdeling van een algemeen ziekenhuis of in een radiotherapeutisch instituut met een totale studielast van 84 studiepunten;

    • b. een bewijsstuk waaruit blijkt dat het door Onze Minister vastgestelde examengeld is betaald.

Artikel 23

In afwijking van artikel 22 kan de kandidaat die in het bezit is van het getuigschrift van radiodiagnostisch laborant volstaan met het overleggen van dat getuigschrift en de in artikel 22, eerste lid, onder b, en tweede lid, bedoelde bescheiden, met dien verstande dat:

  • a. het bewijsstuk, bedoeld in artikel 22, eerste lid, onder b, betrekking heeft op het door een in onderdeel a van dat lid bedoelde examenorganisatie voor de onderhavige categorie van kandidaten vast te stellen vereiste onderricht, en

  • b. het opleidingsboek, bedoeld in artikel 22, tweede lid, onder a, betrekking heeft op een studielast van 42 studiepunten.

Artikel 24

  • 1 De kandidaat is voor het examen geslaagd, indien hij alle onderdelen van het examen met voldoende resultaat heeft afgelegd.

  • 2 Indien de kandidaat voor een of meer van de onderdelen van het examen een onvoldoende resultaat heeft behaald en hij niet in aanmerking komt voor een herexamen als bedoeld in artikel 6, onder e, wordt hij afgewezen voor het examen.

Artikel 25

  • 1 Indien een kandidaat reeds eerder tot het examen werd toegelaten, wordt hij niet opnieuw toegelaten alvorens hij:

    • a. een bewijsstuk heeft overgelegd, waaruit blijkt dat hij voorafgaande aan de tweede toelating een aanvullende praktijkopleiding heeft genoten met een totale studielast van 17 studiepunten;

    • b. een bewijsstuk heeft overgelegd, waaruit blijkt dat hij voorafgaande aan de tweede toelating aanvullend onderricht heeft gevolgd in de in artikel 17, tweede lid, onder a, b, en c, genoemde examenonderdelen met een door een in artikel 22, eerste lid, onder a, bedoelde examenorganisatie vast te stellen studielast;

    • c. een bewijsstuk heeft overgelegd, waaruit blijkt dat het door Onze Minister vastgestelde examengeld is betaald.

  • 2 Een leerling wordt slechts tweemaal tot het examen toegelaten.

HOOFDSTUK VI. DESKUNDIGHEID RADIODIAGNOSTISCH LABORANT

Artikel 26

Tot het gebied van deskundigheid van de radiodiagnostisch laborant wordt gerekend het in opdracht van een arts of een tandarts uitvoeren van een radiodiagnostisch onderzoek. Dit houdt in:

  • a. het voorbereiden en plannen van het totale onderzoeksproces;

  • b. het begeleiden van de patiënt tijdens het totale onderzoeksproces, het bewaken van diens fysieke en psychische conditie en het verstrekken van adviezen aan de patiënt met betrekking tot de invloeden die het radiodiagnostisch onderzoek kan meebrengen;

  • c. het weergeven of vastleggen van de toestand van een bepaald lichaamsdeel of orgaan van de patiënt met behulp van ioniserende stralen;

  • d. het zodanig uitvoeren van het onderzoek dat de stralenbelasting zo laag mogelijk wordt gehouden;

  • e. het bepalen van de juiste onderzoeks- en registratietechniek die is afgestemd op het vast te leggen lichaamsdeel of orgaan van de patiënt;

  • f. het controleren en interpreteren van alle stralingsparameters;

  • g. het beoordelen en interpreteren van de technische kwaliteit van de vervaardigde beelden.

HOOFDSTUK VII. DESKUNDIGHEID RADIOTHERAPEUTISCH LABORANT

Artikel 27

Tot het gebied van deskundigheid van de radiotherapeutisch laborant wordt gerekend het in opdracht van een arts uitvoeren van een bestralingsbehandeling. Dit houdt in:

  • a. het vervaardigen van individuele hulpmiddelen dan wel het formuleren van een opdracht hiervoor, zodat een goede fixatie, afscherming en aanpassing van dosisverdelingen worden gewaarborgd tijdens de bestraling;

  • b. het lokaliseren en simuleren, met daarvoor geschikte apparatuur, van de doelgebieden die moeten worden bestraald;

  • c. het vervaardigen en, na goedkeuring van de arts, uitvoeren van individuele bestralingsplannen;

  • d. het inbrengen in en verwijderen uit de patiënt van gesloten radioactieve bronnen indien daartoe in de patiënt een houder is aangebracht;

  • e. het controleren, interpreteren en vastleggen van (be)stralingsparameters van de individuele patiënt;

  • f. het signaleren en rapporteren van veranderingen in de fysieke en psychosociale conditie van de patiënt gedurende de behandeling;

  • g. het begeleiden van de patiënt tijdens het totale behandelproces, het bewaken van diens fysieke en psychische conditie en het verstrekken van adviezen aan de patiënt met betrekking tot de invloeden die de bestralingsbehandeling kan meebrengen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 19 november 1997

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

Uitgegeven de zevenentwintigste november 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager