Kansspelenbesluit

Geraadpleegd op 26-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2011 en zichtdatum 22-11-2024.
Geldend van 01-09-2004 t/m 31-03-2012

Besluit van 1 december 1997 tot vaststelling van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 6 van de Wet op de kansspelen (Kansspelenbesluit)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 24 juli 1997, nr. 643371/97/6, Directie Wetgeving;

Gelet op de artikelen 6 en 29 van de Wet op de kansspelen;

De Raad van State gehoord (advies van 12 augustus 1997, nr. WO3.97.0501);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Justitie van 11 november 1997, nr. 664079/97/6, Directie Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

wet: de Wet op de kansspelen;

Onze Minister: Onze Minister van Justitie.

Artikel 2

Aan een vergunning, krachtens artikel 3 van de wet verleend, worden - nevens het voorschrift bedoeld in artikel 5, lid 2, van de wet - in elk geval de navolgende voorschriften verbonden:

  • a. er mogen niet meer dan het in de vergunning genoemde aantal bewijzen van deelneming, uitsluitend tegen de daarin aangegeven inleg, worden uitgegeven.

  • b. De opbrengst van de door de vergunninghouder verkochte deelnemingsbewijzen wordt afgedragen aan bij of krachtens de vergunning aangewezen begunstigden. De afdracht bedraagt ten minste 50% van de nominale waarde van de verkochte deelnemingsbewijzen.

  • c. De afdracht, bedoeld in onderdeel b, wordt geheel voor het in de vergunning omschreven doel aangewend.

  • d. Slechts noodzakelijke kosten mogen worden gemaakt.

    Eventuele provisie aan verkopers van deelnemingsbewijzen dient te worden beperkt tot ten hoogste 10% van de nominale waarde der door hun bemiddeling geplaatste deelnemingsbewijzen.

  • e. Als deelnemers mogen niet worden toegelaten personen die nog niet de leeftijd van achttien jaren hebben bereikt. Indien als winnaar van een prijs wordt aangewezen een persoon die ingevolge de vorige volzin niet als deelnemer mocht worden toegelaten, wordt deze deelneming buiten aanmerking gelaten.

  • f. Op de bewijzen van deelneming alsmede in alle aankondigingen en voor openbaarmaking of verspreiding bestemde stukken moet, voorzover praktisch mogelijk, duidelijk worden vermeld:

    de naam van de vergunninghouder en het adres, waar inlichtingen verkrijgbaar zijn;

    het in de vergunning omschreven doel;

    het aantal bewijzen van deelneming en het bedrag van de inleg;

    plaats en tijdstip van de prijsbepaling.

  • g. De niet geplaatste deelnemingsbewijzen moeten vóór het tijdstip van de prijsbepaling worden ingeleverd bij de in de vergunning aangewezen instantie.

  • h. Van de gelegenheid, waarvoor vergunning is verleend, moet een afzonderlijke, overzichtelijke, administratie worden gevoerd.

    Een uitgewerkte rekening en verantwoording met toelichtende bescheiden moet binnen de in de vergunning genoemde termijn worden overgelegd aan de in de vergunning aangewezen instantie.

  • i. De rekening en verantwoording dient vergezeld te gaan van een onderzoeksverslag en een verklaring omtrent de getrouwheid daarvan, opgesteld door:

Artikel 3

Het bepaalde in het voorgaande artikel is, voorzover mogelijk, van overeenkomstige toepassing op een vergunning, verleend krachtens artikel 28 van de wet.

Artikel 3a

  • 1 De vergoeding die is verschuldigd voor de behandeling van de aanvraag van een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Wet bedraagt:

    • a. indien de prijzen en premies gezamenlijk een grotere waarde hebben dan € 4 500, doch niet groter dan € 45 000: € 226;

    • b. indien de prijzen en premies gezamenlijk een grotere waarde hebben dan € 45 000, doch niet groter dan € 450 000: € 907;

    • c. indien de prijzen en premies gezamenlijk een grotere waarde hebben dan € 450 000, doch niet groter dan € 4 500 000: € 1 588;

    • d. indien de prijzen en premies gezamenlijk een grotere waarde hebben dan € 4 500 000: € 2 268.

  • 2 Indien de vergunning als bedoeld in het eerste lid, onder b, c of d, een geldigheidsduur heeft van meer dan een jaar, is de overeenkomstig het eerste lid, vastgestelde vergoeding jaarlijks verschuldigd.

  • 3 De vergoeding die is verschuldigd voor de behandeling van de aanvraag van een vergunning als bedoeld in artikel 4 van de Wet bedraagt € 453. Indien de vergunning een geldigheidsduur heeft van meer dan een jaar, is dit bedrag jaarlijks verschuldigd.

  • 4 Het derde lid is van overeenkomstige toepassing op een vergunning als bedoeld in artikel 28 van de Wet, indien de prijs of premie een grotere waarde heeft dan € 4 500.

Artikel 4

De prijsbepaling voor wat betreft gelegenheden, waarvoor ingevolge artikel 3 van de wet vergunning is verleend, geschiedt nà de afsluiting van de plaatsingsactiviteiten in het openbaar, en wel voorzover de gezamenlijke waarde van de prijzen en premies meer dan € 4 500 bedraagt, ten overstaan van een notaris, die het verloop van de prijsbepaling bij proces-verbaal constateert, voorzover de gezamenlijke waarde van de prijzen en premies niet meer dan € 4 500 bedraagt, ten overstaan van een in de vergunning aangewezen persoon, die van zijn bevindingen een kort verslag opmaakt.

Artikel 5

  • 1 Bij de prijsbepaling dient een methode te worden toegepast die enigerlei beïnvloeding van buitenaf uitsluit en waarbij het toevalskarakter is gewaarborgd, zulks ter beoordeling van degene te wiens overstaan ingevolge artikel 4 de prijsbepaling dient te geschieden.

  • 2 Constateert degene, te wiens overstaan de prijsbepaling geschiedt, enige onregelmatigheid, dan verklaart hij, zo nodig, de gehele prijsbepaling ongeldig en doet hij onverwijld een nieuwe prijsbepaling plaats vinden.

  • 3 Indien mechanische, elektrische of elektronische processen gebezigd worden bij de prijsbepaling en de prijzen en premies gezamenlijk een grotere waarde hebben dan € 45 000, is de methode van prijsbepaling onderworpen aan een voorafgaande goedkeuring door een door Onze Minister aangewezen onafhankelijke deskundige of keuringsinstelling.

Artikel 6

De prijsbepaling bij geldleningen, waarvoor krachtens artikel 4 van de wet een vergunning is verleend, en bij gelegenheden, die met een ingevolge artikel 28 van de wet verleende vergunning zijn opengesteld, geschiedt overeenkomstig een door Onze Minister goedgekeurde methode in het openbaar ten overstaan van een notaris, die het verloop van de prijsbepaling bij proces-verbaal constateert.

Artikel 7

Na inwerkingtreding van dit besluit berusten de krachtens het Kansspelenbesluit (Stb. 1964, 509) vastgestelde besluiten op dit besluit.

Artikel 9

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 1 december 1997

Beatrix

De Staatssecretaris van Justitie,

E. M. A. Schmitz

Uitgegeven de elfde december 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager