Regeling hoeveelheidsbepaling dierlijke en overige organische meststoffen

[Regeling vervallen per 01-01-2006.]
Geraadpleegd op 01-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2004.
Geldend van 01-01-2004 t/m 31-12-2004

Regeling hoeveelheidsbepaling dierlijke en overige organische meststoffen

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Gelet op de artikelen 13c, vierde lid, 13r, tweede lid, 13ak en 13al, onderdeel d, van de Meststoffenwet;

Besluit:

Paragraaf 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. wet:

Meststoffenwet;

b. intermediaire onderneming:

onderneming als bedoeld in artikel 29 van de wet;

c. vracht dierlijke meststoffen:

hoeveelheid dierlijke meststoffen die als eenheid in een afzonderlijk transportvoertuig al dan niet met aanhanger wordt aangevoerd op of afgevoerd van een bedrijf of een intermediaire onderneming;

d. doorleveren:

aanvoeren en zonder tussenopslag weer afvoeren van een vracht dierlijke meststoffen;

e. vloeibare dierlijke meststoffen:

dierlijke meststoffen die verpompbaar zijn;

f. vaste dierlijke meststoffen:

dierlijke meststoffen die niet verpompbaar zijn;

g. analyse:

bepaling van het fosfaatgehalte of het stikstofgehalte in monsters van dierlijke meststoffen;

h. laboratorium:

laboratorium waar analyse of heranalyse van monsters van dierlijke meststoffen plaatsvindt;

i. monsternemer:

op grond van de Regeling erkenning monsternemers Meststoffenwet erkend monsternemer, zijnde een onafhankelijk persoon, of een persoon die werkzaam is bij een op grond van de Regeling erkenning monsternemers Meststoffenwet erkend monsternemer, zijnde een intermediaire onderneming, en voldoet aan de in die regeling gestelde eisen;

j. tapmonster:

uit een bewegende stroom uit één vracht afgetapte hoeveelheid dierlijke meststoffen;

k. steekmonster:

met gebruik van een steeklans of een vijzelboor, dan wel, wat betreft verpakte mestkorrels en strorijke eendenmest, met de hand uit een vracht genomen hoeveelheid dierlijke meststoffen;

l. monster:

tap- of steekmonster;

m. inzendmonster:

monster dat aan het laboratorium wordt gezonden;

n. pachter:

pachter op grond van een in artikel 12, eerste lid, van de Pachtwet, bedoelde pachtovereenkomst;

o. grondgebruiksverklaring:

grondgebruiksverklaring als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van de Regeling landbouwgrond Meststoffenwet, voorzover deze landbouwgrond betreft;

p. mengmonster:

monster dat is vervaardigd uit inzendmonsters van verschillende vrachten;

q. Raad:

Raad voor Accreditatie te Utrecht;

r. accreditatieprogramma:

accreditatieprogramma AP05 ‘Dierlijke mest; samenstelling’ dat is opgenomen als bijlage 4 bij deze regeling;

s. bijlage:

bij deze regeling behorende bijlage;

t. stichting:

Stichting Beheer en Aanleg Kalvergierpersleiding enclave Uddel-Elspeet en Omstreken;

u. minister:

Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

Paragraaf 2. Afwijkingen van de artikelen 17, tweede lid, en 32, eerste lid, van de wet en van artikel D4, eerste lid, van bijlage D bij de wet

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Indien een bedrijf waarop artikel 14 of 38 van de wet van toepassing is een vracht dierlijke meststoffen aanvoert waarvan overeenkomstig deze regeling een monster is genomen, welk monster dan wel een mede daaruit samengesteld mengmonster wordt geanalyseerd, wordt, in afwijking van artikel 17, tweede lid, van de wet, de hoeveelheid met deze vracht aangevoerde dierlijke meststoffen vastgesteld op basis van het gewicht en het fosfaatgehalte, onderscheidenlijk stikstofgehalte, van deze meststoffen.

  • 2 Indien een intermediaire onderneming een vracht dierlijke meststoffen vanaf een bedrijf waarop artikel 14 of 38 van de wet, of artikel 2 van de Vrijstellingsregeling akkerbouwbedrijven met een gezamenlijke mestopslag Meststoffenwet van toepassing is doorlevert naar een bedrijf waarop een van deze artikelen eveneens van toepassing is, wordt, in afwijking van artikel 32, eerste lid, van de wet, de hoeveelheid van de met deze vracht aangevoerde, onderscheidenlijk afgevoerde, dierlijke meststoffen vastgesteld op basis van het gewicht en de forfaitaire omrekennormen, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat per 1000 kilogram, die zijn opgenomen in bijlage C bij de wet, en is artikel 5, eerste lid, niet van toepassing.

Artikel 2a

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Indien een bedrijf waarop artikel 22 van de wet van toepassing is dierlijke meststoffen afvoert, al dan niet na doorlevering door een intermediaire onderneming, naar een bedrijf dat is gevestigd op een afstand van ten hoogste 10 kilometer, kan, in afwijking van artikel D4, eerste lid, van bijlage D bij de wet, de hoeveelheid fosfaat, onderscheidenlijk stikstof, in deze meststoffen worden vastgesteld op basis van het gewicht en de forfaitaire omrekennormen, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat en stikstof per 1000 kilogram dierlijke meststof, die zijn opgenomen in bijlage C bij de wet.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing indien de overeenkomstig het eerste lid en artikel 3 vastgestelde hoeveelheid fosfaat in de dierlijke meststoffen die in het desbetreffende jaar van het bedrijf worden afgevoerd groter is dan:

    • -

      3000 kilogram in de jaren 2000 en 2001, waarvan ten hoogste 750 kilogram fosfaat wordt afgevoerd in dierlijke meststoffen anders dan vaste meststoffen afkomstig van kippen, kalkoenen of parelhoenders;

    • -

      2000 kilogram fosfaat in de jaren 2002 en volgende, waarvan ten hoogste 500 kilogram fosfaat wordt afgevoerd in de dierlijke meststoffen anders dan vaste meststoffen afkomstig van kippen, kalkoenen of parelhoenders.

  • 3 De overeenkomstig dit artikel en artikel 3 vastgestelde hoeveelheid fosfaat, onderscheidenlijk stikstof, in een vracht afgevoerde dierlijke meststoffen is, in afwijking van artikel 32, eerste lid, van de wet, tevens de hoeveelheid fosfaat in de dierlijke meststoffen die in voorkomend geval de doorleverende intermediaire onderneming met de vracht aan- en afvoert, en de hoeveelheid fosfaat en stikstof in de dierlijke meststoffen die het bedrijf waarnaar de dierlijke meststoffen worden afgevoerd, met de vracht aanvoert.

  • 4 Indien een bedrijf waarop artikel 22 van de wet van toepassing is dierlijke meststoffen aanvoert van een bedrijf waarop het eerste lid van toepassing is, kan de hoeveelheid van deze aangevoerde dierlijke meststoffen tot ten hoogste 750 kilogram fosfaat in de jaren 2000 en 2001, en tot ten hoogste 500 kilogram fosfaat in de jaren 2002 en volgende, worden vastgesteld op basis van het gewicht en de forfaitaire omrekennormen, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat en stikstof per 1000 kilogram dierlijke meststof, die zijn opgenomen in bijlage C bij de wet, waarbij de in bijlage C bij de wet opgenomen bepalingen in acht worden genomen, en is artikel 5, eerste lid, niet van toepassing.

Artikel 2b

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Indien een bedrijf waarop artikel 22 van de wet van toepassing is gier met een drogestofgehalte van ten hoogste 2,5% afkomstig van konijnen aanvoert of afvoert, kan in afwijking van artikel D4, eerste lid, van bijlage D bij de wet, de hoeveelheid van deze aangevoerde of afgevoerde dierlijke meststoffen worden vastgesteld op basis van het gewicht en de forfaitaire omrekennormen, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat en stikstof per 1000 kilogram dierlijke meststof, die zijn opgenomen in onderdeel X, onder 29, van bijlage C bij de wet en is artikel 5, eerste lid, niet van toepassing.

Artikel 2c

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Indien een bedrijf waarop artikel 22 van de wet van toepassing is vaste dierlijke meststoffen afvoert naar een afnemer, niet zijnde een bedrijf of een intermediaire onderneming, kan, in afwijking van artikel D4, eerste lid, van bijlage D bij de wet, de hoeveelheid van deze afgevoerde dierlijke meststoffen tot ten hoogste 250 kilogram fosfaat per jaar worden vastgesteld op basis van het gewicht en de forfaitaire omrekennormen, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat en stikstof per 1000 kilogram dierlijke meststof, die zijn opgenomen in bijlage C bij de wet en is artikel 5, eerste lid, niet van toepassing.

  • 2 De overeenkomstig het eerste lid bepaalde hoeveelheid fosfaat van de in een jaar van het bedrijf afgevoerde dierlijke meststoffen wordt, ingeval op het bedrijf tevens artikel 2a, eerste lid, van toepassing is, in dat jaar ten aanzien van dat bedrijf in mindering gebracht op de van toepassing zijnde maximumhoeveelheden fosfaat, bedoeld in artikel 2a, tweede lid.

Artikel 2d

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Indien een bedrijf waarop artikel 22 van de wet van toepassing is dierlijke meststoffen afvoert naar een perceel dat is gelegen op een afstand van ten hoogste 10 kilometer en dat door dat bedrijf, zijnde de eigenaar, zakelijk gebruiksgerechtigde of pachter van het perceel, op grond van een grondgebruiksverklaring tijdelijk in gebruik is gegeven aan een ander bedrijf, kan, in afwijking van artikel D4, eerste lid, van bijlage D bij de wet, de hoeveelheid van deze naar het andere bedrijf afgevoerde dierlijke meststoffen worden vastgesteld op basis van het gewicht en de forfaitaire omrekennormen, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat en stikstof per 1000 kilogram dierlijke meststof, die zijn opgenomen in bijlage C bij de wet, waarbij de in bijlage C bij de wet opgenomen bepalingen in acht worden genomen, en is artikel 5, eerste lid, niet van toepassing.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op de afgevoerde dierlijke meststoffen die de hoeveelheid van 85 kilogram fosfaat per hectare van de oppervlakte van percelen als bedoeld in het eerste lid die gemiddeld in het jaar aan het andere bedrijf in gebruik zijn gegeven overschrijden.

  • 3 Het bedrijf dat de mest afvoert en het bedrijf dat de mest aanvoert melden gezamenlijk het perceel aan bij het Bureau Heffingen, met gebruikmaking van een daartoe door de Directeur van het Bureau Heffingen ter beschikking gesteld formulier, dat overeenkomstig de daarop aangegeven wijze wordt ingevuld.

  • 4 De overeenkomstig dit artikel en artikel 3 vastgestelde hoeveelheid fosfaat, onderscheidenlijk stikstof in de afgevoerde dierlijke meststoffen, is in afwijking van artikel D4, eerste lid, van bijlage D bij de wet, tevens de hoeveelheid fosfaat, onderscheidenlijk stikstof in de op het andere bedrijf aangevoerde dierlijke meststoffen.

  • 5 De overeenkomstig het eerste lid bepaalde hoeveelheid fosfaat van de in het jaar van het bedrijf afgevoerde dierlijke meststoffen wordt, ingeval op het bedrijf tevens artikel 2a, eerste lid, van toepassing is, in dat jaar ten aanzien van dat bedrijf in mindering gebracht op de van toepassing zijnde maximum hoeveelheden fosfaat, bedoeld in artikel 2a, tweede lid.

Artikel 2e

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Indien een opslag waarop artikel 2 van het Besluit voorraden Meststoffenwet van toepassing is door het aangaan of beëindigen van een huurovereenkomst, het vestigen of beëindigen van een zakelijk gebruiksrecht of door eigendomsoverdracht naar een andere intermediaire onderneming overgaat, en in samenhang daarmee de in de opslag aanwezige dierlijke of overige organische meststoffen naar deze andere intermediaire onderneming worden afgevoerd, is de hoeveelheid afgevoerde dierlijke of overige organische meststoffen, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, de ten tijde van de overgang aanwezige voorraad fosfaat.

  • 3 De overeenkomstig dit artikel vastgestelde hoeveelheid fosfaat in afgevoerde dierlijke of overige organische meststoffen is tevens de hoeveelheid fosfaat in de dierlijke of overige organische meststoffen die de intermediaire onderneming waarnaar de dierlijke of overige organische meststoffen worden afgevoerd, aanvoert.

  • 4 De intermediaire onderneming die de dierlijke of overige organische meststoffen overeenkomstig het eerste lid afvoert en de intermediaire onderneming die de dierlijke of overige organische meststoffen overeenkomstig het derde lid aanvoert melden gezamenlijk de afvoer van dierlijke of overige organische meststoffen, bedoeld in het eerste lid, met gebruikmaking van een door de Directeur van het Bureau Heffingen daartoe ter beschikking gesteld formulier, dat overeenkomstig de daarop aangegeven wijze wordt ingevuld, en dat gelijktijdig met het op de afgeleverde dierlijke of overige organische meststoffen betrekking hebbende afleveringsbewijs, bedoeld in de artikelen 7, eerste lid, en 13, eerste lid, van het Besluit administratieve verplichtingen Meststoffenwet, wordt ingediend bij het Bureau Heffingen.

Paragraaf 3. Regels ten aanzien van de bepaling van het gewicht, de bemonstering en de analyse van dierlijke meststoffen op basis van de artikelen 52 en 53, onderdeel d, van de wet

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

In de gevallen bedoeld in de artikelen 2, tweede lid, 2a, eerste lid en vierde lid, 2b, 2c, 2d en 2e, en in het geval bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de wet, wordt het gewicht van dierlijke meststoffen geschat.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Voor de toepassing van artikel 2, eerste lid, en voor de toepassing van artikel 32, eerste lid, van de wet en artikel D4, eerste lid, van bijlage D bij de wet, wordt het gewicht van dierlijke meststoffen bepaald door een monsternemer.

  • 2 De bepaling van het gewicht geschiedt op zodanige wijze dat daarbij het gewicht van het transportmiddel buiten beschouwing blijft. Indien een vracht dierlijke meststoffen wordt afgevoerd of aangevoerd in een container, kan het gewicht van die meststoffen worden bepaald door het gewicht van de gevulde container te verminderen met het gewicht van de lege container dat eenmalig is bepaald en dat duidelijk zichtbaar en niet verwijderbaar op de container is aangebracht.

  • 3 Het gewicht van de dierlijke meststoffen en het gewicht van de in het tweede lid bedoelde container worden bepaald door weging.

  • 4 Van een vracht dierlijke meststoffen die ten hoogste twee malen wordt doorgeleverd, wordt eenmaal bij aanvoer of bij afvoer het gewicht bepaald. Dit gewicht is het gewicht van de met de vracht aan- dan wel afgevoerde dierlijke meststoffen voor alle bij de doorleveringen betrokken bedrijven of intermediaire ondernemingen.

  • 5 De bepaling van het gewicht van dierlijke meststoffen die vanaf een bedrijf worden afgevoerd naar de bewerkingsinstallatie door de kalvergierpersleiding beheerd door e stichting of Mestwerk Achterhoek B.V. te Uden, geschiedt in afwijking van het eerste en het derde lid met behulp van de in die installatie aangebrachte apparatuur ter bepaling van het volume waarbij 1 kubieke meter dierlijke meststoffen voor de toepassing van deze regeling wordt gelijkgesteld aan 1000 kilogram.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Voor de toepassing van artikel 2, eerste lid, en voor de toepassing van artikel 32, eerste lid van de wet en artikel D4, eerste lid, van bijlage D bij de wet, wordt het fosfaatgehalte, onderscheidenlijk stikstofgehalte, bepaald door analyse van het overeenkomstig deze regeling genomen monster van die vracht dan wel door analyse van een mede uit dat monster samengestelde mengmonster.

  • 2 Indien een laboratorium van een overeenkomstig deze regeling genomen monster, het fosfaatgehalte, onderscheidenlijk stikstofgehalte, niet kan bepalen omdat het monster na ontvangst door het laboratorium in het ongerede is geraakt, wordt, in afwijking van het eerste lid, de hoeveelheid van de met de vracht aangevoerde, onderscheidenlijk afgevoerde, dierlijke meststoffen, vastgesteld op basis van het gewicht van de desbetreffende vracht en de forfaitaire omrekennormen, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat en stikstof per 1000 kilogram, die zijn opgenomen in bijlage C bij de wet, waarbij de in bijlage C bij de wet opgenomen bepalingen in acht worden genomen.

  • 3 Van een vracht dierlijke meststoffen die ten hoogste twee malen wordt doorgeleverd, wordt eenmaal bij aanvoer of bij afvoer een monster genomen. Het door analyse van dit monster dan wel van een mede uit dit monster samengesteld mengmonster bepaalde fosfaatgehalte, onderscheidenlijk stikstofgehalte, van de vracht is het fosfaatgehalte, onderscheidenlijk stikstofgehalte, van de met de vracht aan- dan wel afgevoerde dierlijke meststoffen voor alle bij de doorleveringen betrokken bedrijven of intermediaire ondernemingen.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 De bemonstering van een vracht vloeibare dierlijke meststoffen geschiedt overeenkomstig bijlage 2, onderdeel A.

  • 2 De bemonstering van een vracht vaste dierlijke meststoffen geschiedt overeenkomstig bijlage 2, onderdeel B.

  • 4 Bij de bemonstering van een vracht dierlijke meststoffen wordt gebruik gemaakt van apparatuur die voldoet aan bijlage 3.

  • 5 Bij de verpakking van een monster vloeibare dierlijke mest wordt gebruik gemaakt van apparatuur die voldoet aan bijlage 5.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Ingeval van afvoer van een intermediaire onderneming van dierlijke meststoffen met een drogestofgehalte van ten minste 86% verpakt in eenheden van ten hoogste 25 kilogram kan, in afwijking van artikel 5, eerste lid, eens per 10 vrachten een monster worden genomen, met dien verstande dat ten minste eens per twee maanden een monster wordt genomen. Het door analyse van het monster bepaalde fosfaatgehalte van de desbetreffende vracht afgevoerde dierlijke meststoffen is tevens het fosfaatgehalte van de 9 daaropvolgende vrachten meststoffen.

  • 2 De intermediaire onderneming waarvan de meststoffen, bedoeld in het eerste lid, worden afgevoerd, is aangemeld bij de Directeur van het Bureau Heffingen, door gebruikmaking van een daartoe door de Directeur van het Bureau Heffingen ter beschikking gesteld formulier.

  • 3 Indien op een vracht dierlijke meststoffen het eerste lid van toepassing is, wordt op het op die vracht betrekking hebbende afleveringsbewijs, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van het Besluit administratieve verplichtingen Meststoffenwet, onder punt 4, onderdeel A, de code 888 ingevuld.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 De analyse als bedoeld in artikel 5, eerste lid, wordt uitgevoerd door een door de minister aangewezen laboratorium.

  • 2 De minister wijst een laboratorium slechts aan, indien het laboratorium is geaccrediteerd door de Raad overeenkomstig het accreditatie-programma.

  • 3 De minister trekt de aanwijzing in, indien het laboratorium niet meer voldoet aan de in het tweede lid gestelde voorwaarde. De aanwijzing kan eveneens worden ingetrokken bij gebleken verwaarlozing in de taakuitoefening of wegens andere gewichtige redenen op grond waarvan handhaving van de aanwijzing redelijkerwijs niet kan worden verlangd.

  • 4 Van de aanwijzing en de intrekking wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

  • 5 Een aangewezen laboratorium werkt overeenkomstig het accreditatieprogramma.

  • 6 In afwijking van het eerste lid kan analyse worden uitgevoerd door een in een andere lid-staat van de Europese Unie of in een staat die partij is bij de Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte, gevestigd laboratorium dat in die lid-staat, onderscheidenlijk die staat is erkend, dat voldoet aan eisen gelijkwaardig aan die uit het accreditatieprogramma en dat werkt overeenkomstig een programma gelijkwaardig aan het accreditatieprogramma.

  • 7 In afwijking van het tweede lid kan de minister een laboratorium aanwijzen dat geaccrediteerd is door de Raad overeenkomstig het accreditatieprogramma, uitgezonderd punt 1.4 van het programma. De minister kan aan deze aanwijzing voorschriften en beperkingen verbinden.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Binnen tien dagen na verzending van de resultaten van de analyse door het laboratorium, kan door de betrokkenen heranalyse worden aangevraagd. Er vindt ten hoogste éénmaal een heranalyse plaats die wordt uitgevoerd door het laboratorium dat de analyse heeft uitgevoerd.

  • 2 Indien de heranalyse de resultaten van de analyse niet bevestigt, wordt het fosfaatgehalte, onderscheidenlijk stikstofgehalte, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de onderhavige regeling en artikel D4, eerste lid, van bijlage D bij de wet, voor zover het het fosfaatgehalte en stikstofgehalte in dierlijke meststoffen betreft en het fosfaatgehalte, bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de wet, voor zover het het fosfaatgehalte in dierlijke meststoffen betreft, vastgesteld op basis van de resultaten van de heranalyse en vervallen de resultaten van de analyse.

Paragraaf 4. Regels ten aanzien van de bepaling van het gewicht van andere meststoffen, voer, dieren en dierlijke producten op basis van de artikelen 52 en 53, onderdeel d, van de wet

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Voor de toepassing van artikel 17, derde lid, van de wet, artikel 32, eerste lid, van de wet en artikel D4, eerste lid, van bijlage D bij de wet, wordt het gewicht geschat.

  • 2 De bemonstering en de bepaling van het fosfaatgehalte van een mengsel als bedoeld in artikel B1, onderdeel e, van bijlage B bij de wet dat grotendeels bestaat uit zwarte grond, geschieden overeenkomstig de bij of krachtens artikel 8 van het Besluit kwaliteit en gebruik overige organische meststoffen ten aanzien van zwarte grond gestelde regels.

  • 3 De bepaling van het stikstofgehalte in een mengsel als bedoeld in het tweede lid bestaat uit de bepaling van het gehalte aan totaal-stikstof exclusief ammonium en uit de bepaling van het ammoniumgehalte. Het stikstofgehalte van het analysemonster is de som van het gehalte aan totaal-stikstof exclusief ammonium en het gehalte aan ammonium. De bepaling van het gehalte aan totaal-stikstof exclusief ammonium wordt na een voorbehandeling bestaande uit drogen bij 70 graden Celsius en malen over 1 mm uitgevoerd volgens NEN 7437 indien het mengsel nitraathoudende zwarte grond bevat en volgens NEN 7433 en NEN 7434 indien het mengsel niet nitraathoudende zwarte grond bevat. De bepaling van het ammoniumgehalte wordt na een voorbehandeling bestaande uit het zeven van het verse product over 10 mm uitgevoerd volgens NEN 7438.

Paragraaf 4a. Regels ten aanzien van de bepaling van het gewicht van andere meststoffen, voer, dieren en dierlijke producten op basis van de artikelen 52 en 53, onderdeel d, van de wet

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 10a

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Van andere meststoffen wordt het gewicht bepaald door weging met behulp van een weegwerktuig.

  • 2 Het gewicht van de volgende andere meststoffen kan, in afwijking van het eerste lid, worden bepaald door het schatten daarvan: afvalproduct van de aromabereiding, nitraathoudende diatomeeënaarde, kalkslib voor de onderhoudsbekalking vrijkomend bij de melkbereiding, kalkslib voor de onderhoudsbekalking vrijkomend bij de huidlijmfabricage, uienpulp, mosterdzaadpulp, afvalkalk, schuimaarde van suikerfabrieken en mengsel van vloeibare schuimaarde en vloeibare magnesiumhoudende afvalkalk.

  • 3 Van ruwvoer en enkelvoudig krachtvoer, opgenomen in de tabellen I en II van bijlage D bij de wet, behoudens in geval artikel 4 van de Regeling diervoeders Meststoffenwet van toepassing is, dieren en dierlijke producten kan het gewicht, bedoeld in respectievelijk artikel D5, tweede lid, artikel D6 en artikel D7 van bijlage D bij de wet, worden bepaald door het schatten daarvan.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 4 december 1997

De

Minister

van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J.J. van Aartsen

Bijlage 2. behorende bij de Regeling hoeveelheidsbepaling dierlijke en overige organische meststoffen

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

A. Bemonstering van vloeibare dierlijke meststoffen

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 De bemonstering vindt plaats door een monsternemer bij het laden of lossen van een vracht in of uit het transportmiddel.

  • 2 De bemonstering geschiedt door het geautomatiseerd nemen van een tapmonster met behulp van een bemonsteringsapparaat van het zijbuistype, dat voldoet aan de specificaties genoemd in bijlage 3, onder punt 1 en 2, of met behulp van een bemonsteringsapparaat van het zuigertype, dat voldoet aan de specificaties genoemd in bijlage 3, onder punt 1 en 5.

  • 3 Het tapmonster wordt genomen door verdeeld over de laadtijd, dan wel lostijd van de tankwagen, vijfmaal een hoeveelheid van circa 150 milliliter af te tappen uit de vracht door middel van het bemonsteringsapparaat. Gedurende de bemonstering zijn alle andere in-en/ of uitstroomopeningen noodzakelijkerwijs gesloten. Ingeval van automatische bemonstering garanderen fysieke of elektronische voorzieningen dit.

  • 4 Het tapmonster wordt opgevangen in een droge en schone monsterverpakking met behulp van een verpakkingsapparaat van het kabinettype dat voldoet aan de specificaties genoemd in bijlage 5, onder punt 1 en 2 of met behulp van een verpakkingsapparaat van het sealtype dat voldoet aan de specificaties genoemd in bijlage 5, onder punt 1 en 3. De monsterverpakking voldoet aan de specificaties genoemd in bijlage 2, onderdeel C, onder punt 1 of 2.

  • 5 Het tapmonster is het inzendmonster.

  • 6 Indien in een periode van zeven dagen meer dan één vracht vloeibare dierlijke meststoffen van één bedrijf of intermediaire onderneming wordt afgevoerd, kan het laboratorium op verzoek van de leverancier of de afnemer uit maximaal 12 inzendmonsters overeenkomstig de in het accreditatieprogramma omschreven wijze een mengmonster samenstellen. Gedurende de bemonstering garanderen fysieke of elektronische voorzieningen dat andere in- en uitstroomopeningen dan waarop het bemonsteringsapparaat is aangesloten, zijn gesloten.

B. Bemonstering van vaste dierlijke meststoffen

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 De bemonstering van vaste dierlijke meststoffen geschiedt door een monsternemer na het laden of voor het lossen van de vracht van het daarbij gebruikte transportmiddel.

  • 2 De bemonstering geschiedt met behulp van een droge en schone steeklans, bestaande uit een monstergoot en een monsterdeksel, die voldoet aan de specificaties genoemd in bijlage 3, onderdeel 3 of met behulp van een vijzelboor die voldoet aan de specificaties genoemd in bijlage 3, onderdeel 4. In afwijking hiervan is het toegestaan de bemonstering van verpakte mestkorrels en van strorijke eendenmest met de hand uit te voeren.

  • 3 Met de steeklans of de vijzelboor worden evenredig verdeeld over de vracht tenminste zes steekmonsters van de vracht vaste dierlijke meststoffen genomen. De handmatige bemonstering van verpakte mestkorrels, bedoeld onder punt 2, geschiedt door evenredig verdeeld over de vracht uit zes verpakkingen een hoeveelheid mestkorrels te nemen, tezamen gelijk aan de inhoud van een monsterpot. De handmatige bemonstering van strorijke eendenmest, bedoeld onder punt 2, geschiedt door evenredig verspreid over de oppervlakte van de vracht, zonder medeneming van de bovenste laag van 20 centimeter, 6 maal met de hand of met een riek een hoeveelheid strorijke eendenmest in een droge en schone emmer, bak of kruiwagen, te deponeren.

  • 4 Een steekmonster met de steeklans wordt genomen door de goot zo diep mogelijk in de mest te duwen. Vervolgens wordt de deksel over de goot geschoven en wordt de gehele steeklans uit de vracht mest getrokken. De goot wordt geleegd in een droge en schone emmer, bak of kruiwagen.

  • 5 Een steekmonster met de vijzelboor wordt genomen door de vijzelboor zo diep mogelijk in de mest te draaien. Vervolgens wordt het geheel met stilstaande motor uit de vracht mest getrokken. Door de motor in tegengestelde richting te laten draaien, wordt de vijzelboor geleegd in een droge en schone emmer, bak of kruiwagen.

  • 6 De met de vijzelboor of de steeklans genomen steekmonsters of de handmatig genomen monsters van strorijke eendenmest, worden grondig gemengd. Vervolgens wordt uit dit mengsel een steekmonster genomen van circa 1 liter en overgebracht in een droge en schone monsterpot die voldoet aan de specificaties genoemd in bijlage 2, onderdeel C, onder punt 1. Dit steekmonster is het inzendmonster. De met de hand genomen hoeveelheid mestkorrels, bedoeld onder punt 3, wordt eveneens overgebracht in een dergelijke monsterpot en aangemerkt als het inzendmonster.

  • 7 Indien in een periode van zeven dagen meer dan één vracht vaste dierlijke meststoffen van één bedrijf of intermediaire onderneming wordt afgevoerd, kan het laboratorium op verzoek van de leverancier of de afnemer uit maximaal 12 inzendmonsters overeenkomstig de in het accreditatieprogramma omschreven wijze een mengmonster samenstellen. De vrachten waaruit de inzendmonsters zijn genomen, hebben een vrachtomvang waarbij er tussen de grootste en de kleinste vracht niet meer dan 20% verschil in gewicht is ten opzichte van de grootste vracht. De vrachten waaruit de inzendmonsters zijn genomen worden op één bedrijf of onderneming aangevoerd.

C. Verpakking, bewaring en verzending van de inzendmonsters

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 De monsterverpakking bestaat uit een conische monsterpot met een inhoud van circa 1 liter en is vervaardigd uit groen polypropeen kunststof met een wanddikte van 1,5 mm. De bijbehorende deksel bestaat uit transparant polypropeen en is voorzien van een éénmalig te gebruiken scheurrand. De sluiting is voorzien van een klik- en draaimechanisme. Verwijderen van het deksel kan alleen na het verbreken van de scheurrand. Hersluiten geschiedt via het draaimechanisme.

  • 2 Indien gebruik wordt gemaakt van een verpakkingsapparaat van het sealtype, bedoeld in bijlage 5, onder punt 3, kan de monsterverpakking, in afwijking van punt 1, bestaan uit een sealzak die, overeenkomstig bijlage 5, onder punt 3, wordt gevormd uit twee vellen folie.

  • 3 De met vaste mest gevulde monsterverpakking wordt door de monsternemer zodanig gesloten dat deze niet zonder herkenbare beschadiging kan worden geopend en aan de inhoud ervan zonder herkenbare beschadiging niets toegevoegd, afgenomen of anderszins veranderd kan worden.

  • 4 De verpakking van een inzendmonster is zodanig dat verlies van bestanddelen en verandering van eigenschappen, samenstelling of hoedanigheid door beïnvloeding van buitenaf wordt voorkomen.

  • 5 Op de deksel van de monsterpot of op de sealzak wordt het nummer van het afleveringsbewijs dat betrekking heeft op de vracht dierlijke meststoffen, waaruit het monster is genomen, aangebracht door het daartoe bestemde etiket van het afleveringsbewijs.

  • 6 Elk inzendmonster wordt, onder vermelding van het nummer van het afleveringsbewijs dat betrekking heeft op de vracht dierlijke meststoffen, waaruit het monster is genomen, vermeld op een begeleidingsformulier met behulp van het daartoe bestemde etiket van het afleveringsbewijs.

  • 7 Indien het inzendmonster geheel of gedeeltelijk bestaat uit be- of verwerkte dierlijke meststoffen, wordt op het begeleidingsformulier aangegeven of er nitraat of andere voor de analyse storende componenten in het monster aanwezig zijn.

  • 8 De inzendmonsters waarvan door het laboratorium een mengmonster wordt gemaakt, worden tezamen verstuurd naar het laboratorium en tezamen vermeld op één begeleidingsformulier.

  • 9 Het inzendmonster wordt tezamen met het begeleidingsformulier en het afleveringsbewijs, respectievelijk afleveringsbewijzen, betreffende de vracht waaruit het inzendmonster is genomen, naar het laboratorium verzonden.

  • 10 De monsternemer draagt ervoor zorg dat het inzendmonster en alle daarbij behorende gegevens uiterlijk twee weken na de monsterneming bij het laboratorium worden ontvangen.

  • 11 In de periode voor verzending naar het laboratorium wordt het inzendmonster op een voor direct zonlicht afgeschermde plaats bewaard zodat het monster in goede staat bij het laboratorium aankomt.

Bijlage 3. behorende bij de Regeling hoeveelheidsbepaling dierlijke en overige organische meststoffen Technische specificaties bemonsteringsapparatuur

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Technische specificaties bemonsteringsapparatuur

1. Prestatiekenmerken bemonsteringsapparatuur vloeibare dierlijke meststoffen

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

De apparatuur die wordt gebruikt en de methodiek die wordt toegepast voor de bemonstering van vloeibare dierlijke meststoffen, moeten in ieder geval voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. per vracht wordt een monster verzameld van ten minste 650 milliliter;

  • b. de samenstelling van het tapmonster ten aanzien van fosfor en stikstof wijkt niet systematisch af van de gemiddelde samenstelling van de vracht;

  • c. de toevallige afwijking tussen de samenstelling van het tapmonster en de gemiddelde samenstelling van de vracht vloeibare dierlijke meststoffen bedraagt minder dan 15% (2s-interval);

  • d. zowel bij het laden als tijdens het lossen kan een tapmonster worden genomen.

2. Zijbuisapparaat (figuur)

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Schematische weergave van het zijbuisapparaat, hier uitgevoerd als koppelstuk.

Bijlage 49864.png
  • a. Door een draaiende beweging neemt een holle, gedeeltelijk opengewerkte buis een portie mest uit de meststroom van of naar de transporttank. Na het openen van de afsluiter onder aan de buis drukt de uitdrukstaaf de mest in de monsterverpakking.

    Bij de geautomatiseerde monsterneming wordt het zijbuisapparaat aangestuurd door een microprocessor. Het laadproces wordt door een sensor in de tank of in de directe omgeving daarvan gevolgd en doorgegeven aan de microprocessor. Bij een vullingsgraad van 20, 35, 50, 65 en 80 % van de tank wordt een tapmonster genomen.

  • b. Het zijbuisapparaat wordt gevormd door twee nauw in elkaar passende en deels opengewerkte buizen. De technische specificaties van voornoemde onderdelen zijn opgenomen in tabel 2.

    De monsterkamer wordt aan de bovenzijde begrensd door de uitdrukstaaf en aan de onderzijde door een afsluiter. De afstand tussen beide onderdelen is zodanig dat een monsterkamervolume van ca. 150 ml ontstaat.

  • c. Wijze van inbouw

    De zijbuisapparatuur is bestendig bevestigd op het transportmiddel en de inbouw van de apparatuur geschiedt zodanig dat alle te bemonsteren dierlijke meststoffen via het bemonsteringsapparaat de transporttank verlaten, danwel de transporttank ingaan, al naargelang het tapmonster wordt genomen bij lossen of het laden van dierlijke meststoffen. Het inbouwen van geautomatiseerde zijbuisapparatuur vindt plaats in horizontale mestleidingen, waarbij het apparaat verticaal wordt geplaatst.

Tabel 2

Technische specificaties onderdelen zijbuisapparaat

Benaming

toegepaste

onderdeel

passing

materiaal

Opmerkingen

(richtlijn)

netto maat

     
   

(richtlijn)

Draaibuis

178

aan buiten

brons

ø50g6

ø50/44 lg

onderrand

 

kant

afschuinen =0.5

 

buitenbuis

RVS 304

ø62/50 lg

181

ø50H7

 

uitdrukstaaf

-0.5

HMPE

ø44 lg 503

3. Steeklans (figuur)

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Schematische weergave en dwarsdoorsnede van de te gebruiken steeklans. Met A wordt bedoeld de monstergoot, met B wordt bedoeld het monsterdeksel

Bijlage 49865.png

Technische uitvoering

De steeklans is vervaardigd van roestvrij staal en bestaat uit een monstergoot en een monsterdeksel. De effectieve lengte van de steeklans bedraagt ongeveer 2 meter. De steeklans is uitgevoerd met een harde aangescherpte punt.

Ter indicatie wordt vermeld dat de goot een diepte heeft van circa 3 centimeter en een breedte van circa 4 centimeter. De daadwerkelijke afmetingen mogen maximaal 50% afwijken van deze indicatieve afmetingen.

4. Vijzelboor (figuur)

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Bijlage 49866.png

Technische uitvoering

De handbediende vijzelboor bestaat uit een vijzel, die over nagenoeg de gehele lengte wordt omhuld door een buis. Voor de aandrijving wordt een links- en rechtsdraaiende boormachine van circa 750 Watt gebruikt. Voor de starre verbinding tussen de buis en de boormachine wordt gebruik gemaakt van een koppelstuk, passend over de boorkop. In tabel 3 zijn technische details van de desbetreffende onderdelen opgenomen.

In geval van een (half)automatische uitvoering van de vijzelboor geschiedt het inbrengen en het uittrekken van de vijzelboor met behulp van motoren.

Bij een volledig geautomatiseerde opstelling bepaalt de aansturende microprocessor de plaats(en) waar bemonsterd moet worden. De lengte van de vijzel en de buis moet minimaal overeenkomen met de lengte opgenomen in Tabel 3. De lengte van de vijzel en de buis moet voorts dusdanig zijn dat de bodem van de gebruikte container kan worden bereikt.

Tabel 3

Technische details van onderdelen van de vijzelboor

Onderdeel

Afmetingen

Materiaal (richtlijn)

Opmerkingen

vijzel

Lengte 1,5 m

Diameter 24 mm

Kern 10 mm

Spoed 14 mm

Plaatdikte 1,5 mm

Brons

 

Buis

Lengte 1,4 m

Inw. diameter

25 mm

Wanddikte

RVS 304

 
 

1,5 mm

RVS 304

 

Koppelstuk

Bepaald door

afmetingen

boorkop

   

Boormachine

   

Vermogen ca

750 Watt, links-

en rechtsdraaiend

5. Bemonsteringsapparaat gebaseerd op het zuigerprincipe (figuur)

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Bijlage 49867.png
Schematische weergave van het bemonsteringsapparaat in verschillende werkingstoestanden
  • a Werkingsprincipe

    Het bemonsteringsapparaat bestaat uit een monsterbuis die in de uitgangssituatie horizontaal en loodrecht op de zuig- of persleiding van de transporttank wordt gemonteerd (situatie 1 in bovenstaand figuur). Het bemonsteringsapparaat is bestendig bevestigd op het transportmiddel. Door een zuiger in horizontale richting te bewegen wordt tijdens het laden of lossen een hoeveelheid mest uit de leiding in de monsterkamer getrokken (situatie 2). Na rotatie van de monsterkamer in verticale positie wordt het mestmonster door de zuiger in de monsterverpakking gedrukt (situatie 3).

  • b Technische uitvoering

    Het bemonsteringsapparaat bestaat uit een huis met aansluitingen voor gangbare mestleidingen (diameter ongeveer 15 cm). Onlosmakelijk daaraan verbonden is de buitenbehuizing van de monsterkamer. De binnenbehuizing van de monsterkamer bestaat uit een nauw passend konisch en roteerbaar deel. De monsterkamer heeft een diameter van 45 mm met daarin een nauw passende zuiger. De slaglengte van de zuiger is zodanig dat per bemonstering circa 150 ml mest in de monsterverpakking terecht komt. De mechanische bewegingen worden aangestuurd door een microprocessor. Het laad-/losproces wordt door een sensor in de tank of in de directe omgeving daarvan gevolgd en doorgegeven aan de microprocessor. Bij een vullingsgraad van 20, 35, 50, 65 en 80% van de tank wordt een monster genomen.

Bijlage 5. behorende bij de Regeling hoeveelheidsbepaling dierlijke en overige organische meststoffen

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Technische specificaties verpakkingsapparatuur en monsterverpakking

1. Prestatiekenmerken verpakkingsapparatuur vloeibare dierlijke meststoffen

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

De apparatuur die wordt gebruikt voor de verpakking van door een automatisch monsterapparaat genomen monster voldoet in elk geval aan de volgende prestatiekenmerken:

  • a. Een technische voorziening waarborgt dat het verpakkingsapparaat tijdens de bemonstering verbonden is met een automatisch bemonsteringsapparaat van het zijbuistype, bedoeld in punt 3, onder 2, of met het automatisch bemonsteringsapparaat gebaseerd op het zuigerprincipe, genoemd in punt 5.

  • b. Een voorziening waarborgt dat de monsterverpakking schoon is voordat het tapmonster kan worden genomen.

  • c. Het proces van bemonstering door middel van het monsterapparaat en de opslag door middel van het verpakkingsapparaat is geheel geautomatiseerd en technische voorzieningen waarborgen dat beïnvloeding van buitenaf niet mogelijk is en dat uitsluitend meststoffen afkomstig van het bemonsteringsapparaat in de verpakking worden opgenomen.

  • d. De met mest gevulde monsterverpakking die door het apparaat wordt afgeleverd is zodanig gesloten dat deze niet zonder herkenbare beschadiging kan worden geopend en aan de inhoud ervan zonder herkenbare beschadiging niets toegevoegd, afgenomen of anderszins veranderd kan worden.

2. Werkingsprincipe verpakkingsapparaat van het kabinettype

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Door middel van een mechanische zwaaiarm wordt de monsterpot, bedoeld in bijlage 2, onderdeel C, onder punt 1, onder de vulopening van het bemonsteringsapparaat geklemd. Nadat de bij de monsterpot behorende deksel in het apparaat is ingebracht wordt de deur van het kabinet gesloten. De tapmonsters worden genomen nadat een camera-inspectiesysteem heeft vastgesteld dat de monsterpot en de deksel schoon en droog zijn en is vastgesteld dat de deur van het kabinet is gesloten. Nadat de bemonstering heeft plaatsgevonden, wordt de monsterpot verplaatst naar de inspectiepositie alwaar de zwaaiarm de deksel op de monsterpot drukt, zodat de verpakking wordt gesloten. Vervolgens wordt de deur van het kabinet vrijgegeven, zodat de gevulde en gesloten monsterpot kan worden uitgenomen.

Bijlage 49868.png

3. Werkingsprincipe verpakkingsapparaat van het sealtype

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Het verpakkingsapparaat maakt van twee vellen doorzichtige folie door middel van verhitting van twee U-vormige sealbalken een zak die aan drie zijden gesloten is. Deze zak wordt via de open zijde van boven gevuld met de tapmonsters. Vervolgens wordt de gevulde sealzak naar beneden getrokken, waarna de resterende opening wordt gesloten (geseald). Hierna wordt de folie wederom met de hand naar beneden getransporteerd en wordt de volgende zak gevormd. De afstand waarover de zak naar beneden getrokken wordt, wordt door het verpakkingsapparaat zelf begrensd met behulp van een sensor in het verpakkingsapparaat en door markeringsblokjes op de folie. De gevulde en gesloten monsterzak wordt met behulp van een mes losgesneden.

Bijlage 49869.png