Hoofdstuk 6. Ophanging
[Regeling vervallen per 01-05-2009]
Artikel 6.1
[Regeling vervallen per 01-05-2009]
-
1 Personenauto's, bedrijfsauto's, driewielige motorrijtuigen alsmede aanhangwagens in
gebruik genomen na 30 september 1971 doch vóór 1 januari 1995 moeten zijn voorzien
van banden die zijn opgenomen in de bandentabel die op de desbetreffende voertuigcategorie
van toepassing is.
Artikel 6.2
[Regeling vervallen per 01-05-2009]
De gemonteerde banden moeten geschikt zijn voor de door de fabrikant van het voertuig
toegestane maximum aslast, waarbij het bepaalde in de artikelen 6.3 tot en met 6.18 in acht moet worden genomen.
Artikel 6.3
[Regeling vervallen per 01-05-2009]
Artikel 6.4
[Regeling vervallen per 01-05-2009]
Artikel 6.5
[Regeling vervallen per 01-05-2009]
-
3 In afwijking van het tweede lid geldt indien in de bandentabellen A-3 en B-3, of in
de in bijlage 5 opgenomen load-index tabel ten aanzien van de desbetreffende band een specifiek opgegeven
draagvermogen in dubbele montage wordt aangegeven, dit draagvermogen.
Artikel 6.6
[Regeling vervallen per 01-05-2009]
Onverminderd het bepaalde in artikel 6.3 geldt indien achter de load-index een snelheidssymbool wordt vermeld, het draagvermogen
van de desbetreffende band slechts bij de in bijlage 6 bij het snelheidssymbool aangegeven maximum snelheid.
Artikel 6.7
[Regeling vervallen per 01-05-2009]
De in de bandentabellen A-2, B-2, A-3 en B-3 vermelde draagvermogens ten aanzien van
de banden van bedrijfsauto's mogen, afhankelijk van de te rijden snelheid en het vermelde
snelheidssymbool, worden vermeerderd dan wel moeten worden verminderd met het percentage
zoals opgenomen in de in bijlage 7 opgenomen tabel.
Artikel 6.8
[Regeling vervallen per 01-05-2009]
Artikel 6.9
[Regeling vervallen per 01-05-2009]
Indien een band is voorzien van het snelheidssymbool “V” mag deze worden toegepast
tot een maximum snelheid van 240 km/h, waarbij vanaf de snelheid van 210 km/h het
draagvermogen van de desbetreffende band met het hieronder vermelde percentage moet
worden verminderd.
Snelheid:
|
210
|
220
|
230
|
240
|
km/h
|
Aslast:
|
100
|
97
|
94
|
91
|
%
|
Artikel 6.10
[Regeling vervallen per 01-05-2009]
Indien een band is voorzien van het snelheidssymbool “W” mag deze worden toegepast
tot een maximum snelheid van 270 km/h, waarbij vanaf de snelheid van 240 km/h het
draagvermogen van de desbetreffende band met het hieronder vermelde percentage moet
worden verminderd.
Snelheid:
|
240
|
250
|
260
|
270
|
km/h
|
Aslast:
|
100
|
95
|
90
|
85
|
%
|
Artikel 6.11
[Regeling vervallen per 01-05-2009]
Indien in de maataanduiding vóór de letter “R” of op een diagonaalband een snelheidssymbool
is vermeld, geldt, in afwijking van het bepaalde in artikel 6.6, de toegestane maximum snelheid volgens bijlage 8.
Artikel 6.12
[Regeling vervallen per 01-05-2009]
Artikel 6.13
[Regeling vervallen per 01-05-2009]
Snelheid:
|
240
|
250
|
260
|
270
|
km/h
|
Aslast:
|
100
|
95
|
90
|
85
|
%
|
Artikel 6.14
[Regeling vervallen per 01-05-2009]
De toepassing van winterbanden, voorzien van de aanduidingen “M+S”, “MS” of “M & S”,
waarvan de snelheid volgens het snelheidssymbool lager is dan de maximumsnelheid van
het voertuig, is toegestaan, mits door middel van een sticker op het dashboard aan
de bestuurder kenbaar wordt gemaakt welke snelheid bij de desbetreffende banden hoort.
Artikel 6.15
[Regeling vervallen per 01-05-2009]
Indien het een personenauto, bedrijfsauto, driewielig motorrijtuig of aanhangwagen
met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg met twee of meer assen
betreft, geldt dat:
-
a. op dezelfde as geen banden van verschillende karkasstructuur mogen zijn aangebracht;
-
b. indien op de vooras een radiaalband is aangebracht, op de achteras geen diagonaalband
of bias belted band mag zijn aangebracht;
-
c. indien op de vooras een bias belted band is aangebracht, op de achteras geen diagonaalband
mag zijn aangebracht.
Artikel 6.16
[Regeling vervallen per 01-05-2009]
De banden op de bestuurde of gestuurde as van bedrijfsauto's alsmede aanhangwagens
met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg mogen niet van verschillende
karkasstructuur zijn. De banden op bestuurde of gestuurde assen onderling mogen echter
wel van verschillende structuur zijn.
Artikel 6.17
[Regeling vervallen per 01-05-2009]
Motorfietsen mogen indien op de vooras een radiaalband is aangebracht op de achteras
niet zijn voorzien van een diagonaalband.
Artikel 6.18
[Regeling vervallen per 01-05-2009]
Indien op de band door middel van een pijl de draairichting van de band is aangegeven,
moet de band dienovereenkomstig zijn aangebracht.
Hoofdstuk 11. Diversen
[Regeling vervallen per 01-05-2009]
Artikel 11.1
[Regeling vervallen per 01-05-2009]
De geluidssterkte van hoorns van personenauto's, bedrijfsauto's, motorfietsen en driewielige
motorrijtuigen moet worden gemeten met gebruikmaking van de in de artikel 11.2 genoemde meetapparatuur, waarbij de in artikel 11.3 genoemde meetcondities in acht moeten worden genomen.
Artikel 11.2
[Regeling vervallen per 01-05-2009]
De geluidsniveaumeter moet ten minste voldoen aan het bepaalde in Publicatie nr. 651,
eerste editie 1979, Geluidsniveaumeters, van de Internationale Electrotechnische Commissie
(IEC) voor geluidsniveaumeters met de nauwkeurigheidsklasse Type 1.
Artikel 11.3
[Regeling vervallen per 01-05-2009]
-
2 Het proefterrein mag niet blootstaan aan sterke akoestische storingen. Hieraan wordt
voldaan indien het oppervlak van het terrein bestaat uit beton, asfalt, tegels of
een vergelijkbaar hard materiaal.
-
3 De waarden die door de geluidsniveaumeter voor het omgevingsgeluid en de wind worden
aangegeven, moet ten minste 10 dB(A) beneden het geluidsniveau van de hoorn zijn gelegen.
Dit wordt gecontroleerd door vaststelling van het achtergrondgeluidsniveau voor en
na de meting. De microfoon van de geluidsniveaumeter mag van een passende windkap
worden voorzien, mits rekening wordt gehouden met de invloed daarvan op de gevoeligheid
van de microfoon.
-
5 Electrische hoorns moeten tijdens de meting worden gevoed met een spanning van 6,5
volt, 13 volt of 26 volt, gemeten bij de uitgang van de bron van de electrische energie,
hetgeen overeenkomt met een nominale spanning van respectievelijk 6 volt, 12 volt
en 24 volt.
Artikel 11.4
[Regeling vervallen per 01-05-2009]
-
3 De microfoon van de geluidsniveaumeter moet op een hoogte van ten minste 0,50 m en
niet meer dan 1,50 m boven het grondoppervlak worden geplaatst, zodanig dat de maximum
geluidssterkte wordt gemeten.
Artikel 11.5
[Regeling vervallen per 01-05-2009]
Hoorns die voldoen aan het bepaalde in richtlijn 70/388/EEG (PbEG 10 augustus 1970, L 176) dan wel aan het bepaalde in ECE-Reglement nr. 28,
mogen een geluid voortbrengen waarvan de sterkte meer bedraagt dan 104 decibel.
Hoofdstuk 12. Slotbepalingen
[Regeling vervallen per 01-05-2009]
Artikel 12.1
[Regeling vervallen per 01-05-2009]
Met de in deze regeling vastgestelde technische normen of technische eisen worden
gelijkgesteld daaraan gelijkwaardige technische normen of technische eisen, vastgesteld
door of vanwege een andere lid-staat van de Europese Unie dan wel door of vanwege
een staat die partij is bij de overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte.
Met de in deze regeling geëiste onderzoeken worden gelijkgesteld daaraan gelijkwaardige
onderzoeken, geëist door of vanwege een andere lid-staat van de Europese Unie dan
wel door of vanwege een staat die partij is bij de overeenkomst inzake de Europese
Economische Ruimte.
Artikel 12.2
[Regeling vervallen per 01-05-2009]
De regeling van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 12 december 1994, nr. RV
188321, houdende vaststelling toelatingseisen voertuigen op basis van hoofdstuk 3 van het Voertuigreglement (Supplement bij Stcrt. 251), wordt ingetrokken.
Artikel 12.3
[Regeling vervallen per 01-05-2009]
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.