Toelichting bij bijlage 1 (voorlopige volume en financiële informatie Wsw)
[Regeling vervallen per 01-01-2005]
Onderdeel A: Subsidie
Code 101 Basissubsidie Wsw
Hier wordt opgenomen het bedrag aan Wsw-subsidie dat aan de gemeente is toegekend.
Dit bedrag is opgenomen in de meest recente subsidiebrief van het ministerie van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid voor het betreffende verantwoordingsjaar.
Code 102 Overheveling uit de WIW
De gemeente neemt hier op het subsidieoverschot van de WIW dat is overgeboekt naar en gebruikt voor de uitvoering van de Wsw.
Code 199 Subsidie Wsw
Hier wordt opgenomen het totaal van de bedragen vermeld in de codes 101 en 102.
Code 111 Betaalde bijdrage uit eigen middelen
De gemeente neemt hier op het betaalde bedrag uit eigen financiële middelen, niet
afkomstig uit de rijkssubsidie, aan de organisaties die voor de gemeente activiteiten
verrichten in het kader van de uitvoering Wsw. Bij een Wgr-verband wordt hierbij bedoeld de door het bestuur van het Wgr-verband
verstrekte middelen van de in het Wgr-verband deelnemende gemeenten (dus niet de rijkssubsidie)
aan de organisaties die voor het Wgr-verband activiteiten verrichten in het kader
van de uitvoering van de Wsw.
Het is voor het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van belang inzicht
te hebben in de eigen bijdrage.
Onderdeel B: realisatie van toekenning arbeidsplaatsen (in standaardeenheden)
Standaardeenheid
Een standaardeenheid (SE) is een eenheid die overeenkomt met een arbeidsplaats voor
een werkweek van 36 uur (ofwel 1 fte) voor een werknemer die is ingedeeld in de arbeidshandicap
categorie matig. Een arbeidsplaats omvat een of meer dienstbetrekkingen zoals bedoeld
in artikel 2 Wsw of een of meer arbeidsovereenkomsten zoals bedoeld in artikel 7 Wsw.
Dienstbetrekkingen in de Wsw betreffen aanstellingen van maximaal 36 uur. Bij begeleid werken kan sprake zijn
van volledige arbeidsovereenkomsten van meer dan 36 uur. In die gevallen wordt een
volledige arbeidsovereenkomst eveneens gelijk gesteld aan 1 fte, en part-time overeenkomsten
gelijkgesteld aan een evenredig deel van 1 fte. Een 20-urige aanstelling (over een
heel jaar) geldt dus bij een 36-uurs fte als 0,6 fte en bij een 40-urige fte als 0,5
fte realisatie.
Code 201 t/m 299 Realisatie van arbeidsplaatsen in standaardeenheden
Voor het betreffende jaar is voor een aantal standaardeenheden subsidie toegekend.
In het financieel beeld wordt verantwoord in hoeverre het toegekende aantal standaardeenheden
is gerealiseerd.
Daarbij wordt enerzijds de feitelijke realisatie verantwoord en anderzijds welk deel
van de feitelijke realisatie ook subsidiabel is. Dit is van belang bij de categorie
personen die na de invoering van de nieuwe Wsw per 1 januari 1998 in het Wsw-werknemersbestand zijn ingestroomd (het nieuwe werknemersbestand).
Voor deze categorie geldt immers dat hun Wsw-arbeidsplaatsen voor gemiddeld maximaal
32 uur worden gesubsidieerd.
Voor de vaststelling wordt derhalve onderscheid gemaakt tussen het ‘oude’ werknemersbestand
(al werkzaam in Wsw verband per 31-12-1997) en het nieuwe werknemers bestand. Bij
het ‘oude’ werknemersbestand geldt de realisatie volledig als subsidiabel; voor het
‘nieuwe’ werknemersbestand kan de subsidiabele realisatie lager uitvallen dan de feitelijke
realisatie. De personen die in 1998 en 1999 vanuit de zogenaamde SV-regelingen begeleid
zijn gaan werken, gelden in de opgave als ‘oude’ werknemers.
Berekening van de realisaties
Voor elke categorie geldt dat de realisatie in SE’en gelijk is aan het gemiddelde
van de twaalf einde maandstanden in SE’en in het verantwoordingsjaar. Er zijn verschillende
berekeningsmethoden waarmee deze uitkomst kan worden berekend.
Als ondersteuning voor het invullen van de codes 211, 212, 301, 302, 311 en 312 zijn
in de bijlage hulptabellen opgenomen. Met behulp hiervan kunnen de aantallen arbeidsplaatsen
en standaardeenheden worden berekend.
Bij code 212 is een rekenvoorbeeld gegeven, waarmee het subsidiabele aantal standaardeenheden
kan worden vastgesteld.
Voor 2004 is de arbeidshandicapcategorie licht gelijk gesteld aan de categorie matig;
1,0 fte is 1,0 SE (standaardeenheid) voor zowel licht als matig. Een fte ernstig komt
overeen met 1,25 SE.
Code 201 Toekenning (in standaardeenheden)
Dit betreft de toekenning (uitgedrukt in standaardeenheden) op basis waarvan aan de
gemeente de subsidie is toegekend.
De berekening van de subsidie is gebaseerd op het Besluit financieel verdeelmodel sociale werkvoorziening en de Regeling financiering en verantwoording Wet sociale werkvoorziening.
Voor de opgave van het correcte aantal standaardeenheden voor de toekenning wordt
verwezen naar de meest recente subsidiebrief van het ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid voor dit verantwoordingsjaar.
Code 211 Gemiddelde realisatie van het oude werknemersbestand (vóór 1/1/1998)
Het oude werknemersbestand omvat de personen die al een Wsw-dienstverband hadden per
31 december1997 en de personen voor wie per 31december1997 een begeleid werkenplaats
was gefinancierd vanuit de zogenaamde SV-regelingen, en die in 1998 en 1999 zijn ingestroomd
in de nieuwe Wsw.
De gemiddelde jaarrealisatie van het oude werknemersbestand in het verantwoordingsjaar betreft
het aantal fte’s uitgedrukt in standaardeenheden dat de gemeente feitelijk (12 maandsgemiddelde) voor deze groep in het verantwoordingsjaar heeft gerealiseerd. Het gaat om dienstbetrekkingen
van deze categorie personen bij de gemeente (of het samenwerkingsverband waar de gemeente
toe behoort) en de arbeidsovereenkomsten met werkgevers in het kader van begeleid
werken (voor zover het instroom begeleid werken betreft vanuit de SV-regelingen).
Niet van belang is waar de werkzaamheden feitelijk worden verricht. Ook detacheringen
(de externe plaatsingen bij inlenende bedrijven en met aansturing van die bedrijven)
vallen onder het begrip dienstbetrekking.
Berekening aantal SE’en
Het aantal standaardeenheden wordt als volgt berekend.
Uitgangspunt in de berekening zijn de 12 einde maandstanden in het verantwoordingsjaar
in fte’s van:
-
• A) personen met een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 2 van de wet die al werkzaam waren in Wsw-dienstverband per 31december1997;
-
• B) personen met een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7 van de wet met een werkgever aan wie de gemeente die de onderhavige opgave doet, subsidie verstrekt.
Alleen voor zover het instroom begeleid werken betreft vanuit de SV-regelingen.
Het gaat hier om de feitelijk gerealiseerde fte’s over het jaar, d.w.z. de gerealiseerde
dienstbetrekkingen en arbeidsovereenkomsten, gecorrigeerd naar de duur (voor het aantal
maanden per jaar, uitgaande van de ultimo stand van de maand) en rekening houdend
met de uren aanstelling per week in elke maand.
De realisatie over het jaar is gelijk aan het gemiddelde van de twaalf maandstanden,
ofwel de som van de twaalf maandstanden gedeeld door twaalf.
De omrekening naar standaardeenheden vindt als volgt plaats.
Het ‘oude’ werknemersbestand (de personen die reeds op 31 december 1997 tot het Wsw werknemersbestand behoorden) is collectief ingedeeld in de arbeidshandicapcategorie
matig. Dit geldt ook voor de begeleid werkers die vanuit de SV-regelingen zijn ingestroomd
in 1998 en 1999. Bij hen is dus het aantal SE’en gelijk aan het aantal fte’s.
Alleen voor een aantal oude werknemers bij de twee blindenwerkplaatsen geldt volgens
het Besluit financieel verdeelmodel SW een indeling in de arbeidshandicapcategorie ernstig. Voor deze werknemers geldt dus
een omrekening met de factor 1,25 om van fte’s SE’en te maken.
Voor het oude werknemersbestand gelden de gerealiseerde SE’en bij code 211 ook zonder
meer als subsidiabel. Het aantal vermelde standaardeenheden bij de kolommen realisatie
en subsidiabel dienen dan ook aan elkaar gelijk te zijn.
Code 212 Realisatie van het ‘nieuwe’ werknemersbestand (na 1/1/1998)
Voor personen die tot het ‘nieuwe’ werknemersbestand behoren (degenen die voor het
eerst na 1 januari 1998 een Wsw-dienstverband hebben gekregen en niet zijn ingestroomd
in begeleid werken vanuit de SV-regelingen) wordt gemiddeld maximaal 32 uur per week
gesubsidieerd. Dit is geregeld in artikel 8, derde lid, Besluit financieel verdeelmodel SW. Voor het eventueel meerdere boven de 32 uur wordt geen subsidie verkregen; dit dient
de gemeente zelf te financieren. Bij code 212 noteert de gemeente de betreffende uitkomsten;
voor de berekening daarvan wordt verwezen naar onderstaand rekenvoorbeeld. Voor het
overige geldt hetzelfde als voor het ‘oude’ werknemersbestand.
N.B.:
-
• Bij begeleid werkers in CAO’s met volledige werkweken >36 uur, dienen uren te worden
omgerekend naar 36-uurs equivalenten.
Voorbeeld: een 34-urige aanstelling bij een volledige werkweek van 38 uur wordt dan
geteld als een 32,2-uurs aanstelling.
Een 20-urige aanstelling bij een volledige werkweek van 40 uur wordt dan geteld als
een 18-uurs aanstelling (0,5 fte).
-
• Alleen voor rubriek 2.2 kan als gevolg van het maximeren van de subsidie op een gemiddelde
werkweek van 32 uur een verschil optreden tussen de kolommen realisatie en subsidiabel.
Het aantal bij subsidiabel is bij verschil kleiner dan bij realisatie.
-
• Aantallen SE’en worden afgerond op een decimaal (bv. 35,3 SE’en). Ook als de afronding
op nul uitkomt, wordt deze vermeld (bv. 42,0 SE’en).
Onderdeel C: Volumegegevens
Codes 301 en 302 Dienstbetrekking/arbeidsovereenkomst aangegaan vóór 1 januari 1998
Bij de codes 301 en 302 vermeldt de gemeente de gemiddelde realisatie in 2004 in personen
en fte’s (ook bij totaal) van degenen die al op 31 december 1997 een Wsw-dienstverband
hadden (de oude werknemers) en de personen die in 1998 en 1999 zijn ingestroomd vanuit
de SV-regelingen.
Het gaat hier derhalve niet om de eindstand 1997, maar om het gemiddelde van de 12
einde maandstanden in 2004 van de oude werknemers.
De verschillende einde maandstanden kunnen door de volgende oorzaken onderling (van
maand tot maand) afwijken:
– uitstroom uit het werknemersbestand (personen en fte’s);
– verandering in het aantal gewerkte uren (fte’s); een toename geldt als instroom
in het oude werknemersbestand, een daling als uitstroom. Daling in aantal gewerkte
uren van (een) werknemer(s) dient ook tot uitdrukking te komen bij 332 (uitstroom
in fte’s);
– verhuizing van een ‘oude’ werknemer naar een gemeente waar die persoon niet in dienst
is, vervolgens gevolgd door een gelijktijdig ontslag bij de oude gemeente en indienstneming
bij de gemeente waarvan die persoon ingezetene is geworden. De werknemer blijft als
‘oude’ werknemer gelden, en is dus instroom in het ‘oude’ werknemersbestand (personen
en fte’s);
– overdracht met budget en taakstelling van een ‘oude’ werknemer door een andere gemeente
(personen en fte’s) naar de gemeente waar de werknemer ingezetene is. Hierbij geldt
eveneens dat de oude werknemer nog aangemerkt blijft als een oude werknemer. Een dergelijke
overdracht dient wel te zijn gemeld aan het ministerie van SZW.
– instroom van een ‘oude’ werknemer via de terugkeergarantie binnen drie jaar na uitstroom
naar regulier werk (personen en fte’s).
Codes 311 en 312 Dienstbetrekking/arbeidsovereenkomst aangegaan na 1 januari 1998
Evenals bij de codes 301 en 302 vermeldt de gemeente hier de gemiddelde realisatie
in 2004 in personen en in fte’s (ook bij totaal). Voor de vaststelling van de gemiddelde
realisatie berekent de gemeente het gemiddelde van de 12 einde maandstanden in 2004.
De som van de realisaties – in personen en in fte’s – naar licht, matig en ernstig
zijn gelijk aan de twee totalen. De twee totalen komen overeen met de betreffende
uitkomsten in de hulptabellen opgenomen in de bijlage en de voorbeeldberekening voor
de maximaal 32 uur gemiddeld nieuwe instroom Wsw bij code 312.
Bij de plaatsingen vanaf de wachtlijst in het werknemersbestand in 2004, kan het uitsluitend
gaan om personen die op het moment van plaatsing ingezetene zijn in de eigen gemeente
of het eigen WGR-gebied. Wanneer in 2004 een ingezetene uit een andere gemeente is
geplaatst, dient de andere gemeente deze plaatsing op te geven in alle rubrieken waarin
deze een rol speelt, inclusief de realisatie (codes 212, 311 en 312).
Codes 321 t/m 324 Wachtlijst (ultimo standen)
De opgave van de personen die gedurende 2004 op de wachtlijst staan vindt op de volgende
wijze plaats:
-
• De gemeente doet opgave van de personen die op de wachtlijst zijn geplaatst.
-
• De opgave van de gemeente betreft uitsluitend personen die ingezetene zijn van die gemeente.
-
• De opgave van de wachtlijstgegevens vindt alleen plaats door een samenwerkingsverband
als dit is gebaseerd op artikel 8, eerste lid, WGR én als de gemeente al haar taken en bevoegdheden aan dat samenwerkingsverband heeft
overgedragen. Wanneer een gemeente niet is aangesloten bij een GR voor 2004, is die
gemeente voor 2004 verantwoordelijk voor haar eigen wachtlijst. Gemeenten die gebruik
maken van meerdere GR-verbanden zijn eveneens verantwoordelijk voor de eigen wachtlijst.
Zij hebben immers hun taken en verantwoordelijkheden niet integraal aan één GR overgedragen.
Bij de codes 321 t/m 324 doet de gemeente opgave van het totaal van:
-
A de ingezetenen die na een (her)indicatiebeschikking op de wachtlijst zijn geplaatst
en op de laatste dag van het betreffende kwartaal nog niet waren uitgestroomd vanwege
plaatsing in het werknemersbestand of anderszins;
-
B ingezetenen die vanuit de SV-regelingen in de Wsw zijn ingestroomd en onvrijwillig werkloos zijn geworden;
-
C ‘oude’ werknemers die arbeid zijn gaan verrichten buiten het kader van de Wsw en vervolgens binnen drie jaar onvrijwillig werkloos zijn geworden en die niet direct
instromen in het werknemersbestand Wsw.
De datum waarop het indicatiebesluit is genomen en waarop de ingezetene formeel is
toegelaten tot de doelgroep, geldt als datum voor plaatsing op de wachtlijst. Voor
de vaststelling van de omvang van de wachtlijst per einde kwartaal is bij nieuw geïndiceerden
deze datum doorslaggevend.
De ingezetene die in februari een verzoek tot plaatsing in de Wsw heeft ingediend en op wiens verzoek in mei de gemeente beslist, wordt derhalve pas
vanaf het tweede kwartaal tot de wachtlijst gerekend. De datum van aanmelding is hierbij
dan ook niet van belang.
Codes 331 en 332 Totale uitstroom werknemersbestand (in absolute aantallen)
De opgave van het werknemersbestand vindt op de volgende wijze plaats:
-
• De gemeente doet opgave van de personen (alleen eigen ingezetenen op het moment van plaatsing
in het werknemersbestand) die vanaf 1 januari 1998 tot het werknemersbestand zijn
toegelaten. Omdat de plaatsing alleen vanaf de wachtlijst of door naadloze overgang
door verhuizing kan plaatsvinden en de wachtlijst vanaf 1 januari 1998 een verantwoordelijkheid
van de gemeente is, heeft de gemeente over deze personen ook wachtlijstgegevens verstrekt
(uitzondering vormt de zogenaamde overgang door verhuizing).
-
• De opgave van dienstbetrekkingen die vanaf 1 januari 1998 e.v. zijn aangegaan, vindt
alleen plaats door een samenwerkingsverband als dit voldoet aan de criteria van de
nieuwe Wsw.
-
• De gemeente of het WGR-verband waarnaar de taken van de oude bestuurlijke eenheid
zijn overgegaan bij het in werking treden van de Wsw per 1 januari 1998, doet opgave van alle personen die al op 31 december 1997 een
dienstbetrekking bij die bestuurlijke eenheid hadden. Het is hierbij niet van belang
of de betrokkene ingezetene is van de betreffende gemeente of van een van de gemeenten
die deel uitmaken van het WGR-verband.
De gemeente geeft het aantal personen en het aantal arbeidsplaatsen (fte’s) op van
degenen van wie de dienstbetrekking of arbeidsovereenkomst gedurende het betreffende
kalenderjaar is beëindigd en dat ten grondslag ligt aan de berekening van het netto-uitstroompercentage
als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel m, Besluit financieel verdeelmodel sociale werkvoorziening. Dit houdt ook in dat een vermindering in aantal arbeidsuren per week wordt opgegeven
als een uitstroom, uitgedrukt in arbeidsplaatsen en niet in personen.
De gemeente waarmee de persoon die uitstroomt, een dienstverband had, doet de opgave.
De gemeente die verantwoordelijk is voor de opgave over het ‘oude’ werknemersbestand
doet ook de opgave over de uitstroom van personen uit dit oude werknemersbestand.
Op dezelfde wijze doet de gemeente die verantwoordelijk is voor de opgave over het
‘nieuwe’ werknemersbestand (personen die bij plaatsing na 1 januari 1998 eigen ingezetenen
waren) de opgave over de uitstroom van degenen uit dit nieuwe werknemersbestand.
Bij de uitstroomgegevens geeft de gemeente geen gemiddelden op, maar de gehele uitstroom
in personen en fte’s die gedurende het kalenderjaar heeft plaatsgevonden. Hierbij
gaat het dus om een cumulatief gegeven.
-
•
Voorbeeld 1
Uitstroom van persoon A op 1 september 2004 met een arbeidsovereenkomst van 36 uur,
aangegaan na 1 januari 1998 is uitgedrukt in uitstroom personen: 1 en uitgedrukt in
arbeidsplaatsen: 1 fte.
-
•
Voorbeeld 2
Uitstroom van persoon B die tijdens het jaar een dienstverband is aangegaan van 18
uur, en tijdens het jaar weer uitstroomt: uitstroom in personen: 1, en uitstroom in
arbeidsplaatsen: 0,5 fte.
-
•
Voorbeeld 3
Persoon C werkt 36 uur per week en gaat vanaf 1 augustus 2004 nog maar 28 uur werken.
In personen bedraagt de uitstroom: 0 en in arbeidsplaatsen: 8/36 fte.
-
•
Voorbeeld 4
Persoon D werkt 36 uur per week aan het begin van het jaar, gaat vervolgens 16 uur
werken (20 uur uitstroom), daarna weer 36 uur en eindigt het jaar met 16 uur (nogmaals
20 uur uitstroom). In totaal is er dus sprake van 40 uur uitstroom (en 20 uur instroom).
In personen bedraagt de uitstroom: 0 en in arbeidsplaatsen: 1,1 fte (= 40/36).
Codes 341 en 342 Uitstroom naar reguliere arbeid (doorstroom)
Als onderdeel van de totale uitstroom werknemersbestand neemt de gemeente apart de
uitstroom naar reguliere arbeid op. Ook hier betreft het absolute aantallen zoals
bij de codes 331 en 332.