2. Bepalen samenstelling mengmonster
Een onderzoekslaboratorium meet het gewichtspercentage droge zeeffractie en deconcentratie
van de stoffen.
Bij het vaststellen of zich een situatie voordoet, bedoeld in artikel 2, onder a, wordt:
-
a. de droge zeeffractie bepaald overeenkomstig ontwerp-NEN 5753, uitgave augustus 1990,
en
-
b. gedurende tien minuten gezeefd op de volgende korrelgroottes:
-
1°. 4000 micron;
-
2°. 1000 micron;
-
3°. 500 micron;
-
4°. 250 micron;
-
5°. 125 micron;
-
6°. 63 micron.
Bij het vaststellen of zich een situatie voordoet, bedoeld in artikel 2, onder b, wordt:
-
a. de bepaling van de extraheerbare stoffen gebaseerd op NEN 3148, uitgave maart 1965,
en NEN 6672, uitgave oktober 1994;
-
b. 60 gram straalgrit gedurende vijf uur met een mengsel van 100 ml petroleumether (40/60)
en 50 ml aceton geëxtraheerd in een Soxhletextractietoestel.
Bij het vaststellen van de concentratie van de stoffen, bedoeld in artikel 2, onder c, 1°, 2°, 3°, 4°, 5°, 6° en 7° vindt ontsluiting plaats door 10 gram straalgrit gedurende
10 minuten te koken met 50 ml 4M zoutzuur.
Bij het vaststellen van de concentratie van de stoffen, bedoeld in artikel 2 onder c, 1°, 2°, 3°, 4°, 5°, 6° en 7°, wordt gebruik gemaakt van de VPR C 88-01, uitgave
september 1988, met dien verstande dat in deze VPR voor "grond" wordt gelezen: straalgrit.
Bij het vaststellen van de concentratie van stoffen, bedoeld in artikel 2, onder c, 8°, 9° en 10°, wordt gebruik gemaakt van de VPR C 88-11, uitgave september 1988,
met dien verstande dat in deze VPR voor "grond" wordt gelezen: straalgrit.
Bij het vaststellen van de concentratie van stoffen, bedoeld in artikel 2, onder c, 11°, wordt gebruik gemaakt van de NEN 5735, uitgave juli 1995, met dien verstande
dat voor "grond" wordt gelezen: straalgrit.
Het onderzoekslaboratorium vermeldt in een schriftelijk verslag van de meting ten
minste:
De ontdoener bewaart het schriftelijk verslag gedurende een periode van ten minste
drie jaar nadat de meting is uitgevoerd.