Wijzigingswet enkele belastingwetten c.a. 1998 (fiscale milieuversterking)

Geraadpleegd op 18-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-03-2005.
Geldend van 01-08-1999 t/m 11-06-2015

Wet van 18 december 1997, houdende wijziging van enkele belastingwetten c.a. 1998 (fiscale milieuversterking)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in het kader van het belastingplan 1998 wenselijk is het milieu, verkeer en vervoer nader fiscaal accent te geven en dat het mede in het kader van de liberalisering van de energiemarkt wenselijk is de vrijstelling van vennootschapsbelasting voor overheidsenergiebedrijven te laten vervallen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL IV

[Red: Wijzigt de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992.]

ARTIKEL VII

[Red: Wijzigt de Wet van 23 december 1994 tot wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag in verband met het aanbrengen van een permanente verfijning alsmede twee tijdelijke verfijningen (Stb. 925).]

ARTIKEL IX

Indien met betrekking tot gebruikte personenauto’s en motorrijwielen het tijdstip waarop overeenkomstig artikel 6 van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 de aangifte wordt gedaan, is gelegen vóór het tijdstip waarop de onderdelen B en C van artikel IV in werking treden, terwijl het tijdstip van registratie is gelegen na die datum, wordt de vermindering van de belasting vastgesteld overeenkomstig artikel 10 van die wet zoals dat luidt ten tijde van het doen van die aangifte.

ARTIKEL X

  • 1 Ten aanzien van de in het tweede lid aangeduide lichamen bedraagt, in afwijking van artikel 22 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, de belasting over het eerste boekjaar dat aanvangt na 31 december 1997 tot en met het eerste boekjaar dat aanvangt na 31 december 2000: nihil.

  • 4 Voorts vindt het eerste lid geen toepassing over:

    • a. het boekjaar dat aanvangt na 31 december 2000 ingeval dat boekjaar meer dan twaalf maanden omvat, en

    • b. het boekjaar dat aanvangt na 1 januari 2001 indien na 1 januari 1998 een wijziging van het boekjaar heeft plaatsgevonden waarbij het einde van het boekjaar op een later tijdstip is gesteld.

  • 5 Voor de toepassing van artikel 20, tweede lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 worden:

    • a. verliezen ter zake van activiteiten waarop het eerste lid toepassing vindt zoveel mogelijk verrekend met winsten waarop het eerste lid eveneens toepassing vond of vindt, en worden

    • b. verliezen ter zake van activiteiten waarop het eerste lid geen toepassing vindt zoveel mogelijk verrekend met winsten waarop het eerste lid eveneens geen toepassing vond of vindt.

ARTIKEL XI

Voor de heffing van de vennootschapsbelasting wordt op de balans aan het begin van het eerste boekjaar dat aanvangt op of na 1 januari 1998 van een onderneming als bedoeld in artikel 2, derde lid, tweede volzin, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, of van een lichaam als bedoeld in het zevende lid, tweede volzin, onderdeel j, van dat artikel, dan wel van een lichaam als bedoeld in het slot van dat artikel, geen goodwill opgevoerd met betrekking tot de activiteiten waarvoor de belastingplicht een aanvang neemt als gevolg van de in artikel III opgenomen wijzigingen van artikel 2 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.

ARTIKEL XII

  • 1 Indien in de periode van 5 juli 1996 tot het begin van het eerste boekjaar dat aanvangt op of na 1 januari 1998 van een door een publiekrechtelijke rechtspersoon gedreven onderneming als bedoeld in artikel 2, derde lid, tweede volzin, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, door deze rechtspersoon activiteiten als bedoeld in die tweede volzin zijn ingebracht in of vervreemd aan een ander lichaam waarin de inbrenger of de vervreemder voor ten minste een derde gedeelte een belang heeft, waarmee hij in een groep is verbonden in de zin van artikel 24b van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek of waarvan hij een bestuurder kan benoemen of ontslaan, vindt in afwijking in zoverre van de artikelen 10 en 10a, eerste lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 bij dat andere lichaam geen afschrijving plaats op goodwill met betrekking tot de van de inbrenger of de vervreemder daarbij verkregen vermogensbestanddelen.

ARTIKEL XIII

[Red: Wijzigt het bij koninklijke boodschap van 18 april 1997 ingediende voorstel van wet tot wijziging van bepalingen van de Mediawet in verband met de privatisering van het Nederlands Omroepproduktie Bedrijf N.V.]

ARTIKEL XV

  • 2 De artikelen I en II vinden toepassing nadat artikel 66b van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 bij het begin van het kalenderjaar 1998 is toegepast.

  • 3 Artikel III, onderdeel A, vindt voor het eerst toepassing met betrekking tot de heffing van de vennootschapsbelasting over het boekjaar dat aanvangt op of na 1 januari 1998.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 18 december 1997

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

Uitgegeven de negenentwintigste december 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager