[Regeling vervallen per 01-01-2009]
Toelichting
Voor het opleggen van de in paragraaf 21 omschreven verzuimboeten is gekozen voor
vaste, in beginsel van de hoogte van de aanslag onafhankelijke bedragen. Alleen indien
de aanslag op nihil of op een negatief bedrag wordt vastgesteld vindt een matiging
van de boete plaats overeenkomstig de in de tweede volzin van het derde lid genoemde
bedragen. Hiervan kan ook sprake zijn bij vermindering of teruggaaf van belasting,
anders dan door verliesverrekening, middeling of toepassing van artikel 14, vijfde
lid, van de Wet op de vermogensbelasting 1964.
Bij het niet of niet tijdig doen van aangifte voor de aanslagbelastingen kan slechts
sprake zijn van een verzuim, indien belanghebbende de aangifte niet binnen een door
de inspecteur gestelde termijn heeft gedaan en hij geen gevolg heeft gegeven aan een
aanmaning van de inspecteur. Een aangifte die wordt ingediend nadat de aanslag (ambtshalve)
is opgelegd, geldt niet alsnog als een (niet tijdig) gedane aangifte; de bij de aanslag
opgelegde boete blijft een verzuimboete voor het niet doen van aangifte.
Als het aan opzet van belanghebbende te wijten is dat de aangifte niet is gedaan,
vormt dit een vergrijp in de zin van artikel 67d van de AWR (zie paragraaf 26 van het besluit). De inspecteur moet vooraf een keuze maken tussen het opleggen van
een verzuimboete of een vergrijpboete (zie paragraaf 5 van het besluit). Wegens het niet tijdig doen van aangifte kan uitsluitend een verzuimboete
worden opgelegd.
De verzuimenreeks geldt zowel voor het niet als voor het niet tijdig doen van aangifte.
Voor het bepalen van de plaats in de verzuimenreeks wordt geen onderscheid gemaakt
tussen een op nihil of op een negatief bedrag vastgestelde aanslag en een op een positief
bedrag vastgestelde aanslag. Dit betekent dat belastingplichtige, aan wie over belastingjaar
1 en belastingjaar 2, gelijktijdig met een nihilaanslag, een verzuimboete is opgelegd
van respectievelijk € 22 (eerste verzuim) en € 68 (tweede verzuim) - in beide gevallen
was sprake van een op nihil of op een negatief bedrag vastgestelde aanslag - over
belastingjaar 3 een verzuimboete beloopt van € 567 indien hij wederom niet tijdig
aangifte doet (derde verzuim) en de aanslag voor dat jaar op een positief bedrag wordt
vastgesteld.
Bij het niet of niet tijdig doen van aangifte voor de rechten van successie, schenking
en overgang geldt geen verzuimenreeks. Het opleggen van een verzuimboete naar een
vast bedrag zou daardoor onredelijk uitwerken. Daarom wordt de verzuimboete voor de
rechten van successie, schenking en overgang wegens het niet of niet tijdig doen van
aangifte voor deze belasting berekend uitgaande van 5 procent van het bedrag van de
aanslag na verrekening van de tot het moment van de aangifte opgelegde voorlopige
aanslagen.
Bij avas legt de inspecteur geen verzuimboete op, dan wel vernietigt hij de verzuimboete.
Indien belastingplichtige bezwaar maakt tegen de verzuimboete omdat bij de vaststelling
van de verzuimenreeks een eerdere verzuimboete is meegeteld ten aanzien waarvan volgens
belanghebbende sprake was van avas, wordt, indien dit juist blijkt, de verzuimboete
verminderd tot de boete passend bij het resterend aantal verzuimen.