Waarborgwet 1986

Geraadpleegd op 05-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 19-11-2011 en zichtdatum 29-11-2024.
Geldend van 01-01-2011 t/m 07-02-2012

Wet van 24 december 1997, houdende regels omtrent de waarborg van platina, gouden en zilveren werken (Waarborgwet 1986)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de Waarborgwet 1986 opnieuw te doen vaststellen ten einde te kunnen voldoen aan richtlijn nr. 83/189/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 maart 1993 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PbEG L 109);

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Van de gehalten

Artikel 1

De gehalten der platina, gouden en zilveren werken, welke door krachtens deze wet vastgestelde keurmerken worden gewaarborgd, zijn bepaald:

voor platina werken op 950 duizendsten, met dien verstande dat in platina alliages iridium als platina wordt beschouwd;

voor gouden werken op 916, 833, 750 en 585 duizendsten;

voor zilveren werken op 925, 835 en 800 duizendsten.

Artikel 2

De werken, tussen twee gehalten bevonden, worden op het laagst dier beide gehalten gekeurmerkt.

Artikel 3

Werken, die in voltooide staat worden aangeboden en waarvan naar het oordeel van een krachtens artikel 7 aangewezen waarborginstelling het gehalte niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld, worden gewaarborgd binnen een grens van twintig duizendsten.

Artikel 4

  • 1 Indien werken bestaan uit onderdelen van onderscheidene edele metalen als bedoeld in artikel 1, worden die onderdelen afzonderlijk gewaarborgd.

  • 2 Werken, die gedeeltelijk bestaan uit edele metalen als bedoeld in artikel 1 en gedeeltelijk uit andere metalen, dan wel zijn opgevuld met andere stoffen dan de in artikel 1 bedoelde edele metalen, worden slechts gewaarborgd, indien zij voldoen aan door Onze Minister van Economische Zaken te stellen eisen.

HOOFDSTUK II. DE VERPLICHTING TOT WAARBORGEN

Artikel 5

  • 1 Aan waarborg zijn onderworpen platina, gouden en zilveren werken, welke hier te lande worden vervaardigd, worden ingevoerd of uit het bezit van anderen dan ondernemers in de handel worden gebracht, voor zover de werken niet zijn voorzien van de vereiste stempelmerken.

  • 2 Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a. gouden en platina werken, waarvan de totale massa aan goud en platina minder dan 0,5 gram bedraagt;

    • b. zilveren werken, waarvan de totale massa aan zilver minder dan 1 gram bedraagt;

    • c. andere werken dan bedoeld onder a en b, voor zover deze bestemd zijn om te worden uitgevoerd, en mits deze werken afzonderlijk zijn opgeslagen in niet voor verkoop aan het publiek bestemde ruimten.

  • 3 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen de in het tweede lid, onder a en b, bedoelde grenzen worden verhoogd. Hierbij kunnen voor de onderscheidene edele metalen verschillende grenzen worden vastgesteld.

Artikel 5a

  • 1 De verplichting tot waarborging, bedoeld in artikel 5, eerste lid, geldt niet voor werken, die in een lid-staat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte door een onafhankelijke instelling zijn voorzien van een gehalteteken, mits dat teken op grond van een aldaar geldende wettelijke regeling wordt erkend en mits dat teken de aard van het edelmetaal en het gehalte aan edelmetaal aanduidt.

Artikel 5b

De verplichting tot waarborging, bedoeld in artikel 5, eerste lid, geldt evenmin voor werken die in een staat, die is aangesloten bij het in artikel 22 bedoelde verdrag, overeenkomstig dat verdrag zijn voorzien van stempelmerken.

Artikel 6

  • 1 Onze Minister van Economische Zaken kan vrijstelling verlenen van het bepaalde in artikel 5, eerste lid.

  • 2 Aan een vrijstelling kunnen beperkingen worden gesteld en voorschriften worden verbonden.

Hoofdstuk IIA. Waarborginstellingen

Artikel 7

  • 1 Onze Minister van Economische Zaken wijst een of meer rechtspersonen aan, die tot taak hebben, met inachtneming van het bij en krachtens deze wet bepaalde, aangeboden werken op hun gehalte aan platina, goud, palladium en zilver te keuren en van stempelmerken te voorzien.

  • 2 Een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid vindt slechts plaats, indien de betrokken rechtspersoon aan de volgende eisen voldoet:

    • a. hij dient in staat te zijn de in het eerste lid bedoelde taken naar behoren te vervullen;

    • b. de voorwaarden dienen aanwezig te zijn voor een zodanige besluitvorming binnen de rechtspersoon, dat een onafhankelijke vervulling van de in het eerste lid bedoelde taken zoveel mogelijk is gewaarborgd.

  • 3 Onze Minister kan een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid intrekken, indien de betrokken rechtspersoon daarom verzoekt, dan wel indien deze rechtspersoon een of meer van de in het eerste lid bedoelde taken naar het oordeel van Onze Minister niet naar behoren vervult of niet meer voldoet aan de in het tweede lid gestelde eisen.

  • 4 Van een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid en van een intrekking van die aanwijzing wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

  • 5 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder een waarborginstelling verstaan een krachtens het eerste lid aangewezen rechtspersoon.

Artikel 7a

  • 1 Het is een waarborginstelling verboden haar statuten te wijzigen, tenzij de wijziging door Onze Minister van Economische Zaken is goedgekeurd.

  • 2 Onze Minister kan een goedkeuring als bedoeld in het eerste lid slechts weigeren, indien de statuten na de wijziging onvoldoende zouden zijn afgestemd op de in artikel 7, eerste en tweede lid, bedoelde taken en eisen.

Artikel 7b

  • 1 Een waarborginstelling vestigt één of meer kantoren voor de uitvoering van de in artikel 7, eerste lid, bedoelde taken.

  • 2 Indien meer dan één kantoor wordt gevestigd, kan de waarborginstelling de werkzaamheden van ieder kantoor beperken tot een door haar vast te stellen gebied of categorie van werken. Een besluit daartoe wordt door de waarborginstelling in de Staatscourant bekendgemaakt.

Artikel 7c

  • 1 Een waarborginstelling legt jaarlijks vóór 1 november de vanaf 1 februari daarop volgend te berekenen tarieven voor het onderzoek van werken met het oog op het verkrijgen van stempelmerken als bedoeld in artikel 9, eerste lid, en voor het plaatsen van deze merken ter goedkeuring aan Onze Minister van Economische Zaken voor. Zij worden na goedkeuring door de waarborginstelling in de Staatscourant bekendgemaakt.

  • 2 Onverminderd artikel 17 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen kan Onze Minister een goedkeuring als bedoeld in het eerste lid weigeren indien de tarieven hoger zijn dan, uitgaande van een redelijke toerekening van de aan het onderzoek en de stempeling van de desbetreffende werken verbonden kosten, noodzakelijk is.

  • 3 Het in het eerste lid, eerste volzin, bedoelde besluit omtrent goedkeuring wordt binnen 8 weken na de verzending ter goedkeuring bekendgemaakt.

  • 4 Indien de vanaf 1 februari te berekenen tarieven niet vóór 1 januari daaraan voorafgaand zijn goedgekeurd, kan Onze Minister deze tarieven zelf vaststellen.

  • 5 Van een besluit tot vaststelling van tarieven als bedoeld in het vierde lid wordt door Onze Minister mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

  • 6 Een waarborginstelling kan de tarieven, bedoeld in het eerste lid, gedurende het jaar waarvoor zij gelden, wijzigen. Een wijziging van de tarieven wordt ter goedkeuring aan Onze Minister van Economische Zaken voorgelegd. Het eerste lid, tweede volzin, alsmede het tweede en derde lid zijn van toepassing.

Artikel 7d

Indien de begroting van een waarborginstelling niet vóór de aanvang van het kalenderjaar, waarvoor zij moet dienen, is goedgekeurd, kan Onze Minister die instelling machtigen uitgaven te doen uit die posten waartegen hij geen bedenking heeft.

Artikel 7e

Indien Onze Minister van Economische Zaken meer dan één rechtspersoon als bedoeld in artikel 7, eerste lid, aanwijst, kan hij regels stellen ten behoeve van een goede coördinatie van de uitvoering van de door die rechtspersonen te verrichten taken en werkzaamheden als bedoeld in de artikelen 13, 18, 39, 47, 47a en 60.

HOOFDSTUK III. VAN DE STEMPELMERKEN EN DE GEHALTEPROEF

Artikel 9

De stempeling der platina, gouden en zilveren werken, zowel in het geval bij artikel 1 als in dat bij artikel 3 bedoeld, geschiedt met stempels, omtrent welker vorm en gebruik Onze Minister van Economische Zaken regels stelt.

Artikel 10

De in artikel 9 bedoelde stempelmerken zijn:

  • 1°. het gehaltemerk;

  • 2°. het merk tot aanwijzing van het waarborgkantoor, waar de stempeling is geschied;

  • 3°. het jaarlettermerk;

  • 4°. het gewichtaanduidend merk voor werken, welke uit meer dan een, niet voor afzonderlijke stempeling vatbare stukken bestaan.

Artikel 11

  • 1 Werken, welke niet zonder gevaar van beschadiging gestempeld kunnen worden, alsmede werken van bijzondere oudheidkundige of kunstzinnige waarde, kunnen door de waarborginstelling, die het onderzoek verricht, van de verplichting tot stempeling worden vrijgesteld.

  • 2 In het in het eerste lid bedoelde geval wordt ter zake van die werken een schriftelijk bewijs verstrekt, dat een nauwkeurige omschrijving van het desbetreffende werk inhoudt.

Artikel 12

  • 1 Onverminderd de stempeling door een waarborginstelling, is elke werkmeester verplicht alle uit zijn werkplaats voortkomende platina, gouden en zilveren werken, met uitzondering van werken, die niet zonder gevaar van beschadiging gestempeld kunnen worden, met de afslag te merken van een eigen, overeenkomstig artikel 13 goedgekeurd, stempel, waarvan hij zich te dien einde voorzien moet, en welke de aanvangsletters van zijn naam benevens een bijzonder, door hem gekozen onderscheidingsteken vertonen moet.

  • 2 Dit merk, de verantwoordelijke vervaardiger van het werk aanwijzende, draagt de naam van meesterteken.

  • 3 Geen werkmeester mag een meesterteken aannemen, volkomen gelijk aan dat van een zijner beroepsgenoten.

  • 4 Het bepaalde in het eerste lid geldt niet, indien het meesterteken ingevolge een tussen de werkmeester en de waarborginstelling, aan welke de werken ter onderzoek zullen worden aangeboden, gesloten overeenkomst, door de betrokken waarborginstelling zal worden aangebracht.

Artikel 13

  • 2 Het door de betrokken waarborginstelling ter zake van een aanvraag om goedkeuring als bedoeld in het eerste lid berekende tarief behoeft de goedkeuring van Onze Minister van Economische Zaken. Dit tarief wordt door de waarborginstelling in de Staatscourant bekendgemaakt.

Artikel 14

De kornetten en snippelingen worden na elke gehalteproef aan de aanbieder teruggegeven.

Artikel 15

  • 1 Alvorens tot het onderzoek te worden toegelaten moeten de werken tot een staat van voltooiing gebracht zijn, welke zowel tegen een verandering van hun oorspronkelijke bestemming, als tegen een beschadiging der stempeltekens bij de verdere bearbeiding, waarborgt. Werken, waaraan zodanige beschadiging is toegebracht, zijn opnieuw aan stempeling onderhevig.

  • 2 Inlandse werken worden alleen tot het onderzoek toegelaten indien zij, behoudens voor zover het werken betreft waarop artikel 11 of artikel 12, vierde lid, van toepassing is, voorzien zijn van het meesterteken en zij noch door polijsten, of op welke andere wijze ook, zijn afgewerkt, noch van stenen of andere dergelijke versierselen zijn voorzien; een en ander, tenzij naar het oordeel van de waarborginstelling, aan welke de aanbieding geschiedt, bijzondere redenen zulks onmogelijk dan wel onnodig maken.

Artikel 16

  • 1 De werken, ter keuring aangeboden, moeten vergezeld gaan van een ondertekend borderel, opgave inhoudende van metaalsoort, getal of gewicht, en zo mogelijk gehalte.

  • 2 Voor het borderel wordt gebruik gemaakt van door de waarborginstelling, aan welke de werken worden aangeboden, tegen kostprijs ter beschikking gestelde formulieren.

Artikel 17

  • 1 De werken moeten steeds van verlengstukken voorzien zijn, ten einde daarop het voor de proef benodigde metaal te kunnen insnijden, tenzij bijzondere redenen, welker beoordeling aan de waarborginstelling, aan welke de werken worden aangeboden, blijft overgelaten, zulks onmogelijk dan wel onnodig maken.

  • 2 Het blijft desniettemin de waarborginstelling vrijgelaten die insnijding ook, althans voor een gedeelte, op het werk zelf te verrichten.

Artikel 18

  • 1 De platina, gouden en zilveren werken, bestemd om van de gehaltetekenen te worden voorzien, en die na aaneenvoeging hunner verschillende delen niet meer vatbaar zijn zouden voor een behoorlijk onderzoek, worden bij losse gedeelten aan het essai onderworpen, en van een door de waarborginstelling, die het onderzoek verricht, vastgesteld herkenningsteken, dat het bevonden gehalte aanwijst, voorzien. Later, in voltooide staat aan het kantoor teruggebracht, worden zij, zonder opnieuw onderzocht te worden, op het door de herkenningstekenen aangewezen gehalte gestempeld.

  • 2 De herkenningstekenen, bedoeld in het eerste lid, worden door de waarborginstelling, die deze heeft vastgesteld, in de Staatscourant bekendgemaakt.

Artikel 19

  • 1 Holle werken, draad- en knopwerk, en alle andere werken, waarvan men het gehalte niet langs de gewone weg kan leren kennen, worden onderzocht bij samensmelting van een of meerdere stukken, naar gelang van de grootte der partij.

  • 2 Zo dit onderzoek de juistheid der aangifte bevestigt, wordt de waarde van het fatsoen der versmolten stukken de belanghebbende door de waarborginstelling, die het onderzoek verricht, vergoed.

Artikel 20

  • 1 Een waarborginstelling is bevoegd om, indien zij vermoedt dat de platina, gouden en zilveren werken, waarvan stempeling op een der wettelijke gehalten wordt verlangd, met ijzer, koper, hars of enige andere stof opgevuld of op een bedekte wijze met soldeersel overladen zijn, die werken door te snijden. Dit moet geschieden in aanwezigheid van de aanbieder, tenzij deze te kennen heeft gegeven niet aanwezig te willen zijn.

  • 2 Blijkt het vermoeden juist, dan wordt degene die het werk ter keuring heeft aangeboden medegedeeld, dat de werken of voorwerpen niet tot de stempeling kunnen worden toegelaten.

  • 3 In het tegenovergestelde geval wordt aan die aanbieder of houder door de waarborginstelling, die het onderzoek heeft verricht, de waarde van het fatsoen van het doorgesneden werk of voorwerp vergoed.

  • 4 Het bepaalde in de voorgaande leden is niet van toepassing op opgevulde werken die voldoen aan krachtens artikel 4, tweede lid, ter zake van die werken gestelde eisen.

Artikel 21

  • 1 Wanneer ten aanzien van enig aan het wettelijk onderzoek onderworpen platina, goud of zilverwerk een lager gehalte wordt bevonden dan dat hetwelk in het borderel is opgegeven, kan op verlangen van de aanbieder tot een tweede proef worden overgegaan.

  • 2 Indien de tweede proef het op het borderel vermelde gehalte bevestigt, is de aanbieder geen vergoeding verschuldigd voor de eerste proef.

HOOFDSTUK IIIA. ONDERZOEK EN STEMPELING OVEREENKOMSTIG HET VERDRAG INZAKE ONDERZOEK EN STEMPELING VAN EDELMETALEN WERKEN

Artikel 22

In dit hoofdstuk wordt onder verdrag verstaan het op 15 november 1972 te Wenen tot stand gekomen Verdrag inzake onderzoek en stempeling van edelmetalen werken (Trb. 1991, 16).

Artikel 23

  • 1 Op verzoek van de aanbieder verricht een waarborginstelling het onderzoek en de stempeling van platina, gouden en zilveren werken, in afwijking van hoofdstuk III, en van palladium werken, overeenkomstig het bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde.

  • 2 Het eerste lid geldt niet, indien stempeling van een werk naar het oordeel van de betrokken waarborginstelling niet mogelijk is zonder gevaar voor beschadiging van dat werk.

Artikel 24

  • 1 Waarborging van de in artikel 23, eerste lid, bedoelde werken geschiedt op bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gehalten.

  • 2 Artikel 3 is niet van toepassing op de krachtens het eerste lid vastgestelde gehalten.

Artikel 25

  • 1 Het gehalteonderzoek wordt verricht overeenkomstig de bij en krachtens het verdrag bepaalde methoden en technieken.

Artikel 25a

  • 1 Op werken, ten aanzien waarvan een gehalte als bedoeld in artikel 24 is vastgesteld, en die voorts voldoen aan de vereisten, vervat in bijlage I bij het verdrag, worden de navolgende stempelmerken afgeslagen:

    • a. het in bijlage II bij het verdrag voor het desbetreffende gehalte vastgestelde gehaltemerk;

    • b. het in artikel 10, onder 2°, bedoelde merk.

  • 2 Stempeling als bedoeld in het eerste lid kan slechts geschieden als door middel van gieten of afslaan op de desbetreffende werken een meesterteken als bedoeld in artikel 12, tweede lid, of een invoerteken als bedoeld in artikel 47a, eerste lid, alsmede een getal in arabische cijfers, waarmee het gehalte van het werk in duizendsten wordt aangegeven, zijn aangebracht.

Artikel 25b

Artikel 7c is van overeenkomstige toepassing op het onderzoek en de stempeling van werken overeenkomstig dit hoofdstuk.

Hoofdstuk IV. Van de ondernemers

Artikel 26

  • 1 Ondernemer ten aanzien van deze wet is, al wie in de uitoefening van een beroep of bedrijf geheel of gedeeltelijk uit platina, goud, palladium of zilver bestaande voorwerpen vervaardigt, bewerkt, doet vervaardigen of bewerken en al wie in de uitoefening van een beroep of bedrijf met zodanige voorwerpen handel drijft. Onder handel drijven als bedoeld in de vorige volzin wordt mede verstaan bemiddelen bij het tot stand brengen van overeenkomsten van koop en verkoop van de in die volzin genoemde voorwerpen.

  • 2 Werklieden die in dienst van hun meester geheel of gedeeltelijk uit platina, goud, palladium of zilver bestaande voorwerpen voor deze vervaardigen of bewerken, zijn niet ondernemer.

Artikel 30

  • 1 Geen ondernemer mag enig voltooid platina, gouden of zilveren werk, dat op grond van het bij of krachtens deze wet bepaalde moet zijn gewaarborgd, in zijn bezit hebben of daarmee handel drijven, tenzij dat werk is voorzien van de vereiste stempelmerken, dan wel, indien het werk op grond van het bepaalde in artikel 11, eerste lid, van stempeling is vrijgesteld, van het in het tweede lid van dat artikel bedoelde schriftelijke bewijs.

  • 2 De werken, tot persoonlijk gebruik van de ondernemer en zijn gezin dienende, zijn hiervan niet uitgezonderd.

  • 3 Het bepaalde in het eerste lid omtrent het in bezit hebben van werken is niet van toepassing op de ondernemer, die de desbetreffende werken minder dan vier weken in zijn bezit heeft, voor zover die werken niet onder de aandacht van het publiek worden gebracht.

  • 4 Onder stempelmerken als bedoeld in het eerste lid worden verstaan alle merken, welke ingevolge wettelijke bepalingen op enig tijdstip zijn aangewezen om de gehalten van platina, gouden en zilveren werken te waarborgen, met uitzondering van de rijksstempelmerken voor ongewaarborgd gehalte.

Artikel 31

Geen ondernemer mag andere dan de in artikel 30, eerste lid, bedoelde werken in de handel brengen als platina, gouden of zilveren werken, indien deze voorwerpen niet ten minste voldoen aan het op grond van artikel 1 voor de desbetreffende voorwerpen geldende laagste gehalte.

Artikel 35

Het is verboden op platina, gouden en zilveren werken gelijkende voorwerpen tezamen met gewaarborgde werken onder de aandacht van het publiek te brengen, tenzij eerstgenoemde werken op duidelijke wijze van de andere zijn onderscheiden.

Artikel 36

Het is verboden andere voorwerpen dan die, welke ten minste voldoen aan het op grond van artikel 1 voor de desbetreffende voorwerpen geldende laagste gehalte, onder de aandacht van het publiek te brengen met gebruikmaking van de woorden edelmetaal, platina, goud of zilver, of op zodanige andere wijze, dat daaruit redelijkerwijze moet worden afgeleid, dat die voorwerpen beantwoorden aan de samenstelling van platina, gouden en zilveren werken.

Artikel 37

De ondernemers moeten zorgen dat op voor het publiek toegankelijke plaatsen alle op grond van artikel 60 vastgestelde formulieren voorhanden zijn, en dat ten minste een van die formulieren duidelijk zichtbaar aanwezig is.

Artikel 39

  • 1 Een werkmeester mag door hem vervaardigde werken slechts van een meesterteken van een andere werkmeester voorzien, indien hij hiervan tevoren schriftelijk kennis heeft gegeven aan een waarborginstelling, onder overlegging van een schriftelijk bewijs van toestemming van die andere werkmeester.

  • 2 Indien een werkmeester de toestemming tot gebruik van zijn meesterteken als bedoeld in het eerste lid intrekt, geeft hij hiervan terstond schriftelijk kennis aan een waarborginstelling.

HOOFDSTUK V. VAN OPENBARE VERKOPINGEN EN BELEENBANKEN

Artikel 44

  • 1 De notaris, griffier, deurwaarder of andere ambtenaar, te wiens overstaan een openbare veiling plaats heeft, of, bij ontstentenis van de zodanige, de bijzondere persoon, die de veiling of het toezicht daarop houdt, draagt zorg dat de platina, gouden of zilveren werken, niet voorzien van de vereiste stempeltekenen, niet in openbare veiling komen of met die bestemming worden tentoongesteld.

  • 2 Deze bepaling is mede van toepassing op de verkoping der onafgeloste panden van beleenbanken.

Artikel 46

  • 1 Van het houden ener openbare verkoping, waarin platina, gouden en zilveren werken voorkomen, moet door de notaris, griffier, deurwaarder of andere ambtenaar, te wiens overstaan zij zal gehouden worden, of, bij ontstentenis van de zodanige, door de bijzondere persoon, die dezelve of het toezicht daarover houden zal, ten minste drie dagen tevoren aangifte worden gedaan bij de krachtens artikel 52 aangewezen rechtspersoon.

  • 2 Bij de aangifte, bedoeld in het eerste lid, worden vermeld de naam, het adres en de hoedanigheid van de aangever, de naam en het adres van degene die de verkoping organiseert, het adres van het verkooplokaal en de tijdstippen van kijkdagen en verkopingen.

  • 3 Bij verkopingen van beleenbanken of andere, die op vaste tijdstippen gehouden worden, is een opgave dier tijdstippen en der veranderingen, welke in de bepaling derzelve gebracht mochten worden, voldoende.

Hoofdstuk VI. Van in-, uit- en doorvoer

Artikel 47

Alvorens ingevoerde platina, gouden en zilveren werken op een der wettelijke gehalten te stempelen, voorziet de betrokken waarborginstelling die werken, met uitzondering van die, welke niet zonder gevaar van beschadiging gestempeld kunnen worden of die van bijzondere kunstzinnige waarde zijn,

  • a. van een afslag van een stempel van de ondernemer voor wie de werken bestemd zijn, of

  • b. op verzoek van de buitenlandse ondernemer, die de werken in Nederland invoert, van diens meesterteken.

Artikel 47a

  • 2 Geen ondernemer mag een invoerteken aannemen, volkomen gelijk aan dat van een van zijn beroepsgenoten.

  • 3 Tot het opslaan van het invoerteken moet de belanghebbende het stempel in bewaring geven aan de in artikel 47 bedoelde waarborginstelling.

  • 4 Het invoerteken behoeft de goedkeuring van een waarborginstelling.

  • 5 Artikel 13, tweede lid, is ter zake van de in het vierde lid bedoelde goedkeuring van overeenkomstige toepassing.

Artikel 47b

  • 1 Het in artikel 47, onder b, bedoelde meesterteken moet de aanvangsletters van de naam van de betrokken ondernemer vertonen, alsmede een bijzonder, door hem gekozen onderscheidingsteken, of moet een in het land van herkomst van de betrokken ondernemer door een daartoe bevoegd orgaan erkend meesterteken zijn, dat de ondernemer voldoende kan identificeren.

Artikel 47c

  • 1 Het bepaalde in artikel 47 geldt niet:

    • a. voor werken die, voordat zij werden ingevoerd, reeds anders dan ten behoeve van het drijven van handel in het bezit zijn geweest van een natuurlijke persoon of rechtspersoon;

    • b. in andere gevallen dan bedoeld onder a, voor werken die voorzien zijn van een meesterteken van de buitenlandse ondernemer die de werken in Nederland invoert.

Hoofdstuk VIA. Toezicht op de naleving

Artikel 52

  • 1 Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de werknemers van een door Onze Minister van Economische Zaken aangewezen rechtspersoon, die daartoe door die rechtspersoon zijn aangewezen.

Artikel 52a

  • 1 Een aanwijzing van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 52 vindt slechts plaats indien de betrokken rechtspersoon aan de volgende eisen voldoet:

    • a. hij dient in staat te zijn het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet naar behoren te doen uitoefenen;

    • b. de rechtspersoon is niet een krachtens artikel 7, eerste lid, aangewezen rechtspersoon.

  • 2 Onze Minister van Economische Zaken kan een aanwijzing van een rechtspersoon intrekken indien deze daarom verzoekt, dan wel indien de rechtspersoon naar het oordeel van Onze Minister niet meer voldoet aan de in het eerste lid gestelde eisen.

  • 3 Van een besluit tot aanwijzing van een rechtspersoon en van intrekking van die aanwijzing wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

Artikel 52b

  • 1 Een besluit tot aanwijzing van een werknemer als bedoeld in artikel 52 wordt door de aangewezen rechtspersoon aan Onze Minister van Economische Zaken medegedeeld en in de Staatscourant geplaatst.

  • 2 Onze Minister kan, indien de wijze van uitoefening van het toezicht door een aangewezen werknemer daartoe naar zijn oordeel aanleiding geeft, bepalen dat die aanwijzing dient te worden ingetrokken.

Artikel 52c

  • 1 Het is een aangewezen rechtspersoon als bedoeld in artikel 52 verboden haar statuten te wijzigen, tenzij de wijziging door Onze Minister van Economische Zaken is goedgekeurd.

  • 2 Onze Minister kan een goedkeuring als bedoeld in het eerste lid slechts weigeren, indien de statuten na de wijziging onvoldoende zouden zijn afgestemd op de in artikel 52a, eerste lid, bedoelde eisen.

Artikel 54

  • 1 De krachtens artikel 52, eerste lid, aangewezen werknemers zijn bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner.

Artikel 55

  • 1 De krachtens artikel 52 aangewezen werknemers zijn bevoegd om, ten aanzien van reeds in de handel aanwezige platina, gouden, palladium en zilveren werken welke van een gehaltemerk zijn voorzien en waarvan wordt vermoed dat zij met ijzer, koper, hars of enige andere stof opgevuld of op een bedekte wijze met soldeersel overladen zijn, die werken door te snijden. Dit moet geschieden in tegenwoordigheid van de houder, tenzij deze te kennen heeft gegeven niet aanwezig te willen zijn.

  • 2 Blijkt het vermoeden juist, dan wordt de houder van het reeds in de handel aanwezige werk medegedeeld, dat deze ten onrechte van een gehaltemerk is voorzien en wordt het reeds aanwezige merk vernietigd.

  • 3 In het tegenovergestelde geval wordt aan die houder de waarde van het fatsoen van het doorgesneden werk vergoed.

  • 4 Het bepaalde in de voorgaande leden is niet van toepassing op opgevulde werken die voldoen aan krachtens artikel 4, tweede lid, ter zake van die werken gestelde eisen.

Hoofdstuk VIB. Informatie

Artikel 58a

Een waarborginstelling is verplicht de inlichtingen te verschaffen die de krachtens artikel 52 aangewezen werknemers nodig achten voor de uitvoering van hun taak.

Artikel 59

Een waarborginstelling is verplicht kosteloos aan een ieder inlichtingen te geven over de betekenis van de verschillende stempelmerken bedoeld in artikel 25a, eerste en tweede lid, en artikel 30, vierde lid, alsmede over de rijksstempelmerken van ongewaarborgd gehalte.

Artikel 60

  • 1 Een waarborginstelling stelt, in overleg met de betrokken organisaties van ondernemers, een of meer formulieren vast waarop krachtens wettelijke bepalingen vastgestelde stempelmerken, aangevende het gehalte van platina, gouden, palladium of zilveren werken, met toelichting staan afgebeeld.

  • 2 De waarborginstelling, die een formulier als bedoeld in het eerste lid heeft vastgesteld, doet hiervan mededeling in de Staatscourant. In deze mededeling wordt omschreven welke stempelmerken op het desbetreffende formulier staan afgebeeld.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde formulieren worden door een waarborginstelling aan een ieder tegen kostprijs ter beschikking gesteld.

HOOFDSTUK VII. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 66

Na de inwerkingtreding van deze wet berusten de krachtens de Waarborgwet 1986 (Stb. 1987, 39) vastgestelde regels en andere besluiten op deze wet.

Artikel 68

  • 1 Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van hoofdstuk IIIA, dat in werking treedt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

  • 2 [Red: Wijzigt deze wet.]

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te Het Oude Loo, 24 december 1997

Beatrix

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

A. van Dok-van Weele

Uitgegeven de dertigste december 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager