Regeling vrijwillige WAO-verzekering voor groepen gewezen AAW-verzekerden en vrijwillig WW-verzekerden

Geraadpleegd op 22-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2013.
Geldend van 23-02-2002 t/m heden

Regeling houdende regels als bedoeld in artikel V, vijfde lid, van de Invoeringswet nieuwe en gewijzigde arbeidsongeschiktheidsregelingen en artikel 99 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering

§ 1. Algemeen

Artikel 1. Begrippen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. de Wet:

de Invoeringswet nieuwe en gewijzigde arbeidsongeschiktheidsregelingen;

b. de belanghebbende:

de persoon, op wie artikel V, tweede lid, onderdeel a of b, van de Wet van toepassing is;

c. WAO:

Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;

d. het loon:

het daadwerkelijk loon, dat een belanghebbende geniet en dat zonder toepassing van artikel V, tweede en derde lid, van de Wet, ten grondslag zou liggen aan een arbeids-ongeschiktheidsuitkering op grond van de WAO;

e. jaar:

kalenderjaar.

§ 2. Overgangsregeling gewezen vrijwillig AAW-verzekerden

Artikel 2. Verzoektermijn

Een verzoek als bedoeld in artikel V, tweede lid, van de Wet, wordt gedaan voor 1 juli 1998. Het verzoek wordt ingewilligd met ingang van 1 januari 1998.

Artikel 3. Wijze van vaststelling van dagloon

Het dagloon wordt voor elk jaar, vanaf het jaar 1998 tot en met het jaar 2002, berekend volgens de volgende formule:

[ (AW - L) x a/b ] + L

waarbij:

1. AW is:

de grondslag waarnaar voor de belanghebbende de arbeidsongeschiktheidsuitkering zou zijn berekend op grond van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet, indien zijn arbeidsongeschiktheid voor 1 januari 1998 zou zijn ingetreden

2. L is:

het loon

3. a/b is:
  • 5/6 in het jaar 1998

  • 4/6 in het jaar 1999

  • 3/6 in het jaar 2000

  • 2/6 in het jaar 2001

  • 1/6 in het jaar 2002.

Artikel 4. Dagloonvaststelling bij tussentijdse wijziging van het loon

  • 1 Bij een wijziging in het loon van de belanghebbende wordt de berekening, bedoeld in artikel 3, met inachtneming van dat loon, toegepast, tenzij als gevolg van die wijziging de berekening [ (AW - L) x a/b]+ L, genoemd in dat artikel, in het eerste jaar waarin het gewijzigde loon in aanmerking wordt genomen, tot een uitkomst leidt groter dan of gelijk aan het dagloon van het daaraan voorafgaande jaar, in welk geval, wat de dagloonvaststelling betreft, artikel V, tweede en derde lid, van de Wet en artikel 3 geen toepassing meer vinden.

  • 2 Indien een wijziging in het loon optreedt in de loop van een jaar, geldt het eerste lid met ingang van het daaropvolgende jaar. Indien de wijziging van het loon ingaat op 1 januari van enig jaar, geldt het eerste lid met ingang van dat jaar.

Artikel 5. Wijze van vaststelling van premie

De premie wordt voor elk jaar, vanaf het jaar 1998 tot en met het jaar 2002, voor de persoon op wie artikel V, tweede lid, onderdeel a, van de Wet van toepassing is, berekend volgens de volgende formule:

[ (PL - PAW) x c/d ] + PAW

waarbij

1. PL is:

de premie die belanghebbende zonder toepassing van artikel V, tweede en derde lid, van de Wet, over zijn loon verschuldigd zou zijn uit hoofde van zijn vrijwillige verzekering op grond van de WAO

2. PAW is:

de premie die belanghebbende uit hoofde van de vrijwillige verzekering op grond van de Alge-mene Arbeidsongeschiktheidswet in het jaar 1997 verschuldigd was

3. c/d is:
  • 1/6 in het jaar 1998

  • 2/6 in het jaar 1999

  • 3/6 in het jaar 2000

  • 4/6 in het jaar 2001

  • 5/6 in het jaar 2002.

Artikel 6. Premievaststelling in geval van hoger dagloon

Voor de persoon, op wie uitsluitend artikel V, tweede lid, onderdeel b van de Wet van toepassing is, geldt de formule, genoemd in artikel 5, met dien verstande dat in plaats van ‘PL’ wordt gelezen ‘PBL’ waarbij:

PBL is:

de premie die de persoon zonder toepassing van artikel V, tweede en derde lid, van de Wet, verschuldigd zou zijn uit hoofde van zijn vrijwillige verzekering op grond van de WAO over het door hem op grond van artikel 84, eerste lid, van de WAO bepaalde dagloon, welk dagloon evenwel niet lager ligt dan de grondslag, bedoeld in artikel V, tweede lid, onderdeel a, van de Wet.

Artikel 7. Premievaststelling bij tussentijdse wijziging premiebedrag

  • 1 In geval van wijziging van de factor PL, genoemd in artikel 5, wordt de berekening, bedoeld in artikel 5, met inachtneming van die wijziging, toegepast, tenzij als gevolg van die wijziging de berekening

    [ (PL - PAW) x c/d ] + PAW,

    genoemd in dat artikel, tot een uitkomst leidt hoger dan het premiebedrag dat voor het jaar 2002 zou gelden als die wijziging niet had plaatsgevonden, in welk geval, wat de premievast-stelling betreft, artikel V, tweede en derde lid, van de Wet en artikel 5 geen toepassing meer vinden.

  • 2 Indien een wijziging van de factor PL, genoemd in artikel 5, optreedt in de loop van een jaar, geldt het eerste lid met ingang van het daaropvolgende jaar. Indien de wijziging van die factor ingaat op 1 januari van enig jaar, geldt het eerste lid met ingang van dat jaar.

  • 3 Het eerste en tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de factor PBL, genoemd in artikel 6.

Artikel 9. Toetsing van het loon

  • 1 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen toetst een keer per jaar de gegevens met betrekking tot het loon van de belanghebbende in verband met een goede toepassing van artikel V, derde lid, van de Wet in het daaropvolgende jaar.

  • 2 Een wijziging van het loon van een belanghebbende in de loop van een kalenderjaar brengt geen herziening van verschuldigde premie over dat jaar met zich.

Artikel 10. Eindiging vaststelling op verzoek van belanghebbende

Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen beëindigt de vaststelling, bedoeld in artikel V, tweede lid, van de Wet tussentijds met ingang van enig kalenderjaar op een daartoe strekkend verzoek van de belanghebbende.

§ 3. WAO-verzekering (gewezen) vrijwillig WW-verzekerde

Artikel 11. Vrijwillige WAO-verzekering voor vrijwillig WW-verzekerde

  • 1 Een persoon die vrijwillig is verzekerd op grond van de Werkloosheidswet, doch die op 31 december 1997 niet vrijwillig verzekerd was op grond van de WAO, wordt op een daartoe strekkend verzoek toegelaten tot de vrijwillige verzekering op grond van de WAO. De eerste zin is niet van toepassing op de persoon die op grond van artikel 53, tweede lid, van de Werkloosheidswet is verzekerd.

  • 2 Een verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt gedaan voor 1 juli 1998. De vrijwillige verzekering vangt aan op 1 januari 1998.

Artikel 12. Vrijwillige WAO-verzekering voor vrijwillig WW-gerechtigde

  • 1 Een persoon die op 31 december 1997 recht had op uitkering uit hoofde van de vrijwillige verzekering op grond van de Werkloosheidswet, wordt op een daartoe strekkend verzoek toegelaten tot de vrijwillige verzekering op grond van de WAO.

  • 2 Een verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt gedaan voor 1 april 1998. De vrijwillige verzekering vangt aan op 1 januari 1998.

  • 3 Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder het hebben van recht op uitkering uit hoofde van de vrijwillige verzekering op grond van de Werkloosheidswet mede begrepen het niet hebben van dat recht wegens een omstandigheid die op grond van enige bepaling van de Werkloosheidswet of de daarop berustende bepalingen heeft geleid tot het einde van dat recht, welk recht evenwel door het ophouden te bestaan van die omstandigheid herleeft. In het geval, bedoeld in de eerste zin, wordt een verzoek om toelating tot de vrijwillige verzekering op grond van de WAO gedaan voor 1 april 1998, of, indien de omstandigheid, bedoeld in de eerste zin, ophoudt te bestaan na 3 maart 1998, binnen vier weken na de dag waarop de omstandigheid ophoudt te bestaan.

§ 4. Slotbepalingen

Artikel 13. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vrijwillige WAO-verzekering voor groepen gewezen AAW-verzekerden en vrijwillig WW-verzekerden.

Artikel 14. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 1998.

’s-Gravenhage, 2 maart 1998

De

Staatssecretaris

voornoemd,

F.H.G. de Grave