Stb. 2002, 557, datum inwerkingtreding 20-11-2002, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 31-07-2002.
Overgangsbepaling toedeling gemeentelijke middelen
1 In afwijking van de artikelen 110i van de Wet op het basisonderwijs en 106h van de
Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs ontvangt
iedere gemeente, voor zover die daarvoor in aanmerking komt op grond van dit artikel,
met ingang van 1 augustus volgend op de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin
deze wet wordt geplaatst, voor een periode van zes jaar een specifieke uitkering ten
behoeve van onderwijs in allochtone levende talen. De uitkering wordt per jaar verstrekt.
2 De specifieke uitkering is opgebouwd uit:
-
a. een bedrag dat overeenkomt met de gemiddelde personele lasten van de formatieplaatsen
die ten behoeve van het onderwijs in eigen taal en cultuur in het daaraan voorafgaande
schooljaar aan de in de desbetreffende gemeente gelegen scholen voor basisonderwijs
en scholen als bedoeld in de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet
speciaal onderwijs beschikbaar zijn gesteld,
-
b. het bedrag van de vergoeding van de kosten voor de materiële instandhouding waarop
de in de desbetreffende gemeente gelegen scholen voor basisonderwijs en scholen als
bedoeld in de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs
ten behoeve van het onderwijs in eigen taal en cultuur voor het jaar, waarin voor
de eerste maal sprake zal kunnen zijn van onderwijs in allochtone levende talen, aanspraak
zouden hebben kunnen maken, en
-
c. een bedrag waarvoor bij algemene maatregel van bestuur de criteria worden vastgesteld
op grond waarvan een gemeente er voor in aanmerking komt, alsmede de criteria voor
de hoogte daarvan.
3 Het bedrag, bedoeld in het tweede lid, onder a, wordt jaarlijks per 1 augustus, voor
de eerste maal per 1 augustus 1999 en voor de laatste maal per 1 augustus 2003, telkens
te rekenen met het laatstelijk aangepaste bedrag, bij ministeriële regeling aangepast
aan de ontwikkeling van de gemiddelde personeelslasten van leerkrachten in het basisonderwijs,
speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs in het voorafgaande kalenderjaar.
4 Het bedrag, bedoeld in het tweede lid, onder b, wordt jaarlijks per 1 augustus, voor
de eerste maal per 1 augustus 1999 en voor de laatste maal per 1 augustus 2003, telkens
te rekenen met het laatstelijk aangepaste bedrag, bij ministeriële regeling aangepast
aan de prijsontwikkeling, overeenkomstig de prijsmutatie van de netto materiële consumptie,
zoals opgenomen in de Macro Economische Verkenning, die naar verwachting zal optreden
tussen het prijsniveau in het jaar voorafgaand aan het jaar waarin het bedrag wordt
aangepast, en het jaar waarin het bedrag wordt aangepast.
5 De specifieke uitkering en de aanpassingen, bedoeld in het derde en vierde lid, kunnen
jaarlijks worden gewijzigd, onderscheidenlijk geheel of gedeeltelijk achterwege worden
gelaten, voor zover de toestand van 's Rijks kas dat noodzakelijk maakt.
6 Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden gegeven voor de toepassing
van dit artikel.