Wet overige OCW-subsidies

Geraadpleegd op 25-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 20-08-2014 en zichtdatum 01-07-2017.
Geldend van 29-10-2011 t/m 31-12-2014

Wet van 12 maart 1998, houdende regels inzake de verstrekking van subsidies door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (Wet overige OCenW-subsidies)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de totstandkoming van de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht het noodzakelijk maakt een wettelijk kader te scheppen voor de verstrekking van subsidies op de beleidsterreinen van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, voorzover een dergelijk kader ontbreekt;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

§ 1. Subsidies

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder Onze Minister verstaan: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of Onze Minister die belast is met de zorg voor een of meer onderdelen van het beleid, genoemd in artikel 2, eerste lid.

Artikel 2. Subsidiebevoegdheid

  • 1 Onze Minister kan subsidie verstrekken voor activiteiten die passen in het beleid inzake:

    • a. het onderwijs,

    • b. het onderzoek,

    • c. de cultuur,

    • d. de emancipatie.

  • 2 Bij de subsidieverstrekking aan onderwijsinstellingen wordt geen onderscheid gemaakt tussen openbaar en bijzonder onderwijs en wordt voorzien in een behandeling van die instellingen naar dezelfde maatstaf.

Artikel 3. Aanvullende werking

  • 1 Onze Minister verstrekt geen subsidie op grond van deze wet, indien Onze Minister op grond van een andere wettelijke bepaling subsidie kan verstrekken.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan Onze Minister op grond van deze wet subsidie verstrekken, indien:

    • a. die andere wettelijke bepaling dat uitdrukkelijk bepaalt,

    • b. de subsidie incidenteel van aard is, of

    • c. de subsidie vooruitloopt op wijziging van die andere wettelijke bepaling.

  • 3 Onze Minister verstrekt subsidie als bedoeld in het tweede lid, onderdelen b en c, slechts:

    • a. in dringende gevallen,

    • b. op grond van een algemene maatregel van bestuur of een ministeriële regeling, en

    • c. voor ten hoogste vier jaren.

  • 4 De voordracht van een algemene maatregel van bestuur of de vaststelling van een ministeriële regeling krachtens het derde lid wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overlegd.

Artikel 4. Grondslag subsidieverstrekking; nadere voorschriften

  • 1 Onze Minister verstrekt slechts subsidie op grond van een algemene maatregel van bestuur of een ministeriële regeling, tenzij het een subsidie betreft:

  • 2 Bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling kunnen voorts regels worden gesteld met betrekking tot:

    • a. de aanvraag van een subsidie en de besluitvorming daarover,

    • b. het bedrag van de subsidie dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald,

    • c. de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt,

    • d. de voorwaarden waaronder de subsidie wordt verleend,

    • e. de verplichtingen van de subsidieontvanger,

    • f. de vaststelling van de subsidie,

    • g. intrekking en wijziging van de subsidieverlening of subsidievaststelling,

    • h. de betaling van de subsidie en het verlenen van voorschotten,

    • i. het verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk, bedoeld in artikel 4:24 van de Algemene wet bestuursrecht, of

    • j. andere criteria voor de verstrekking van subsidie.

  • 3 Indien subsidie wordt verleend op grond van het eerste lid, onder a of b, kan Onze Minister bij de subsidieverlening een termijn vaststellen waarbinnen op de aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt beslist.

Artikel 5. Subsidieplafond

Onze Minister kan een subsidieplafond vaststellen voor de verschillende activiteiten waarvoor op grond van deze wet subsidie kan worden verstrekt. Hij bepaalt daarbij hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

Artikel 8. Subsidiëring mede door andere bestuursorganen

[Vervallen per 11-02-2011]

Artikel 9. Intrekking wegens strijd met verdragen

  • 1 Een aanvraag kan worden afgewezen en een beschikking tot subsidieverstrekking op grond van deze wet kan worden ingetrokken of gewijzigd voorzover subsidieverstrekking in strijd is met ingevolge een verdrag voor de staat geldende verplichtingen.

  • 2 Bij de vaststelling, intrekking of wijziging kan worden bepaald, dat over onverschuldigd betaalde subsidiebedragen een rentevergoeding verschuldigd is.

  • 3 De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verstrekt, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

Artikel 10. Toezichthouders

  • 1 Onze Minister kan bij besluit personen aanwijzen die belast worden met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet.

  • 2 Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

§ 2. Onderwijsvoorzieningen voor jongeren met een handicap

Artikel 19a. Onderwijsvoorzieningen voor jongeren met een handicap

  • 2 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan op aanvraag van degene, bedoeld in het eerste lid, toekennen:

    • a. voorzieningen die hem in staat stellen onderwijs te volgen, en

    • b. vervoersvoorzieningen die de leefomstandigheden van hem verbeteren en die samenhangen met de voorzieningen, bedoeld in onderdeel a.

  • 4 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan geen tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang toekennen.

  • 6 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot dit artikel nadere regels worden gesteld.

§ 3. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 21. Overgangsbepaling

  • 1 Deze wet is niet van toepassing op subsidies die voor de inwerkingtreding van deze wet zijn verleend of vastgesteld.

  • 2 De persoon of het orgaan waaraan de bevoegdheid op grond van artikel 4, derde lid, onder c, zoals dat luidde voor inwerkingtreding van deze wet, is gedelegeerd om besluiten omtrent subsidie te nemen, blijft die bevoegdheid houden.

Artikel 22. Inwerkingtreding

Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 1998.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 12 maart 1998

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

J. M. M. Ritzen

Uitgegeven de negentiende mei 1998

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager