Wet van 26 maart 1998, houdende nieuwe bepalingen inzake De Nederlandsche Bank N.V.
in verband met het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (Bankwet 1998)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de doelstellingen,
taken en werkzaamheden van De Nederlandsche Bank N.V. opnieuw te regelen in verband
met het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en de in dat Verdrag voorziene
oprichting van een Europees Stelsel van Centrale Banken waarvan De Nederlandsche Bank
N.V. met betrekking tot de taken en plichten die bij het Verdrag aan dat Stelsel zijn
opgedragen een integrerend onderdeel vormt;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: