Wet van 26 maart 1998 tot wijziging van de Vreemdelingenwet en enige andere wetten
teneinde de aanspraak van vreemdelingen jegens bestuursorganen op verstrekkingen,
voorzieningen, uitkeringen, ontheffingen en vergunningen te koppelen aan het rechtmatig
verblijf van de vreemdeling in Nederland
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is te voorzien in een wettelijke
regeling teneinde de aanspraak van vreemdelingen jegens bestuursorganen op verstrekkingen,
voorzieningen, uitkeringen, ontheffingen en vergunningen te koppelen aan het rechtmatig
verblijf van de vreemdeling in Nederland;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: