Artikel 1
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
-
a. Onze Minister: Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
-
b. landbouwgrond: grond waarop enige vorm van akkerbouw, veehouderij – daaronder begrepen
intensieve veehouderij – , tuinbouw – daaronder begrepen fruitteelt en het kweken
van bomen, planten, bloemen en bloembollen – en bosbouw die aan de krachtens artikel 1, onderdeel p, van de Meststoffenwet gestelde regels voldoet, wordt uitgeoefend;
-
c. bedrijf: geheel van productie-eenheden bestaande uit één of meer gebouwen of afgescheiden
gedeelten daarvan en de daarbij behorende landbouwgrond, uitsluitend of onder meer
dienende tot de uitoefening van de landbouw, zulks beoordeeld naar de feitelijke omstandigheden,
en in ieder geval dat geheel van productie-eenheden dat als één bedrijf is opgegeven
op grond van de krachtens artikel 7 van de Meststoffenwet gestelde regels inzake de registratie van de productie van dierlijke meststoffen,
dan wel het na deze opgave ontstane geheel van productie-eenheden als gevolg van splitsing
of samenvoeging overeenkomstig de bij of krachtens hoofdstuk III, hoofdstuk V van de Meststoffenwet, of de Wet verplaatsing mestproductie gestelde regels;
-
d. Bureau Heffingen: Bureau Heffingen van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij, te Assen;
-
e. varken: dier van de diersoort varken, uitgedrukt in varkenseenheden overeenkomstig
de in bijlage A bij deze wet voor de dieren van de onderscheiden diercategorieën opgenomen normen;
-
f. fokzeug: varken behorend tot de diercategorie, bedoeld in onderdeel 1, onder a of b, of 5, van bijlage A bij deze wet;
-
g. jaar: kalenderjaar;
-
h. varkensrecht: gemiddeld aantal varkens dat gedurende een jaar op grond van het bij
of krachtens deze wet bepaalde ten hoogste op een bedrijf mag worden gehouden, uitgezonderd
het aantal varkens dat ingevolge artikel 32 mag worden gehouden;
-
i. fokzeugenrecht: deel van het varkensrecht dat overeenkomt met het gemiddelde aantal
fokzeugen dat gedurende een jaar op grond van het bij of krachtens deze wet bepaalde
ten hoogste op een bedrijf mag worden gehouden, uitgezonderd het aantal fokzeugen
dat ingevolge artikel 32 mag worden gehouden;
-
j. overdracht: eigendomsovergang, het vestigen of overdragen van een zakelijk gebruiksrecht
dan wel het tenietgaan van dat recht, of het totstandkomen of eindigen van een door
de grondkamer goedgekeurde pachtovereenkomst;
-
k. mestproductierecht: mestproductierecht als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel aa, van de Meststoffenwet;
-
l. niet-gebonden mestproductierecht: niet-gebonden mestproductierecht als bedoeld in
artikel 1, eerste lid, onderdeel ab, van de Meststoffenwet;
-
m. concentratiegebied: concentratiegebied Zuid of concentratiegebied Oost als aangegeven
in bijlage B bij deze wet;
-
n. tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond: in Nederland gelegen oppervlakte
landbouwgrond, daaronder niet begrepen de oppervlakte waarop zich de bedrijfsgebouwen
en daarbij behorende voorzieningen bevinden, die tot het bedrijf behoort op grond
van eigendom, een zakelijk gebruiksrecht of een door de grondkamer goedgekeurde pachtovereenkomst
als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de Pachtwet, en die in het kader van een normale bedrijfsvoering bij dat bedrijf in gebruik is;
-
o. grondgebonden deel van het varkensrecht: deel van het varkensrecht, bepaald overeenkomstig
artikel 14a, eerste en derde lid, zoals dit deel in voorkomend geval is gewijzigd door toepassing van de artikelen 16 tot en met 19;
-
p. grondgebonden deel van het fokzeugenrecht: deel van het fokzeugenrecht, bepaald overeenkomstig
artikel 14a, eerste en tweede lid, zoals dit deel in voorkomend geval is gewijzigd door toepassing van de artikelen 16 tot en met 19;
-
q. groen-labelstal: voor de huisvesting van varkens bestemde stal met een stalsysteem
waarvoor een Groen Label als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van het
Convenant Groen Label (Stcrt. 1993, 21) is afgegeven.