Stb. 2003, 545, datum inwerkingtreding 01-01-2004, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2003.
Financiering kinderopvang
[Regeling vervallen per 29-12-2005]
1 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan ten behoeve van de arbeidsgehandicapte,
ten behoeve van wie het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen werkzaamheden
gericht op de bevordering van de inschakeling in het arbeidsproces als bedoeld in
artikel 10, derde lid, laat verrichten of aan wie een voorziening als bedoeld in artikel
22, eerste tot en met vierde lid, is toegekend, of die werkzaamheden op een proefplaats
verricht als bedoeld in artikel 23, eerste lid, onderdeel a, op diens aanvraag een
schriftelijke overeenkomst met betrekking tot kinderopvang sluiten met een rechtspersoon
of een natuurlijke persoon.
2 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan aan de werkgever, op diens aanvraag,
een tegemoetkoming in de kosten in verband met kinderopvang voor de arbeidsgehandicapte
werknemer verstrekken:
-
a. indien deze uiterlijk zes maanden na beëindiging van de overeenkomst, bedoeld in het
eerste lid, werkzaamheden gaat verrichten in een dienstbetrekking voor de duur van
ten minste zes maanden;
-
b. indien deze, na het tijdstip gelegen zes maanden na ingang van diens uitkering op
grond van de WAO, WAZ of WAJONG, werkzaamheden gaat verrichten in een dienstbetrekking
voor de duur van ten minste zes maanden.
3 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan het eerste en het tweede lid
van dit artikel en artikel 74, eerste en tweede lid, van de Werkloosheidswet per kalenderjaar
toepassen op, in totaal, ten hoogste 4000 werknemers. Indien het eerste en het tweede
lid in enig kalenderjaar worden toegepast op dezelfde arbeidsgehandicapte is dit een
toepassing op twee arbeidsgehandicapten.
4 De bevoegdheid, bedoeld in het eerste en tweede lid, bestaat uitsluitend ter zake
van opvang van een kind in de leeftijd van 0 jaar tot de leeftijd waarop het primair
onderwijs voor dat kind eindigt en voor wie de arbeidsgehandicapte recht heeft op
kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet.
5 Voor de toepassing van het eerste en tweede lid wordt verstaan onder kinderopvang:
het in georganiseerd verband tegen vergoeding verzorgen en opvoeden van kinderen door
anderen dan de eigen ouder, pleeg- of stiefouder op uren dat deze zelf hiervoor niet
beschikbaar is wegens de omstandigheden, bedoeld in het eerste en tweede lid, waarbij
wordt voldaan aan de eisen gesteld bij artikel 20 van de Welzijnswet 1994 en de daarop
berustende bepalingen.
6 De arbeidsgehandicapte, ten behoeve van wie het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
een schriftelijke overeenkomst met betrekking tot kinderopvang sluit als bedoeld in
het eerste lid, is een eigen bijdrage verschuldigd aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
7 De eigen bijdrage, bedoeld in het zesde lid, wordt bij ministeriële regeling vastgesteld.
8 De tegemoetkoming, bedoeld in het tweede lid, bedraagt:
-
a. met betrekking tot een bij de aanvang van de werkzaamheden ongehuwde arbeidsgehandicapte
of gehuwde arbeidsgehandicapte, wiens echtgenoot geen inkomen uit arbeid geniet, de
kosten die de werkgever in verband met kinderopvang heeft gemaakt over de periode
van twaalf maanden vanaf de datum van aanvang van de werkzaamheden, waarbij de arbeidsgehandicapte
geacht wordt een eigen bijdrage te zijn verschuldigd overeenkomstig het zesde lid;
-
b. met betrekking tot een bij de aanvang van de werkzaamheden gehuwde arbeidsgehandicapte,
wiens echtgenoot inkomsten uit arbeid geniet, vijftig procent van de kosten als bedoeld
in onderdeel a.
9 Voor de toepassing van dit artikel wordt gelijkgesteld met gehuwd, ongehuwd en echtgenoot,
hetgeen daarmee gelijk wordt gesteld op grond van artikel 1 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.