Wet van 14 mei 1998 tot uitvoering van het op 29 mei 1993 te 's-Gravenhage tot stand
gekomen verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied
van de interlandelijke adoptie en, in verband daarmee, wijziging van de Wet opneming
buitenlandse pleegkinderen en enige andere wetten
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om wettelijke voorzieningen
te treffen ter uitvoering van het op 29 mei 1993 te 's-Gravenhage tot stand gekomen
verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van interlandelijke
adoptie (Trb. 1993, 197) en in verband daarmee de Wet opneming buitenlandse pleegkinderen
en enige andere wetten te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: