3. Deelprogramma Duurzame energiebronnen
[Regeling vervallen per 01-01-2010]
Aandachtsgebied
[Regeling vervallen per 01-01-2010]
In dit aandachtsgebied gaat het om het gebruik van energie uit duurzame energiebronnen
Duurzame energie is een verzamelterm. Deze betreft verschillende opties, die gemeen
hebben dat energie uit duurzame bronnen wordt omgezet in secundaire energie die geschikt
is voor praktische toepassingen in de economie, zonder dat een beroep wordt gedaan
op eindige energievoorraden.
Dit deelprogramma omvat de volgende duurzame energiebronnen:
-
• windenergie,
-
• fotovoltaïsche zonne-energie,
-
• aardwarmte en omgevingswarmte en -koude,
-
• waterkracht,
-
• energie uit afval,
-
• energie uit biomassa.
Ook projecten op het gebied van energie-opslag vallen binnen dit aandachtsgebied.
Projecten die gericht zijn op de productie en het gebruik van de vloeibare biobrandstoffen
bio-ethanol en biodiesel voor toepassing in motoren vallen buiten het kader van dit
aandachtsgebied.
Windenergie is de conversie van door wind uitgeoefende krachten in elektriciteit.
Toepassing vindt doorgaans plaats in open gebieden (bij voorbeeld kustlocaties). In
de meeste gevallen wordt de opgewekte elektriciteit geleverd aan het net. Het leveringspatroon
wordt gestuurd door de fluctuerende windkracht.
Fotovoltaïsche zonne-energie is de directe omzetting van zonlicht in elektriciteit.
Deze omzetting vindt plaats in zonnecellen, die worden gegroepeerd in panelen. Deze
hebben een typisch vermogen van 50 – 100 Watt piek en leveren 12 of 24 volt gelijkstroom.
Gebruikelijk is dat fotovoltaïsche systemen worden opgebouwd uit groepen van zulke
panelen.
Waterkracht is de conversie van de energie van stromend water in elektriciteit. Het
potentieel van deze optie is in ons land beperkt in vergelijking met landen als Oostenrijk
en Noorwegen, maar toch kan deze optie bijdragen aan de doelstelling van de beleid
betreffende duurzame energie. Typische vermogens van waterkrachtcentrales liggen in
ons land in de orde van 1–15 MWe.
Aardwarmte staat voor praktische toepassing van warmte die gewonnen wordt uit diepliggende
aardlagen.
Omgevingswarmte of -koude uit bijvoorbeeld oppervlaktewater of buitenlucht kan worden
opgeslagen in bij voorbeeld aquifers. Benutting van deze warmte of koude voor verwarming
of koeling van ruimten of tapwater kan rechtstreeks of bij voorbeeld met de warmtepomp
plaatsvinden.
Biomassa is een hernieuwbare brandstof van organische oorsprong. In tegenstelling
tot fossiele brandstoffen draagt biomassa bij toepassing als brandstof, bij voorbeeld
voor elektriciteitsopwekking, per saldo niet bij aan de stijging van het CO2-gehalte in de atmosfeer. Dat wordt verklaard uit het feit dat hierbij sprake is van
een gesloten CO2-kringloop binnen een beperkt tijdraam (tot maximaal 100 jaar): bomen en planten nemen
bij hun groei CO2 uit de atmosfeer op en leggen daarmee de opgenomen koolstof vast als biomassa onder
gelijktijdige uitstoot van zuurstof. Wordt deze biomassa vervolgens verbrand of vergast,
dan komt daarbij dezelfde hoeveelheid CO2 weer vrij in de atmosfeer, die tevoren daaruit was opgenomen en vastgelegd als biomassa.
Door de inzet van biomassa als brandstof kan de inzet van een energetisch gelijke
hoeveelheid fossiele brandstof worden vermeden. Het CO2-effect van het gebruik van biomassa als brandstof is dus gelijk aan de uitstoot die
opgetreden zou zijn als de bedoelde hoeveelheid fossiele brandstof zou zijn verstookt.
In grote lijnen zijn twee hoofdstromen van biomassa te onderscheiden: organische reststoffen
en speciaal voor energiedoelen geteelde of geoogste gewassen. De hierboven beschreven
kringloop geldt voor beide stromen. Voor de omzetting van biomassa in praktisch toepasbare
secundaire energie zijn diverse technieken voorhanden. Deze variëren van verbranding
in kleine warmtekracht eenheden tot verbranding of vergassing op grote schaal in kolencentrales
of in zelfstandig opererende eenheden, specifiek gebouwd voor toepassing van biomassa
als brandstof.