Wijzigingswet Algemene nabestaandenwet in verband met gebleken onbillijkheden

[Regeling vervallen per 10-05-2006.]
Geraadpleegd op 22-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 10-12-2011 en zichtdatum 20-12-2024.
Geldend van 01-07-1999 t/m 09-05-2006

Wet van 18 juni 1998 tot wijziging van de Algemene nabestaandenwet in verband met gebleken onbillijkheden

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is, met het oog op het voorkomen van onbillijkheden en teneinde enige correcties aan te brengen in de Algemene nabestaandenwet, de Algemene nabestaandenwet en de Wet financiering volksverzekeringen te wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I. WIJZIGING ALGEMENE NABESTAANDENWET

[Regeling vervallen per 10-05-2006]

[Red: Wijzigt de Algemene nabestaandenwet. ]

ARTIKEL II. WIJZIGING WET FINANCIERING VOLKSVERZEKERINGEN

[Regeling vervallen per 10-05-2006]

[Red: Wijzigt de Wet financiering volksverzekeringen.]

ARTIKEL III. WIJZIGING VAN DE WET OP DE INKOMSTENBELASTING 1964

[Regeling vervallen per 10-05-2006]

[Red: Wijzigt de Wet op de inkomstenbelasting 1964.]

ARTIKEL IV. HERLEVING NABESTAANDENUITKERING IN VERBAND MET GEZAMENLIJKE HUISHOUDING

[Regeling vervallen per 10-05-2006]

  • 1 Voor de nabestaande wiens uitkering op grond van artikel 16, eerste lid, aanhef en onderdeel b, zoals dit onderdeel op de dag voor inwerkingtreding van deze wet luidde, is geëindigd in verband met het voeren van een gezamenlijke huishouding anders dan ten behoeve van de verzorging van een hulpbehoevende als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel l, van de Algemene nabestaandenwet, herleeft het recht op een nabestaandenuitkering met ingang van de eerste dag van de maand dat hij deze gezamenlijke huishouding uiterlijk binnen zes maanden na inwerkingtreding van deze wet, niet meer voert.

ARTIKEL V. OVERGANGSBEPALING IN VERBAND MET ARTIKEL 3, ZEVENDE LID VAN DE ALGEMENE NABESTAANDENWET

[Regeling vervallen per 10-05-2006]

Indien de toepassing van artikel 3, zevende lid, van de Algemene nabestaandenwet in verband met de uitbreiding van het begrip bloedverwant in de eerste graad tot de persoon die met de nabestaande een gezamenlijke huishouding voert leidt tot het beëindigen van het recht op nabestaandenuitkering, gaat deze wijziging eerst in zes maanden na inwerkingtreding van deze wet.

ARTIKEL VI. OVERGANGSBEPALINGEN IN VERBAND MET ARTIKEL 67, ACHTSTE LID, VAN DE ALGEMENE NABESTAANDENWET

[Regeling vervallen per 10-05-2006]

Beschikkingen voor de inwerkingtreding van deze wet gegeven door de Bank, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van de Algemene nabestaandenwet, op grond van artikel 67, achtste lid, van die wet en de daarop berustende bepalingen, worden in overeenstemming gebracht met de bepalingen van deze wet en aangemerkt als beschikkingen op grond van artikel 67 van de Algemene nabestaandenwet zoals dat artikel luidt na inwerkingtreding van deze wet.

ARTIKEL VII. INWERKINGTREDING

[Regeling vervallen per 10-05-2006]

  • 1 Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 1996.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, treedt artikel III in werking met ingang van 1 juli 1999.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 18 juni 1998

Beatrix

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

F. H. G. de Grave

Uitgegeven de dertigste juni 1998

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager