Regeling verstrekkingen bepaalde categorieën vreemdelingen

Geraadpleegd op 17-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2010.
Geldend van 21-06-2009 t/m 31-12-2010

Regeling verstrekkingen bepaalde categorieën vreemdelingen

De Staatssecretaris van Justitie,

Gelet op artikel 3, tweede lid, van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers;

Overwegende:

  • dat er ingevolge de inwerkingtreding van de Koppelingswet een noodzaak is ontstaan te voorzien in de noodzakelijke bestaansvoorwaarden voor een drietal categorieën vreemdelingen;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. de Wet: de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers;

  • b. de Koppelingswet: de Wet van 26 maart 1998 tot wijziging van de Vreemdelingenwet en enige andere wetten teneinde de aanspraak van vreemdelingen jegens bestuursorganen op verstrekkingen, voorzieningen, uitkeringen, ontheffingen en vergunningen te koppelen aan het rechtmatig verblijf van de vreemdeling in Nederland.

  • c. het orgaan: het Centraal Orgaan opvang asielzoekers;

  • d. de Minister: de Minister van Justitie;

  • e. kind: ten laste komend kind als bedoeld in de Wet werk en bijstand;

  • f. echtgenoot: echtgenoot als bedoeld in de Wet werk en bijstand;

  • g. minderjarige vreemdeling: een persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, die niet over de Nederlandse nationaliteit beschikt en niet op grond van enig wettelijk voorschrift als Nederlander moet worden behandeld;

  • h. verzorger: een persoon, niet zijnde de ouder, die de minderjarige verzorgt en opvoedt als behoort deze tot het gezin;

  • i. wettelijke vertegenwoordiger: de persoon die het gezag over de minderjarige heeft;

  • j. instelling voor vrouwenopvang: instelling voor het tijdelijk bieden van onderdak en begeleiding aan personen die, al dan niet gedwongen, de thuissituatie hebben verlaten in verband met problemen van relationele aard of geweld, gefinancierd door één van de 35 centrumgemeenten voor de vrouwenopvang.

Artikel 2

  • 1 Het orgaan is belast met het voorzien in de noodzakelijke bestaansvoorwaarden voor de volgende categorieën vreemdelingen gedurende de daarbij aangegeven termijn:

    • a. een slachtoffer van mensenhandel dat rechtmatig verblijf heeft als bedoeld in artikel 8, onder f of h, van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het verlenen van medewerking aan opsporing en vervolging terzake van overtreding van artikel 273f van het Wetboek van strafrecht danwel op grond van artikel 8, onder k, van die wet en ten aanzien van wie door respectievelijk de Immigratie- en Naturalisatiedienst of de korpschef aan het orgaan een schriftelijke verklaring als bedoeld in het tweede lid is afgegeven, vanaf het tijdstip waarop de verklaring is afgegeven tot het moment waarop het rechtmatig verblijf op grond van artikel 8, onder f, h of k, van de Vreemdelingenwet 2000 is geëindigd;

    • b. een hier te lande verblijvende getuige van mensenhandel die in verband met de aangifte van overtreding van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8, onder f of h van de Vreemdelingenwet 2000 en ten aanzien van wie door de korpschef of de Immigratie- en Naturalisatiedienst aan het orgaan een schriftelijke verklaring als bedoeld in het tweede lid is afgegeven, vanaf het tijdstip waarop de verklaring tot het moment waarop het rechtmatig verblijf op grond van artikel 8, onder f of h van de Vreemdelingenwet 2000 is geëindigd.

    • c. een hier te lande verblijvende vreemdeling, anders dan de vreemdeling die op grond van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 of de Regeling opvang asielzoekers voor opvang in aanmerking komt, die in het kader van gezinshereniging of gezinsvorming een aanvraag heeft ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000 en ten aanzien van wie door de korpschef of de Immigratie- en Naturalisatiedienst aan het orgaan een schriftelijke verklaring als bedoeld in het tweede lid is afgegeven, vanaf het tijdstip waarop de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning, blijkens de verklaring is ingediend, tot het moment waarop het rechtmatig verblijf op grond van artikel 8, onder f of h van de Vreemdelingenwet 2000 is geëindigd.

    • d. een hier te lande verblijvende vreemdeling, niet zijnde een vreemdeling als bedoeld in onderdeel c:

    • e. een samen met tenminste één ouder of verzorger hier te lande verblijvende minderjarige vreemdeling, niet zijnde een vreemdeling als bedoeld in onderdeel c, die geen aanspraak heeft op verstrekkingen op grond van enig ander wettelijk voorschrift en die blijkens een schriftelijke verklaring van de Immigratie- en Naturalisatiedienst aan het orgaan rechtmatig verblijf heeft als bedoeld in artikel 8, onder f, g, of h, van de Vreemdelingenwet 2000, vanaf het moment dat het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder f, g, of h, van de Vreemdelingenwet 2000, is verkregen tot het moment waarop dit rechtmatig verblijf is geëindigd;

    • f. een hier te lande in een instelling voor vrouwenopvang verblijvende vreemdeling die in verband met de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning op grond van eergerelateerd geweld, huiselijk geweld of in verband met het zijn van slachtoffer van mensenhandel, niet zijnde de vreemdeling bedoeld in onderdeel a, rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8, onder f, g, of h, van de Vreemdelingenwet 2000 en ten aanzien van wie door de Immigratie- en Naturalisatiedienst aan het orgaan een schriftelijke verklaring als bedoeld in het tweede lid is afgegeven, vanaf het tijdstip waarop de schriftelijke verklaring is afgegeven tot het moment waarop het rechtmatig verblijf op grond van artikel 8, onder f, g of h, van de Vreemdelingenwet 2000 is geëindigd;

    • g. een in verband met mensenhandel, eergerelateerd geweld of huiselijk geweld in een instelling voor vrouwenopvang verblijvende vreemdeling die hier te lande verblijf houdt op grond van een bijzondere geprivilegieerde status danwel die als gemeenschapsonderdaan heeft gedurende de periode van drie maanden na inreis rechtmatig verblijf op grond van artikel 6, eerste lid, van de Richtlijn 2004/38/EG en artikel 8, onder e, van de Vreemdelingenwet 2000.

  • 2 De schriftelijke verklaring, bedoeld in het eerste lid, houdt in dat de vreemdeling behoort tot één van de in het eerste lid bedoelde categorieën vreemdelingen.

Artikel 2a

De regeling is uitsluitend van toepassing op de in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, bedoelde vreemdeling:

  • a. die voldoet aan de vereisten voor het bezit van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf en

  • b. die een aanvraag heeft ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor verblijf bij een persoon die voldoet aan de bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000 van toepassing zijnde eisen betreffende het beschikken over voldoende middelen van bestaan.

Artikel 3

  • 1 Het voorzien in de noodzakelijke bestaansvoorwaarden voor vreemdelingen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen a tot en met d en f tot en met g, houdt in het voorzien in de volgende verstrekkingen:

    • a. een financiële toelage;

    • b. de dekking van de kosten van medische verstrekkingen overeenkomstig een daartoe door het orgaan te treffen ziektekostenregeling.

  • 2 Het voorzien in de noodzakelijke bestaansvoorwaarden voor vreemdelingen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder e, houdt in het verstrekken van een financiële toelage.

Artikel 4

In het kader van deze regeling worden de volgende categorieën vreemdelingen onderscheiden:

  • a. de vreemdeling, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, b, d, f of g;

  • b. de vreemdeling, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, die een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend met het oog op gezinshereniging of -vorming met een in Nederland verblijvende echtgenoot tot wiens huishouden geen kinderen behoren;

  • c. de vreemdeling, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, die een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend met het oog op gezinshereniging of -vorming met een in Nederland verblijvende echtgenoot tot wiens huishouden reeds één of meer kinderen behoren;

  • d. de vreemdeling, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, die voor zichzelf en één of meer kinderen een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend met het oog op gezinshereniging of -vorming met een in Nederland verblijvende echtgenoot tot wiens huishouden geen kinderen behoren;

  • e. de vreemdeling, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, die voor zichzelf en één of meer kinderen een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend met het oog op gezinshereniging of -vorming met een in Nederland verblijvende echtgenoot tot wiens huishouden reeds één of meer kinderen behoren;

  • f. de vreemdeling, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, jonger dan 18 jaar, die een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend met het oog op gezinshereniging met een in Nederland verblijvende ouder of bloedverwant tot wiens huishouden geen kinderen behoren;

  • g. de vreemdeling, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, jonger dan 18 jaar, die een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend met het oog op gezinshereniging met een in Nederland verblijvende ouder of bloedverwant tot wiens huishouden reeds één of meer kinderen behoren;

  • h. de vreemdelingen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, in de leeftijd van 18 tot en met 20 jaar, die een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend met het oog op gezinshereniging met een bloedverwant in de eerste graad;

  • i. de vreemdeling, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, in de leeftijd van 21 of 22 jaar, die een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend met het oog op gezinshereniging met een bloedverwant in de eerste graad;

  • j. de vreemdeling, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, in de leeftijd van 23 jaar of ouder die aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend met het oog op gezinshereniging met een bloedverwant in de eerste graad.

Artikel 5

Geen recht op de financiële toelage bestaat indien:

  • a. er een in aanmerking te nemen vermogen is, of;

  • b. de vreemdeling rechtens zijn vrijheid is ontnomen.

Artikel 6

  • 2 De financiële toelage bedraagt:

    • a. voor de vreemdeling, bedoeld in artikel 4, onder a of j: 70 procent van de berekeningsbasis, verminderd met het in aanmerking te nemen inkomen;

    • b. voor de vreemdeling, bedoeld in artikel 4 onder b: 100 procent van de berekeningsbasis, verminderd met het in aanmerking te nemen inkomen;

    • c. voor de vreemdeling, bedoeld in artikel 4 onder c of e: 100 procent van de berekeningsbasis, verminderd met het in aanmerking te nemen inkomen, met een maximum van 10 procent van de berekeningsbasis;

    • d. voor de vreemdeling, bedoeld in artikel 4 onder d: 100 procent van de berekeningsbasis, verminderd met het in aanmerking te nemen inkomen, met een maximum van 30 procent van de berekeningsbasis;

    • e. voor de vreemdeling, bedoeld in artikel 4 onder f: 90 procent van de berekeningsbasis, verminderd met het in aanmerking te nemen inkomen, met een maximum van 20 procent van de berekeningsbasis;

    • f. voor de vreemdeling, bedoeld in artikel 4 onder g: 0 procent van de berekeningsbasis.

    • g. voor de vreemdeling bedoeld in artikel 4, onder h: 17,5 procent van de berekeningsbasis, verminderd met het in aanmerking te nemen inkomen;

    • h. voor de vreemdeling, bedoeld in artikel 4, onder i: 50 procent van de berekeningsbasis, verminderd met het in aanmerking te nemen inkomen;

    • i. voor de vreemdeling, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder e: het bedrag, bedoeld in artikel 20, eerste lid, onder a, van de Wet werk en bijstand, verminderd met het in aanmerking te nemen inkomen.

Artikel 7

  • 1 Het treffen van een ziektekostenregeling als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, houdt in het afsluiten van een ziektekostencontract ter dekking van de kosten van het door de Minister vastgestelde pakket medische verstrekkingen.

Artikel 8

  • 2 Tot het in aanmerking te nemen inkomen wordt tevens gerekend het recht op algemene bijstand op grond van de Wet werk en bijstand.

  • 3 Niet tot het in aanmerking te nemen inkomen wordt gerekend de bijzondere bijstand op grond van de Wet werk en bijstand.

Artikel 9

  • 1 De toelage wordt binnen twee weken nadat aanspraak van de vreemdeling op de toelage is ontstaan, door de vreemdeling, diens wettelijke vertegenwoordiger of bloedverwant in de eerste of tweede graad, dan wel door de persoon die door één van hen daartoe is gemachtigd, aangevraagd.

  • 2 Het orgaan kan in bijzondere gevallen afwijken van het eerste lid.

  • 3 De vreemdeling, diens wettelijke vertegenwoordiger of bloedverwant in de eerste of tweede graad, doet aan het orgaan op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op de toelage, het geldend maken van het recht op de toelage, de hoogte of de duur van de toelage, of op het bedrag dat aan hem wordt uitbetaald.

  • 4 Voor de aanvraag van de toelage en de verstrekking van gegevens wordt gebruik gemaakt van een door het orgaan verstrekt formulier.

  • 5 De vreemdeling, diens wettelijke vertegenwoordiger of bloedverwant in de eerste of tweede graad, is verplicht aan het orgaan desgevraagd de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze regeling.

  • 6 Het orgaan bepaalt welke gegevens ten behoeve van de verlening van de toelage, dan wel de voortzetting daarvan, door de vreemdeling, diens wettelijke vertegenwoordiger of bloedverwant in de eerste of tweede graad, in ieder geval dienen te worden verstrekt, welke bewijsstukken dienen te worden overlegd en de wijze en het tijdstip waarop de verstrekking van de gegevens dient plaats te vinden.

  • 7 De toelage wordt maandelijks vastgesteld over dat deel van de kalendermaand waarover recht op de toelage bestaat.

  • 8 De financiële toelage, bedoeld in artikel 3, tweede lid, wordt niet toegekend over de periode voorafgaand aan 1 januari 2007.

Artikel 10

  • 1 De toelage wordt uitbetaald aan de vreemdeling, diens wettelijk vertegenwoordiger of bloedverwant in de eerste of tweede graad, of aan een door één van hen, blijkens een schriftelijke verklaring, aangewezen persoon of instantie.

  • 2 Het orgaan betaalt de toelage maandelijks achteraf.

  • 3 Het orgaan is bevoegd de toelage over een kortere of langere periode te betalen, indien dit gelet op de omstandigheden van de vreemdeling wenselijk is.

Artikel 12

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Artikel 13

Deze regeling wordt aangehaald als Regeling verstrekkingen bepaalde categorieën vreemdelingen, afgekort als Rvb.

De

Staatssecretaris

van Justitie,

E.M.A. Schmitz