Wijzigingswet Huisvestingswet, enz. (integratie van de woonwagen- en woonschepenregelgeving)

[Regeling vervallen per 01-01-2015.]
Geraadpleegd op 21-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-1999 en zichtdatum 01-07-1999.
Geldend van 01-07-1999 t/m 30-06-2008

Wet van 1 juli 1998 tot wijziging van de Huisvestingswet, de Woningwet en enige andere wetten in verband met de integratie van de woonwagen- en woonschepenregelgeving

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de integratie van de regeling voor woonwagenbewoners in de reguliere wetgeving te voltooien, alsmede regels ten aanzien van ligplaatsen voor woonschepen in de reguliere wetgeving op te nemen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL III

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

[Red: Wijzigt de Wet voorzieningen gehandicapten.]

ARTIKEL IV

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

[Red: Wijzigt de Wet op de openluchtrecreatie.]

ARTIKEL VI

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

[Red: Wijzigt Boek 7A van het Burgerlijk Wetboek.]

ARTIKEL VII

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

[Red: Wijzigt de Huurprijzenwet woonruimte.]

ARTIKEL VIII

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

[Red: Wijzigt de Wet op de huurcommissies.]

ARTIKEL IX

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De Woonwagenwet wordt ingetrokken.

  • 2 Provinciale woonwagenplannen die zijn vastgesteld op grond van artikel 4a van de Woonwagenwet vervallen.

  • 3 Een verordening die is vastgesteld op grond van artikel 9 van de Woonwagenwet, behoudt ten aanzien van de persoon op wie die verordening onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet van toepassing was, haar rechtskracht tot de eerste dag van de zevende maand na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.

  • 4 De rechtsbetrekking tussen de gemeente en de persoon die tot het tijdstip waarop de rechtskracht van de verordeningen ingevolge het derde lid vervalt, retributie verschuldigd is voor een standplaats, wordt, indien de in dit lid omschreven procedure is gevolgd, op dat tijdstip van rechtswege omgezet in een overeenkomst van huur en verhuur van woonruimte, als bedoeld in het Burgerlijk Wetboek. Burgemeester en wethouders leggen daartoe aan die persoon uiterlijk twee maanden na de inwerkingtreding van deze wet de inhoud van een huurovereenkomst voor de standplaats voor, ingaande uiterlijk op de eerste dag van de zevende maand na de inwerkingtreding van deze wet, met als huurprijs ten hoogste het bedrag dat laatstelijk voor de inwerkingtreding van deze wet als retributie verschuldigd was. Binnen zes weken na de datum waarop voornoemde persoon redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van de voorgenomen huurovereenkomst, kan hij de gemeente schriftelijk mededelen bezwaren te hebben tegen de inhoud ervan. Binnen zes weken na de datum waarop voornoemde persoon zijn bezwaren aan de gemeente heeft medegedeeld, beslissen burgemeester en wethouders op de bezwaren en voegen, bij gehele of gedeeltelijke tegemoetkoming aan die bezwaren, een gewijzigde voorgenomen huurovereenkomst bij. Indien de persoon binnen een week na de datum waarop hij redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van de beslissing van burgemeester en wethouders op de bezwaren, schriftelijk kenbaar maakt dat de totstandkoming van de huurovereenkomst tegen zijn wil is, komt, in afwijking van de eerste volzin, geen huurovereenkomst tot stand.

  • 5 Ten aanzien van aanvragen om ontheffing als bedoeld in artikel 10 van de Woonwagenwet, waarop voor de inwerkingtreding van deze wet nog niet is beslist, blijven de daarop betrekking hebbende voorschriften van de Woonwagenwet van toepassing.

  • 6 Op een standplaats waarvoor ontheffing is verleend op grond van artikel 10 onderscheidenlijk artikel 10a van de Woonwagenwet en waarin een termijn is genoemd, blijven de daarop betrekking hebbende voorschriften van de Woonwagenwet van toepassing tot het moment dat de standplaats daadwerkelijk verlaten is.

  • 7 Op een standplaats waarvoor ontheffing is verleend op grond van artikel 10 onderscheidenlijk artikel 10a van de Woonwagenwet, en waarin geen termijn is genoemd, blijven de daarop betrekking hebbende voorschriften van de Woonwagenwet van toepassing tot het tijdstip waarop de standplaats in een bestemmingsplan is opgenomen. Indien de gemeenteraad niet binnen vijf jaar na inwerkingtreding van deze wet een bestemmingsplan heeft vastgesteld waarin de standplaats is opgenomen, gaan gedeputeerde staten hiertoe over, met uitsluiting van de bevoegdheid ter zake van de gemeenteraad, en op kosten van de gemeente. Artikel 38, vierde en vijfde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is van overeenkomstige toepassing.

  • 8 Op een aanvraag om ontheffing als bedoeld in artikel 11 van de Woonwagenwet, waarop voor de inwerkingtreding van deze wet nog niet is beslist, wordt geen beschikking meer gegeven.

  • 9 Op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 14 van de Woonwagenwet, waarop voor de inwerkingtreding van deze wet nog niet is beslist, wordt geen beschikking meer gegeven.

  • 10 Voor de toepassing van de Huursubsidiewet blijven de artikelen 2 en 10 van de Woonwagenwet van toepassing zoals deze laatstelijk luidden voor de intrekking van de Woonwagenwet, tot het tijdstip van inwerkingtreding van artikel V.

ARTIKEL X

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 4 Tot het moment dat een verordening als bedoeld in artikel 2, derde lid, van de Huisvestingswet is vastgesteld en in werking is getreden, wordt bij het afgeven van een huisvestingsvergunning voor een standplaats voorrang verleend aan woningzoekenden, die direct voorafgaand aan het tijdstip van intrekking van de Woonwagenwet ten minste een jaar in een woonwagen op een standplaats hebben gewoond, die is gelegen op een in de bijlage genoemd regionaal woonwagencentrum waarbij die gemeente betrokken is.

  • 5 Het eerste tot en met vierde lid is van overeenkomstige toepassing in gevallen, waarin op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet een aanwijzing bij ministeriële regeling van kracht wordt op voet van artikel 2, vierde lid, van de Huisvestingswet, zoals die bepaling luidt vanaf die inwerkingtreding, met dien verstande dat de in het vierde lid van dit artikel bedoelde voorrang in die gevallen betrekking heeft op degenen die in een woonwagen op een standplaats wonen of hebben gewoond in de desbetreffende gemeente of regio, genoemd in de hierbedoelde ministeriële regeling.

ARTIKEL XI

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De Wet op Woonwagens en Woonschepen wordt ingetrokken, met dien verstande dat gemeentelijke verordeningen die vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet krachtens artikel 31 van de Wet op Woonwagens en Woonschepen zijn vastgesteld, worden aangemerkt als verordeningen krachtens artikel 149 van de Gemeentewet.

ARTIKEL XIII

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, met uitzondering van artikel V.

  • 2 Artikel V treedt in werking met ingang van de 1 juli die volgt op de datum van inwerkingtreding van artikel IX, eerste lid, tenzij deze wet met ingang van 1 juli in werking treedt. Artikel V treedt alsdan op hetzelfde tijdstip in werking.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 1 juli 1998

Beatrix

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

D. K. J. Tommel

Uitgegeven de achtentwintigste juli 1998

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Bijlage Bij artikel 2, derde lid, artikel 5, artikel 26 en artikel 82 van de Huisvestingswet

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

[Red: Wijzigt de Huisvestingswet]