Elektriciteitswet 1998

Geraadpleegd op 07-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2002.
Geldend van 01-01-2002 t/m 31-12-2002

Wet van 2 juli 1998, houdende regels met betrekking tot de productie, het transport en de levering van elektriciteit (Elektriciteitswet 1998)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is, mede ter uitvoering van richtlijn nr. 96/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 19 december 1996 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit (PbEG 1997, L 27), de mogelijkheden voor opwekking, levering en in- en uitvoer van elektriciteit en voor het gebruik van leidinggebonden elektriciteitswerken te verruimen, en daarvoor met inachtneming van het belang van het betrouwbaar, duurzaam, doelmatig en milieuhygiënisch verantwoord functioneren van de elektriciteitsvoorziening een nieuwe regeling tot stand te brengen met betrekking tot de productie, het transport en de levering van elektriciteit;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

  • 1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a. Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken;

    • b. aansluiting: één of meer verbindingen tussen een net en een onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onderdelen a tot en met d, van de Wet waardering onroerende zaken, dan wel tussen een net en een ander net op een ander spanningsniveau;

    • c. afnemer: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die beschikt over een aansluiting op een net;

    • d. beschermde afnemer: een afnemer die beschikt over een aansluiting op een net met:

      • 1°. een totale maximale doorlaatwaarde van meer dan 3•80 A en een beschikbaar gesteld elektrisch vermogen van ten hoogste 2 MW per aansluiting gedurende de periode tot en met 31 december 2001, of

      • 2°. een totale maximale doorlaatwaarde van ten hoogste 3•80 A gedurende de periode tot en met 31 december 2003;

    • e. directeur van de dienst: de directeur van de Dienst uitvoering en toezicht energie, bedoeld in artikel 5, tweede lid;

    • f. leverancier: een organisatorische eenheid die zich bezighoudt met het leveren van elektriciteit;

    • g. producent: een organisatorische eenheid die zich bezighoudt met het opwekken van elektriciteit;

    • h. handelaar: een organisatorische eenheid die zich bezighoudt met het sluiten van overeenkomsten betreffende de koop en verkoop van elektriciteit;

    • i. net: één of meer verbindingen voor het transport van elektriciteit en de daarmee verbonden transformator-, schakel-, verdeel- en onderstations en andere hulpmiddelen, behoudens voor zover deze verbindingen en hulpmiddelen liggen binnen de installatie van een producent of van een afnemer;

    • j. landelijk hoogspanningsnet: het net, bedoeld in artikel 10, eerste lid;

    • k. netbeheerder: een vennootschap die op grond van artikel 10, 13 of 14 is aangewezen voor het beheer van een of meer netten;

    • l. vergunninghouder: een houder van een leveringsvergunning als bedoeld in artikel 54;

    • m. richtlijn: richtlijn nr. 96/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 19 december 1996 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit (PbEG 1997, L 27);

    • n. notificatierichtlijn: richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204);

    • o. programma-verantwoordelijkheid: de verantwoordelijkheid van afnemers, niet zijnde beschermde afnemers, en vergunninghouders om programma's met betrekking tot de productie, het transport en het verbruik van elektriciteit op te stellen of te doen opstellen ten behoeve van de netbeheerders en zich met inachtneming van de voorwaarden, bedoeld in artikel 31, te gedragen overeenkomstig die programma's;

    • p. systeemdiensten: de diensten die de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet uitvoert om het transport van elektriciteit over alle netten op een veilige en doelmatige wijze te waarborgen, om grootschalige onderbrekingen van het transport van elektriciteit op te lossen, en om de energiebalans op alle netten te handhaven of te herstellen;

    • q. black-start-voorziening: de voorziening die benodigd is om bij een spanningsloos net de eigen energievoorziening van een productielocatie onder spanning te brengen, waarna de productie van elektriciteit kan worden hervat;

    • r. verwant bedrijf: een verbonden onderneming in de zin van artikel 41 van de zevende richtlijn nr. 83/349/EEG van de Raad van 13 juni 1983 op de grondslag van artikel 54, derde lid, sub g, van het Verdrag betreffende de geconsolideerde jaarrekening of een geassocieerde onderneming in de zin van artikel 33, eerste lid, daarvan of een onderneming die aan dezelfde aandeelhouders toebehoort.

  • 2 Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt als afnemer, niet zijnde een beschermde afnemer, beschouwd een organisatorische eenheid die zich in hoofdzaak bezig houdt met het openbaar vervoer per metro, tram of trolley, met mijnbouwkundige activiteiten, met het beheer van de openbare verlichting of van verkeersregelinstallaties, dan wel met riolering, bemaling, waterzuivering of transport en distributie van water, mits:

    • a. deze eenheid daarbij uitsluitend ingevolge de technische aard van de bedrijfsuitoefening beschikt over verscheidene aansluitingen,

    • b. het totale aan de eenheid voor die bedrijfsuitoefening beschikbaar gestelde vermogen meer bedraagt dan 2 MW en

    • c. de bedrijfsuitoefening door deze eenheid op fysiek geïntegreerde basis geschiedt.

  • 3 Bij algemene maatregel van bestuur kan de termijn worden gewijzigd waarbinnen een afnemer als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, onder 1° of onder 2°, wordt beschouwd als beschermde afnemer.

  • 4 Een onderneming die zich in hoofdzaak bezighoudt met het vervoer van personen of goederen per trein wordt in afwijking van het eerste lid, onderdelen c en d, aangemerkt als afnemer, niet zijnde beschermde afnemer, ook indien zij geen aansluiting heeft op een net.

§ 2. Energierapport

Artikel 2

  • 1 Onze Minister stelt ten minste eenmaal in de vier jaar een energierapport vast dat richting geeft aan van rijkswege in de eerstvolgende vier jaar te nemen beslissingen voor zover daarbij het belang van het betrouwbaar, duurzaam, doelmatig en milieuhygiënisch verantwoord functioneren van de elektriciteitsvoorziening in beschouwing moet of kan worden genomen. Bij de voorbereiding van een energierapport betrekt Onze Minister de naar zijn oordeel bij de te behandelen onderwerpen meest belanghebbende bestuursorganen, instellingen en organisaties.

  • 2 Voor zover het energierapport onderdelen betreft die tot de verantwoordelijkheid behoren van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, wordt het rapport vastgesteld na overleg met voornoemde minister.

  • 3 Het energierapport bevat ten minste:

    • a. een analyse van de ontwikkelingen op de nationale en internationale energiemarkt en de effecten daarvan op een betrouwbaar, duurzaam, doelmatig en milieuhygiënisch verantwoord functionerende energiehuishouding;

    • b. een analyse van veranderingen in het gebruik van energiebronnen voor het opwekken van elektriciteit en van de wijze waarop en de mate waarin zich een duurzame energiehuishouding ontwikkelt;

    • c. een analyse van de ontwikkeling van de marktwerking in de energievoorziening;

    • d. een overzicht van de beoogde resultaten inzake de bevordering van een betrouwbaar, duurzaam, doelmatig en milieuhygiënisch verantwoord functionerende energiehuishouding en van de wijzen waarop die resultaten in de desbetreffende periode van vier jaar zullen worden nagestreefd;

    • e. een analyse van overige aspecten die van belang kunnen zijn in het kader van het energiebeleid in het algemeen.

Artikel 3

  • 1 Zodra het energierapport is vastgesteld, doet Onze Minister hiervan mededeling door het rapport aan de beide kamers der Staten-Generaal over te leggen.

  • 2 Onze Minister maakt de vaststelling van het energierapport bekend in de Staatscourant en geeft daarbij aan op welke wijze kennis kan worden gekregen van de inhoud van het energierapport.

Artikel 4

  • 1 Het energierapport geldt met ingang van een bij besluit van Onze Minister vast te stellen tijdstip.

  • 2 Het besluit wordt niet eerder genomen dan acht weken nadat het energierapport op grond van artikel 3, eerste lid, is overgelegd aan de beide kamers der Staten-Generaal.

  • 3 Indien door of namens een der kamers der Staten-Generaal binnen acht weken nadat het energierapport is overgelegd, te kennen wordt gegeven dat zij over het energierapport in het openbaar wil beraadslagen, wordt het besluit niet eerder genomen dan zes maanden na de overlegging van het energierapport, dan wel, indien de beraadslagingen op een eerder tijdstip zijn beëindigd, na die beraadslagingen.

Hoofdstuk 2. Dienst uitvoering en toezicht energie

Artikel 5

  • 1 Er is een Dienst uitvoering en toezicht energie, die als kamer deel uitmaakt van de Nederlandse mededingingsautoriteit.

  • 2 Aan het hoofd van de dienst staat een directeur.

  • 3 De dienst heeft tot taak werkzaamheden te verrichten ten behoeve van de uitvoering van deze wet alsmede van het toezicht op de naleving van deze wet, met uitzondering van paragraaf 1a van hoofdstuk 8.

  • 4 Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet, met uitzondering van paragraaf 1a van hoofdstuk 8, zijn belast de bij besluit van de directeur van de dienst aangewezen ambtenaren van de dienst.

  • 5 Van een besluit als bedoeld in het vierde lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

  • 6 De directeur van de dienst kan bindende aanwijzingen geven in verband met de naleving van deze wet.

Artikel 5a

  • 1 In geval van overtreding van het gestelde bij of krachtens de artikelen 5, zesde lid, 36 of 37 kan de directeur van de dienst bij beschikking een last onder dwangsom opleggen. De directeur van de dienst kan een last onder dwangsom wijzigen of intrekken.

  • 2 Een last onder dwangsom strekt er toe de overtreding ongedaan te maken of verdere overtreding dan wel herhaling van de overtreding te voorkomen.

  • 3 In de beschikking waarbij een last onder dwangsom opgelegd wordt, wordt in ieder geval vermeld:

    • a. de inhoud van de last en de termijn waarvoor deze geldt;

    • b. het wettelijke voorschrift terzake waarvan een last wordt opgelegd;

    • c. de rechtspersoon of natuurlijke persoon tot wie de last zich richt.

  • 4 De directeur van de dienst stelt beleidsregels op terzake de uitvoering van de bevoegdheid genoemd in het eerste lid.

  • 5 Een beschikking als genoemd in het eerste lid wordt, nadat zij is bekend gemaakt, ter inzage gelegd bij de Dienst uitvoering en toezicht en energie. Van de beschikking wordt mededeling gedaan in de Staatscourant. Gegevens die ingevolge artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur niet voor verstrekking in aanmerking komen, worden niet ter inzage gelegd.

Artikel 6

  • 1 De directeur van de dienst oefent de hem in deze wet en de Gaswet toegekende taken en bevoegdheden uit onder verantwoordelijkheid van Onze Minister.

  • 2 Alvorens Onze Minister een aanwijzing geeft met betrekking tot de uitoefening van in deze wet en de Gaswet aan de directeur van de dienst toegekende bevoegdheden, stelt hij de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit in de gelegenheid zijn zienswijze over het voornemen daartoe kenbaar te maken.

  • 3 Onze Minister legt algemene aanwijzingen aan de directeur van de dienst met betrekking tot de uitoefening van de hem in deze wet en de Gaswet toegekende bevoegdheden vast in beleidsregels.

  • 4 De bekendmaking van de beleidsregels geschiedt door plaatsing in de Staatscourant.

Artikel 7

  • 1 De directeur van de dienst kan van een producent, een leverancier, een handelaar of een netbeheerder de gegevens en inlichtingen verlangen die hij nodig heeft voor uitvoering van de hem in deze wet en de Gaswet opgedragen taken.

  • 2 Degene aan wie een verzoek is gedaan om gegevens en inlichtingen te verstrekken, is verplicht binnen de door de directeur van de dienst gestelde redelijke termijn alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.

  • 3 Gegevens of inlichtingen omtrent een producent, een leverancier, een handelaar of een netbeheerder, welke in verband met enige werkzaamheid ten behoeve van de uitvoering van deze wet en de Gaswet zijn verkregen, mogen uitsluitend voor de toepassing van deze wet, onderscheidenlijk de Gaswet, worden gebruikt.

Artikel 8

De directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit kan algemene en bijzondere aanwijzingen geven met betrekking tot de uitoefening van in deze wet en de Gaswet aan de directeur van de dienst toegekende taken en bevoegdheden waarbij naar het oordeel van de directeur-generaal uitleg kan of moet worden gegeven aan begrippen die worden gehanteerd bij de toepassing van de Mededingingswet.

Artikel 9

  • 1 De directeur van de dienst brengt jaarlijks vóór 1 mei aan Onze Minister verslag uit over de werkzaamheden van de dienst in het daaraan voorafgaande jaar.

  • 2 Onze Minister brengt het verslag, vergezeld van zijn bevindingen daaromtrent en de door de directeur van de dienst aan Onze Minister uitgebrachte adviezen, voor 1 juli daaropvolgend ter kennis van de beide kamers van de Staten-Generaal.

Hoofdstuk 3. Transport van elektriciteit

§ 1. Aanwijzing van netbeheerders

Artikel 10

  • 1 Het landelijk hoogspanningsnet omvat de netten die bestemd zijn voor transport van elektriciteit op een spanningsniveau van 220 kV of hoger en die als zodanig worden bedreven, alsmede de landsgrensoverschrijdende netten op een spanningsniveau van 500 V of hoger.

  • 2 De rechtspersoon die een recht van gebruik heeft van meer dan de helft van de totale circuitlengte van het landelijk hoogspanningsnet wijst, na overleg met de andere rechtspersonen die een recht van gebruik hebben van dat net, voor het beheer van dat net een naamloze of besloten vennootschap als netbeheerder aan.

  • 3 Een rechtspersoon die een recht van gebruik heeft van een ander net dan het landelijk hoogspanningsnet, wijst voor het beheer van dat net een of meer naamloze of besloten vennootschappen als netbeheerder aan.

Artikel 11

  • 1 Een producent of een leverancier wordt niet aangewezen als netbeheerder.

  • 2 De statuten van de netbeheerder, niet zijnde de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, bevatten in ieder geval:

    • a. de instelling van een raad van commissarissen;

    • b. de bepaling dat de leden van het bestuur en de meerderheid van de leden van de raad van commissarissen direct noch indirect binding hebben met een producent, een leverancier of een aandeelhouder van de netbeheerder;

    • c. de bepaling dat aan de goedkeuring van de raad van commissarissen ten minste zijn onderworpen de besluiten van het bestuur van de rechtspersoon, bedoeld in artikel 164, eerste lid, of 274, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, en

    • d. de bepaling dat de aandeelhouders van de netbeheerder zich onthouden van iedere bemoeiing met de uitvoering van de werkzaamheden die op grond van artikel 16, eerste of tweede lid, aan een netbeheerder zijn opgedragen.

Artikel 11a

  • 2 Het is aan de vennootschap die is aangewezen voor het beheer van het landelijk hoogspanningsnet niet toegestaan haar statuten te wijzigen dan nadat aan de wijziging door Onze Minister goedkeuring is verleend. Onze Minister weigert goedkeuring indien de statuten na de wijziging niet in overeenstemming zijn met dit artikel.

  • 3 Een producent, leverancier, handelaar, rechtspersoon of natuurlijke persoon die werkzaam is voor een producent, leverancier of handelaar, mag geen aandelen houden in de vennootschap die is aangewezen als netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet.

  • 4 Een producent, leverancier, handelaar, rechtspersoon of natuurlijke persoon als bedoeld in het derde lid die aandelen houdt of verkrijgt in de vennootschap die is aangewezen als netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, is verplicht deze aandelen in die vennootschap te vervreemden en over te dragen aan derden.

  • 5 Het is anderen dan de vennootschap die is aangewezen als netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet niet toegestaan vermogensbestanddelen die tezamen het landelijk hoogspanningsnet of een deel daarvan vormen, te verkrijgen en het is de eigenaar van het landelijk hoogspanningsnet of een deel daarvan niet toegestaan op dat net rechten ten behoeve van anderen dan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet te vestigen, tenzij Onze Minister instemt met die verwerving of vestiging van rechten. Het verkrijgen van vermogensbestanddelen en het vestigen van rechten daarop in strijd met de eerste volzin zijn nietig.

  • 6 Het bestuur en de meerderheid van de leden van de raad van commissarissen van de vennootschap die is aangewezen voor het beheer van het landelijk hoogspanningsnet hebben direct noch indirect binding met een producent, een leverancier, een handelaar of een aandeelhouder van deze vennootschap.

  • 7 Een lid van de raad van commissarissen van de vennootschap die is aangewezen voor het beheer van het landelijk hoogspanningsnet wordt niet benoemd dan nadat de Minister van Economische Zaken heeft ingestemd met het voornemen tot benoeming.

  • 8 Onze Minister verleent zijn instemming op grond van het derde of vijfde lid niet dan nadat vier weken zijn verstreken nadat zijn voornemen daartoe aan de beide kamers der Staten-Generaal is voorgelegd.

Artikel 12

  • 1 De netbeheerder meldt aan Onze Minister onverwijld na zijn aanwijzing zijn naam en adres en de naam en het adres van zijn aandeelhouders en zendt aan de minister een beschrijving van het net dat door hem zal worden beheerd. Ten minste eenmaal per jaar meldt hij aan Onze Minister iedere wijziging van de namen of adressen en zendt hij hem een beschrijving van de wijziging van het net dat door hem wordt beheerd.

  • 2 De aanwijzing behoeft de instemming van Onze Minister. De minister onthoudt zijn instemming of kan voorschriften verbinden aan de instemming, indien niet is voldaan aan artikel 11 of indien de aangewezen netbeheerder in onvoldoende mate in staat zal zijn aan een verplichting als bedoeld in artikel 7 te voldoen, een taak als bedoeld in artikel 16, eerste of tweede lid, uit te voeren dan wel een verbod als bedoeld in artikel 17 of 18 na te leven.

  • 3 Indien Onze Minister voorschriften verbindt aan zijn instemming, strekken deze er slechts toe de geconstateerde tekortkomingen, bedoeld in het tweede lid, weg te nemen.

Artikel 13

  • 1 Indien een rechtspersoon als bedoeld in artikel 10, tweede of derde lid, in gebreke blijft met het aanwijzen van een netbeheerder binnen twaalf weken na het in werking treden van dit artikel, binnen vier weken na de aanleg van een net dan wel onverwijld na het intrekken of vervallen van een eerdere aanwijzing, wijst Onze Minister een naamloze of besloten vennootschap aan als netbeheerder van dat net.

  • 2 Indien Onze Minister vaststelt dat niet meer voldaan wordt aan artikel 11 of indien Onze Minister vaststelt dat een netbeheerder in onvoldoende mate in staat is of zal zijn om aan een verplichting als bedoeld in artikel 7 te voldoen, om een taak als bedoeld in artikel 16, eerste of tweede lid, uit te voeren of om een verbod als bedoeld in artikel 17 of 18 na te leven, kan hij de desbetreffende netbeheerder opdragen door hem noodzakelijk geachte voorzieningen te treffen.

  • 3 Indien de netbeheerder niet voldoet aan een opdracht als bedoeld in het tweede lid, kan Onze Minister de aanwijzing van de desbetreffende netbeheerder vervangen door een aanwijzing van een andere naamloze of besloten vennootschap als netbeheerder.

Artikel 14

  • 1 Een rechtspersoon als bedoeld in artikel 10, tweede of derde lid, kan met inachtneming van een redelijke termijn de aanwijzing als netbeheerder vervangen door een aanwijzing van een andere naamloze of besloten vennootschap als netbeheerder.

  • 2 In geval van fusie, splitsing, ontbinding of faillissement van de vennootschap die als netbeheerder is aangewezen, vervalt de aanwijzing als netbeheerder van rechtswege en wijzen de rechtspersonen, bedoeld in artikel 10, tweede en derde lid, onverwijld een naamloze of besloten vennootschap als netbeheerder aan. Deze vennootschap kan dezelfde zijn als de vennootschap die daarvoor als netbeheerder was aangewezen.

  • 3 De rechtspersonen, bedoeld in artikel 10, tweede en derde lid, wijzen voor afloop van de periode, bedoeld in artikel 10, vierde lid, een naamloze of besloten vennootschap als netbeheerder aan voor de daarop aansluitende periode. Deze vennootschap kan dezelfde zijn als de vennootschap die daarvoor als netbeheerder was aangewezen.

  • 4 De artikelen 10 tot en met 13 zijn van overeenkomstige toepassing op de aanwijzing als netbeheerder, bedoeld in het eerste, tweede of derde lid.

Artikel 15

  • 1 Het gebod, bedoeld in artikel 10, derde lid, geldt niet voor zover het een net betreft met een spanningsniveau van ten hoogste 0,4 kV en een verbruik van ten hoogste 0,1 GWh per jaar, en een ander dan een leverancier of een netbeheerder een recht van gebruik heeft van dat net.

  • 2 Onze Minister kan op aanvraag aan de rechtspersoon, bedoeld in artikel 10, derde lid, een ontheffing verlenen van het gebod, bedoeld in dat lid, voor zover het een net betreft waarop een beperkt aantal andere natuurlijke personen of rechtspersonen dan die rechtspersoon zijn aangesloten en:

    • a. het net bestemd is om die rechtspersoon te voorzien van elektriciteit dan wel om het centrale bedrijfsproces van die rechtspersoon te ondersteunen, of

    • b. het net bestemd is om een aantal samenwerkende rechtspersonen te voorzien van elektriciteit en de samenwerking van deze rechtspersonen een betrouwbaar, duurzaam, doelmatig en milieuhygiënisch verantwoord functionerende energiehuishouding in hun vestigingen ten doel heeft, of

    • c. ten aanzien van het net kwaliteitseisen van toepassing zijn die in betekenende mate afwijken van de voorwaarden die de directeur van de dienst op grond van artikel 36 heeft vastgesteld, of

    • d. die rechtspersoon geen netbeheerder is en niet in een groepsmaatschappij met een netbeheerder verbonden is en hij:

      • 1°. een overeenkomst zal sluiten met de netbeheerder van het net waarop zijn net is aangesloten om te waarborgen dat de uitvoering van de taken van die netbeheerder niet wordt belemmerd en

      • 2°. degene die daarom verzoekt zal voorzien van een aansluiting op het desbetreffende net dan wel een aanbod zal doen om met gebruikmaking van het desbetreffende net ten behoeve van de verzoeker transport van elektriciteit uit te voeren met inachtneming van redelijke tarieven en voorwaarden alsmede van de voorschriften, bedoeld in het derde lid.

  • 3 Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden met betrekking tot het uitvoeren van taken als bedoeld in artikel 16, eerste lid, en met betrekking tot de tarieven en andere voorwaarden die daarbij gehanteerd moeten worden.

  • 4 Onze Minister kan een ontheffing intrekken indien degene aan wie de ontheffing is verleend:

    • a. niet langer voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in het tweede lid,

    • b. in strijd handelt met de voorschriften, bedoeld in het derde lid,

    • c. bij de aanvraag om een ontheffing onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag zou hebben geleid.

§ 2. Taken en verplichtingen van de netbeheerder

Artikel 16

  • 1 De netbeheerder heeft in het kader van het beheer van de netten in het voor hem krachtens artikel 36 vastgestelde gebied tot taak:

    • a. de door hem beheerde netten in werking te hebben en te onderhouden;

    • b. de veiligheid en betrouwbaarheid van de netten en van het transport van elektriciteit over de netten op de meest doelmatige wijze te waarborgen;

    • c. de netten aan te leggen, te herstellen, te vernieuwen of uit te breiden;

    • d. voldoende reservecapaciteit voor het transport van elektriciteit aan te houden;

    • e. op de grondslag van artikel 23 derden te voorzien van een aansluiting op de netten en hun desgevraagd een meter ter beschikking te stellen;

    • f. op de grondslag van artikel 24 ten behoeve van derden transport van elektriciteit uit te voeren;

    • g. het bevorderen van de veiligheid bij het gebruik van toestellen en installaties die elektriciteit verbruiken;

    • h. de hoeveelheid elektriciteit te meten die wordt opgewekt op een wijze als bedoeld in artikel 53, tweede lid, onder e, en door een producent wordt ingevoed op het net, en deze gegevens te verstrekken aan die producent.

  • 2 In aanvulling op de taken, bedoeld in het eerste lid, heeft de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet tevens tot taak:

    • a. technische voorzieningen te treffen en systeemdiensten uit te voeren die nodig zijn om het transport van elektriciteit over alle netten op een veilige en doelmatige wijze te waarborgen;

    • b. mede ten behoeve van de andere netbeheerders de technische voorzieningen en systeemdiensten, bedoeld onder a, te benutten;

    • c. op de grondslag van paragraaf 7 van dit hoofdstuk ten behoeve van derden transport van elektriciteit uit te voeren met behulp van het landelijk hoogspanningsnet, voor de uitvoer van die elektriciteit vanuit Nederland naar een afnemer of leverancier in het buitenland, dan wel voor de invoer van die elektriciteit vanuit het buitenland naar een afnemer of leverancier in Nederland;

    • d. voorzieningen te treffen in verband met de leveringszekerheid;

    • e. indien Onze Minister daartoe besluit op de grondslag van de voorwaarden, bedoeld in artikel 31, alsmede van bij ministeriële regeling te bepalen regels een markt tot stand te brengen of in stand te houden die bestemd is voor het bijeenbrengen van vraag en aanbod van elektriciteit.

  • 3 Het is anderen dan de desbetreffende netbeheerder verboden een taak uit te voeren als bedoeld in het eerste of tweede lid, behoudens voor zover het betreft het aanleggen van een landsgrensoverschrijdend net als bedoeld in het zesde lid of het aanleggen, beheren en onderhouden van een net als bedoeld in artikel 15, eerste of tweede lid, dan wel ter uitvoering van een procedure als bedoeld in artikel 20, derde lid.

  • 4 Producenten, leveranciers, handelaren en aandeelhouders onthouden zich van iedere bemoeiing met de uitvoering van de taken die op grond van het eerste of tweede lid aan een netbeheerder zijn opgedragen.

  • 5 Onder behoud van de verantwoordelijkheid van de netbeheerder voor de volledige en juiste uitvoering van zijn taak in het kader van het beheer van de netten, kunnen de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en c, worden verricht door een rechtspersoon die niet als netbeheerder is aangewezen.

  • 6 Indien een ander dan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet een landsgrensoverschrijdend net heeft aangelegd, heeft de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet tot taak dat net te beheren met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze wet. Indien een ander dan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet een recht van gebruik heeft van een net dat op grond van artikel 10, eerste lid, behoort tot het landelijk hoogspanningsnet, is hij verplicht aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet alle medewerking te verlenen opdat deze zijn taken op grond van het eerste en tweede lid kan uitvoeren.

Artikel 17

Het is de netbeheerder of een rechtspersoon waarin de netbeheerder een deelneming heeft als bedoeld in artikel 24c van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, niet toegestaan goederen of diensten waarmee zij in concurrentie treden te leveren, tenzij het betreft het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van:

  • a. de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 16, eerste of tweede lid, voor zichzelf, voor andere netbeheerders of voor anderen die een recht van gebruik van een net hebben;

  • b. de aanleg, het beheer of het onderhoud van leidingen buiten gebouwen voor het transport van gas, warmte, koude of water; of

  • c. het ter beschikking stellen en houden van netten ten behoeve van het gebruik van daarmee verbonden zaken door derden.

Artikel 18

  • 1 Indien een met de netbeheerder in een groep verbonden groepsmaatschappij in de zin van artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek activiteiten verricht die de netbeheerder op grond van artikel 17 niet zelf mag verrichten, mag de netbeheerder of een rechtspersoon waarin de netbeheerder een deelneming heeft als bedoeld in artikel 17 een dergelijke groepsmaatschappij niet bevoordelen boven anderen waarmee een dergelijke groepsmaatschappij in concurrentie treedt, of anderszins voordelen toekennen die verder gaan dan in normaal handelsverkeer gebruikelijk is.

  • 2 Als bevoordelen van een groepsmaatschappij als bedoeld in het eerste lid of het toekennen van voordelen die verder gaan dan in normaal handelsverkeer gebruikelijk is, worden in ieder geval aangemerkt:

    • a. het verstrekken van gegevens aan een groepsmaatschappij over afnemers, niet zijnde beschermde afnemers, die een verzoek als bedoeld in artikel 23 of 24 hebben gedaan;

    • b. het leveren van goederen of diensten aan een groepsmaatschappij tegen een vergoeding die lager is dan de redelijkerwijs daaraan toe te rekenen kosten, of

    • c. het toestaan van het gebruik door een groepsmaatschappij van de naam en het beeldmerk van de netbeheerder op een wijze waardoor verwarring bij het publiek te duchten is over de herkomst van goederen of diensten.

  • 3 De netbeheerder voegt bij zijn jaarrekening een verklaring waaruit blijkt dat de financiële verhouding tussen de netbeheerder en de groepsmaatschappijen, bedoeld in het eerste lid, voldoet aan de in het eerste lid gestelde eisen. De netbeheerder legt een exemplaar van zijn jaarrekening, de daartoe behorende toelichting en de daarbij gevoegde verklaring voor een ieder ter inzage in al zijn kantoren en zendt een exemplaar daarvan aan de directeur van de dienst.

Artikel 19

De netbeheerder gebruikt aan hem verstrekte gegevens over beschermde afnemers uitsluitend voor het uitvoeren van in deze wet aan de netbeheerder opgedragen taken, met dien verstande dat deze gegevens mede kunnen worden gebruikt voor het ten behoeve van de vergunninghouder innen van de vergoeding voor het leveren van elektriciteit.

§ 3. Aanleg, herstel, uitbreiding of vernieuwing van netten

Artikel 20

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot daarbij aan te wijzen gebieden regels worden gesteld over de wijze waarop, gelet op het belang van een betrouwbaar, duurzaam, doelmatig en milieuhygiënisch verantwoord functionerende energiehuishouding, een afweging wordt gemaakt met betrekking tot de aanleg van een net en de aanleg van leidingen voor het transport van gas of warmte.

  • 3 De maatregel, bedoeld in het tweede lid, kan inhouden dat een net slechts wordt aangelegd en een vergunning als bedoeld in artikel 54 slechts wordt verleend als resultaat van een openbare procedure waarin gegadigden op een te plaatsen opdracht kunnen inschrijven met een aanbieding voor de aanleg van een net of van leidingen voor het transport van gas of warmte.

Artikel 21

  • 1 De netbeheerder verschaft de directeur van de dienst eenmaal in elke twee jaar zo nauwkeurig mogelijke ramingen van de totale behoefte aan capaciteit voor het transport van elektriciteit over de door hem beheerde netten in het eerste tot en met het zevende jaar na het jaar, waarin de ramingen worden vastgesteld. Hij vermeldt daarbij de gemaakte vooronderstellingen en brengt de van belang zijnde onderscheidingen aan.

  • 2 Tevens geeft de netbeheerder op basis van de ramingen aan op welke wijze hij in het eerste tot en met het zevende jaar na het jaar, waarin de ramingen worden vastgesteld, zal voorzien in de totale behoefte aan capaciteit voor het transport van elektriciteit over de door hem beheerde netten.

  • 3 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld ten aanzien van de inhoud van de ingevolge het eerste en tweede lid te verschaffen gegevens.

Artikel 22

  • 1 Indien naar het oordeel van de directeur van de dienst uit de gegevens, bedoeld in artikel 21, of anderszins blijkt dat een netbeheerder in onvoldoende mate of op een ondoelmatige wijze kan of zal kunnen voorzien in de totale behoefte aan capaciteit voor het transport van elektriciteit over de door hem beheerde netten, meldt hij zulks na overleg met de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet en de beheerder van het desbetreffende net aan Onze Minister.

  • 2 Nadat hij een melding heeft ontvangen, kan Onze Minister aan de desbetreffende netbeheerder opdragen voorzieningen te treffen teneinde zeker te stellen dat het transport van elektriciteit in voldoende mate of op een doelmatige wijze plaatsvindt met inachtneming van het bij of krachtens deze wet bepaalde.

  • 3 Onze Minister is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de opdracht, bedoeld in het tweede lid.

§ 4. Aansluiting op het net en transport van elektriciteit

Artikel 23

  • 1 De netbeheerder is verplicht degene die daarom verzoekt te voorzien van een aansluiting op het door hem beheerde net tegen een tarief en tegen andere voorwaarden die in overeenstemming zijn met de paragrafen 5 en 6 van dit hoofdstuk.

  • 2 De netbeheerder onthoudt zich van iedere vorm van discriminatie tussen degenen jegens wie de verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt.

Artikel 24

  • 1 De netbeheerder is verplicht aan degene die daarom verzoekt een aanbod te doen om met gebruikmaking van het door hem beheerde net ten behoeve van de verzoeker transport van elektriciteit uit te voeren tegen een tarief en tegen andere voorwaarden die in overeenstemming zijn met de paragrafen 5 en 6 van dit hoofdstuk.

  • 2 De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt niet voor zover de netbeheerder voor het gevraagde transport redelijkerwijs geen capaciteit ter beschikking heeft.

  • 3 De netbeheerder onthoudt zich van iedere vorm van discriminatie tussen degenen jegens wie de verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt.

Artikel 26

  • 1 De directeur van de dienst kan op aanvraag besluiten dat capaciteit voor het transport van elektriciteit tot een door hem te bepalen omvang en voor een door hem te bepalen tijdsduur bij voorrang wordt bestemd voor door hem aan te geven verzoekers om transport van elektriciteit, indien

    • a. de aanvraag betrekking heeft op een landsgrensoverschrijdend net als bedoeld in artikel 16, zesde lid, of

    • b. het bij voorrang bestemmen van capaciteit voor het transport van elektriciteit bijdraagt aan een goede marktwerking op de elektriciteitsmarkt.

  • 2 Bij het nemen van het besluit, bedoeld in het eerste lid, kan de directeur van de dienst voorwaarden en tarieven voor het transport van elektriciteit vaststellen die afwijken van de voorwaarden en tarieven, vastgesteld op grond van de artikelen 36 en 41.

  • 3 De directeur van de dienst neemt het besluit, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel a, met inachtneming van het belang dat landsgrensoverschrijdende netten op een economisch verantwoorde wijze worden aangelegd en geëxploiteerd, van het belang dat derden eveneens toegang hebben tot het desbetreffende landsgrensoverschrijdende net en van het belang dat het landsgrensoverschrijdende handelsverkeer wordt bevorderd.

  • 4 Het besluit, bedoelt in het eerste lid, mag niet het gevolg hebben dat de hoeveelheid capaciteit die de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet reserveert om noodzakelijk transport van elektriciteit in het kader van onderlinge hulp en bijstand ten behoeve van de instandhouding van de integriteit van de netten te kunnen uitvoeren of de hoeveelheid capaciteit die wordt toegewezen op grond van artikel 13 van de Overgangswet elektriciteitsproductiesector, wordt beperkt.

  • 5 Een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt bekend gemaakt in de Staatscourant.

Artikel 26a

[Treedt in werking op 01-01-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

§ 5. Tariefstructuren en voorwaarden

Artikel 27

De gezamenlijke netbeheerders zenden aan de directeur van de dienst een voorstel met betrekking tot de tariefstructuren dat de elementen en wijze van berekening beschrijft van het tarief waarvoor afnemers zullen worden aangesloten op een net, van het tarief waarvoor transport van elektriciteit, met inbegrip van de invoer, uitvoer en doorvoer van elektriciteit, ten behoeve van afnemers zal worden uitgevoerd en van het tarief waarvoor de systeemdiensten zullen worden verricht en de energiebalans wordt gehandhaafd.

Artikel 28

  • 1 Het tarief waarvoor afnemers zullen worden aangesloten op een net heeft uitsluitend betrekking op:

    • a. het verbreken van het net van de desbetreffende netbeheerder om een fysieke verbinding van de installatie van een afnemer met dat net tot stand te brengen,

    • b. het installeren van voorzieningen om het net van de desbetreffende netbeheerder te beveiligen en beveiligd te houden en

    • c. het tot stand brengen en in stand houden van een verbinding tussen de plaats waar het net verbroken is en de voorzieningen om het net te beveiligen.

  • 2 Het tarief, bedoeld in het eerste lid, wordt in rekening gebracht bij iedere afnemer die door een netbeheerder wordt aangesloten op een net dat wordt beheerd door een netbeheerder.

Artikel 29

  • 1 Het tarief waarvoor transport van elektriciteit zal worden uitgevoerd ten behoeve van afnemers, heeft betrekking op de ontvangst van elektriciteit door een afnemer, ongeacht de plaats van opwekking van de elektriciteit en van de aansluiting waar de elektriciteit op het Nederlandse net is gebracht, of op het invoeden van elektriciteit door een afnemer, ongeacht de plaats van ontvangst van de elektriciteit.

  • 2 Het tarief, bedoeld in het eerste lid, wordt in rekening gebracht bij iedere afnemer die een aansluiting heeft op een net dat wordt beheerd door een netbeheerder.

  • 3 Onze Minister stelt vóór 1 juli 1999 de tariefdrager vast voor het transportafhankelijke element van het tarief, bedoeld in het eerste lid. Het transportonafhankelijke element van het tarief, bedoeld in het eerste lid, wordt uitgedrukt in een bedrag in euro.

  • 4 In aanvulling op het bepaalde bij of krachtens het eerste, tweede en derde lid, kunnen bij algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld met betrekking tot het tarief waarvoor transport van elektriciteit zal worden uitgevoerd ten behoeve van bij die maatregel aan te geven afnemers dan wel voor daarbij te omschrijven transport van elektriciteit.

  • 5 Het tarief, bedoeld in het eerste lid, dient mede ter dekking van de kosten die zijn verbonden aan verplichtingen die voor het tijdstip van intrekking van de Elektriciteitswet 1989 door de aangewezen vennootschap zijn aangegaan met betrekking tot de aanleg van een verbinding voor het transport van elektriciteit tussen Nederland en Noorwegen.

Artikel 30

  • 1 Het tarief voor het verrichten van de systeemdiensten heeft betrekking op:

    • a. het reservevermogen en regelvermogen,

    • b. de black-start-voorzieningen en

    • c. de overige systeemdiensten.

  • 2 Het tarief, bedoeld in het eerste lid, wordt in rekening gebracht bij iedere afnemer die elektriciteit verbruikt en een aansluiting heeft op een net dat wordt beheerd door een netbeheerder.

  • 3 Het tarief, bedoeld in het eerste lid, wordt uitgedrukt in een bedrag per verbruikte hoeveelheid elektriciteit in kWh.

  • 4 Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat het tarief, bedoeld in het eerste lid, in rekening wordt gebracht bij de afnemer, bedoeld in het tweede lid, en bij iedere afnemer die een hoeveelheid elektriciteit opwekt en op het net invoedt, dan wel verbruikt op de eigen installatie. In dat geval wordt het tarief uitgedrukt in een bedrag per opgewekte dan wel verbruikte hoeveelheid elektriciteit in kWh.

Artikel 31

  • 1 De gezamenlijke netbeheerders zenden aan de directeur van de dienst een voorstel voor de voorwaarden met betrekking tot:

    • a. de wijze waarop netbeheerders en afnemers alsmede netbeheerders zich jegens elkaar gedragen ten aanzien van het in werking hebben van de netten, het voorzien van een aansluiting op het net en het uitvoeren van transport van elektriciteit over het net,

    • b. de wijze waarop netbeheerders en afnemers alsmede netbeheerders zich jegens elkaar gedragen ten aanzien van het meten van gegevens betreffende het transport van elektriciteit en de uitwisseling van meetgegevens,

    • c. de wijze waarop de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet enerzijds en afnemers en de overige netbeheerders anderzijds zich jegens elkaar gedragen ten aanzien van de systeemdiensten,

    • d. de gebiedsindeling van de netbeheerders,

    • e. de regeling van de samenwerking tussen de netbeheerders ten aanzien van de uitvoering van de taken, bedoeld in de onderdelen a, b en c, alsmede ten behoeve van het waarborgen van het netbeheer van alle netten en het transport van elektriciteit in buitengewone omstandigheden,

    • f. de kwaliteitscriteria waaraan netbeheerders moeten voldoen met betrekking tot hun dienstverlening, welke in ieder geval betrekking hebben op te hanteren technische specificaties, het verhelpen van storingen in het transport van elektriciteit, de klantenservice en het voorzien in compensatie bij ernstige storingen.

  • 2 In de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, worden in ieder geval de voorwaarden opgenomen met betrekking tot de programma-verantwoordelijkheid, waarbij wordt bepaald dat de programma-verantwoordelijkheid kan worden overgedragen aan een andere natuurlijke persoon of rechtspersoon, met uitzondering van een netbeheerder.

  • 3 In de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt in ieder geval een regeling opgenomen voor het bepalen van de omvang van de capaciteit voor het transport van elektriciteit over landsgrensoverschrijdende netten en voor het toewijzen van de beschikbare capaciteit op die netten, waaronder tevens begrepen wordt het veilen van capaciteit dan wel het volgens een andere marktconforme methode toewijzen van capaciteit, en het toewijzen van capaciteit die een afnemer niet gebruikt. De voorwaarden bevatten de nodige voorzieningen gericht op het voorkomen van belemmeringen voor goede marktwerking.

  • 4 De omvang van de capaciteit die toegewezen kan worden door middel van een veiling of een andere marktconforme methode is ten hoogste de totale omvang van de capaciteit voor het transport van elektriciteit over landsgrensoverschrijdende netten na aftrek van:

    • a. de hoeveelheid capaciteit die de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet reserveert om noodzakelijk transport van elektriciteit in het kader van onderlinge hulp en bijstand ten behoeve van de instandhouding van de integriteit van de netten te kunnen uitvoeren,

    • b. de hoeveelheid capaciteit die wordt toegewezen op grond van artikel 13 van de Overgangswet elektriciteitsproductiesector en

    • c. de hoeveelheid capaciteit die de directeur van de dienst op grond van artikel 26 heeft bestemd voor bepaalde verzoekers om transport van elektriciteit.

  • 5 De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet benut de opbrengst van het veilen of op een andere marktconforme methode toewijzen van capaciteit overeenkomstig de regeling, bedoeld in het derde lid, voor het opheffen van beperkingen in de transportcapaciteit op landsgrensoverschrijdende netten dan wel voor andere, door de directeur van de dienst te bepalen doelen.

  • 6 De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet voert een afzonderlijke boekhouding met betrekking tot de opbrengst van het veilen of op een andere marktconforme methode toewijzen van capaciteit. Artikel 43 is van overeenkomstige toepassing.

  • 7 Onze Minister kan, in aanvulling op de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, nadere regels stellen over het meten en verstrekken van gegevens als bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel h, waarbij kan worden bepaald dat de gegevens ook aan anderen dan de producenten van de daar bedoelde elektriciteit kunnen worden verstrekt.

Artikel 31a

  • 1 Het is een afnemer, leverancier of handelaar verboden al dan niet middellijk of onder voorwaarden de beschikking te hebben over een hoeveelheid transportcapaciteit op het landsgrensoverschrijdende net die groter is dan 400 MW.

  • 2 Onder de beschikking hebben over transportcapaciteit als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan het beschikken over transportcapaciteit door de afnemer, leverancier of handelaar zelf, dan wel tezamen met anderen, die werkzaam zijn voor de afnemer, leverancier of handelaar, die in een groep in de zin van artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek verbonden zijn met de afnemer, leverancier of handelaar, die in de zin van artikel 24c van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek een deelneming hebben in de afnemer, leverancier of handelaar, of die anderszins met de afnemer, leverancier of handelaar verbonden zijn.

  • 3 Onze Minister kan ten behoeve van de uitvoering van de overeenkomsten, bedoeld in artikel 2 van de Overgangswet elektriciteitsproductiesector op verzoek van de productiebedrijven, bedoeld in dat artikel, een van het eerste en tweede lid afwijkende verdeling van transportcapaciteit vaststellen, mits de totale transportcapaciteit op het landelijk hoogspanningsnet ten behoeve van de productiebedrijven niet groter is dan 1600 MW. Onze Minister kan aan de verdeling, bedoeld in de eerste volzin, voorschriften verbinden.

  • 4 Onze Minister kan op voorstel van de directeur van de dienst de hoeveelheid van 400 MW, bedoeld in het eerste lid, wijzigen, indien de ontwikkeling van de elektriciteitsmarkt daartoe aanleiding geeft.

Artikel 32

  • 1 De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet of ten minste een derde van het aantal overige netbeheerders kan de gezamenlijke netbeheerders verzoeken een voorstel te doen tot wijziging van de tariefstructuren of de voorwaarden, bedoeld in de artikelen 27 en 31, onder opgave van de redenen die naar zijn oordeel een dergelijke wijziging noodzakelijk maken.

  • 2 Indien naar zijn oordeel wijziging van de tariefstructuren of de voorwaarden, bedoeld in de artikelen 27 en 31, noodzakelijk is, zendt de directeur van de dienst een ontwerp van een besluit tot wijziging van de tariefstructuren of de voorwaarden aan de gezamenlijke netbeheerders.

  • 3 In een voorstel of een ontwerp van een besluit tot wijziging van de tariefstructuren of de voorwaarden worden die onderdelen, bedoeld in artikel 27 of 31, opgenomen waarvan wijziging wordt verzocht.

Artikel 33

  • 1 De gezamenlijke netbeheerders voeren overleg met representatieve organisaties van partijen op de elektriciteitsmarkt over de voorstellen met betrekking tot de tariefstructuren en de voorwaarden, bedoeld in de artikelen 27, 31 en 32, eerste lid.

  • 2 In de voorstellen die aan de directeur van de dienst worden gezonden, geven de gezamenlijke netbeheerders aan welke gevolgtrekkingen zij hebben verbonden aan de zienswijzen die de organisaties, bedoeld in het eerste lid, naar voren hebben gebracht.

Artikel 34

  • 1 De eerste maal na inwerkingtreding van dit artikel zenden de gezamenlijke netbeheerders de voorstellen met betrekking tot de tariefstructuren of de voorwaarden, bedoeld in de artikelen 27 en 31, aan de directeur van de dienst binnen vier weken na inwerkingtreding van dit artikel.

  • 2 De gezamenlijke netbeheerders zenden een voorstel met betrekking tot de wijziging van de tariefstructuren of de voorwaarden aan de directeur van de dienst binnen twaalf weken na het tijdstip waarop een verzoek als bedoeld in artikel 32, eerste lid, wordt gedaan.

  • 3 De gezamenlijke netbeheerders kunnen hun zienswijze op een ontwerp van een besluit tot wijziging van de tariefstructuren of de voorwaarden aan de directeur van de dienst kenbaar maken binnen twaalf weken na het tijdstip waarop het ontwerp van het besluit op grond van artikel 32, tweede lid, aan hen is gezonden.

Artikel 35

Indien een voorstel als bedoeld in artikel 27, 31 of 32, eerste lid, niet binnen de termijn, bedoeld in artikel 34, eerste of tweede lid, aan de directeur van de dienst is gezonden, is iedere netbeheerder gerechtigd aan hem een voorstel te zenden met betrekking tot de tariefstructuren of de voorwaarden binnen vier weken na het tijdstip waarop deze termijn is verstreken.

Artikel 36

  • 1 De directeur van de dienst stelt de tariefstructuren en voorwaarden vast met inachtneming van:

    • a. het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders als bedoeld in artikel 27, 31 of 32 en de resultaten van het overleg, bedoeld in artikel 33, eerste lid,

    • b. het belang van het betrouwbaar, duurzaam, doelmatig en milieuhygiënisch verantwoord functioneren van de elektriciteitsvoorziening,

    • c. het belang van de bevordering van de ontwikkeling van het handelsverkeer op de elektriciteitsmarkt,

    • d. het belang van de bevordering van het doelmatig handelen van afnemers en

    • e. het belang van een goede kwaliteit van de dienstverlening van netbeheerders.

  • 2 De directeur van de dienst stelt de voorwaarden niet vast dan nadat hij zich met inachtneming van artikel 7, tweede lid, van de richtlijn ervan vergewist heeft dat de voorwaarden de interoperabiliteit van de netten garanderen en objectief en niet discriminerend zijn, alsmede voor zover dat op grond van de notificatierichtlijn noodzakelijk is, aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen in ontwerp zijn meegedeeld en de van toepassing zijnde termijnen, bedoeld in artikel 9 van de notificatierichtlijn, zijn verstreken.

  • 3 Indien een voorstel als bedoeld in artikel 27, 31 of 32 naar het oordeel van de directeur van de dienst in strijd is met het belang, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, c, d of e, of met de eisen, bedoeld in het tweede lid, draagt de directeur van de dienst de gezamenlijke netbeheerders op het voorstel onverwijld zodanig te wijzigen dat deze strijd wordt opgeheven. Artikel 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

  • 4 Indien de gezamenlijke netbeheerders niet binnen vier weken het voorstel wijzigen overeenkomstig de opdracht van de directeur van de dienst, bedoeld in het derde lid, stelt de directeur van de dienst de tariefstructuren of de voorwaarden vast onder het aanbrengen van zodanige wijzigingen dat deze in overeenstemming zijn met de belangen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b tot en met e, en met de eisen, bedoeld in het tweede lid.

Artikel 37

  • 1 Nadat de termijn, bedoeld in artikel 35, is verstreken, stelt de directeur van de dienst de tariefstructuren of de voorwaarden vast met inachtneming van de voorstellen van netbeheerders en van artikel 36, eerste en tweede lid. Indien een voorstel als bedoeld in artikel 35 niet binnen de daarbij aangegeven termijn aan de directeur van de dienst is gezonden, stelt deze de tariefstructuren of de voorwaarden uit eigen beweging vast met inachtneming van artikel 36, eerste en tweede lid.

  • 2 Indien de gezamenlijke netbeheerders niet binnen de termijn, bedoeld in artikel 34, derde lid, hun zienswijze op een ontwerp van een besluit als bedoeld in dat artikellid aan de directeur van de dienst kenbaar maken, stelt deze het besluit tot wijziging van de tariefstructuren of de voorwaarden uit eigen beweging vast met inachtneming van artikel 36, eerste en tweede lid.

Artikel 38

  • 1 De tariefstructuren en de voorwaarden treden in werking op een door de directeur van de dienst te bepalen datum en gelden voor onbepaalde tijd.

  • 2 Van de besluiten betreffende de vaststelling van de tariefstructuren en de voorwaarden alsmede de wijziging daarvan wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

  • 3 Iedere netbeheerder legt een exemplaar van de tariefstructuren en de voorwaarden voor een ieder ter inzage in al zijn vestigingen.

  • 4 Na de vaststelling van de voorwaarden gelden deze als de minimumeisen voor het technisch ontwerp en de exploitatie van installaties en netten, bedoeld in artikel 7, tweede lid, van de richtlijn.

Artikel 39

  • 1 Netbeheerders zenden de directeur van de dienst voor 1 november van elk jaar een rapportage omtrent de naleving door hen van de kwaliteitscriteria, bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f.

  • 2 De directeur van de dienst vermeldt de bevindingen die hij ontleent aan rapportages als bedoeld in het eerste lid in het verslag, bedoeld in artikel 9.

§ 6. Tarieven en boekhouding van de netbeheerder

Artikel 40

  • 1 Iedere netbeheerder zendt jaarlijks voor 1 oktober aan de directeur van de dienst met inachtneming van de tariefstructuren, vastgesteld op grond van artikel 36, en gelet op artikel 41 een voorstel met betrekking tot de tarieven die deze netbeheerder ten hoogste mag berekenen voor de aansluiting op een net, of voor het transport van elektriciteit dan wel, indien het de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet betreft, tevens voor het verrichten van de systeemdiensten en het handhaven van de energiebalans.

  • 2 Een voorstel als bedoeld in het eerste lid kan tevens betrekking hebben op een uitzonderlijke en aanmerkelijke investering ter uitbreiding van het door de desbetreffende netbeheerder beheerde net.

Artikel 41

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De directeur van de dienst stelt de tarieven, die kunnen verschillen voor de verschillende netbeheerders, vast met inachtneming van het belang dat door middel van marktwerking ten behoeve van afnemers een doelmatige bedrijfsvoering en kostenverlaging worden bevorderd, en met toepassing van de formule

    pt = (1 +(( cpi – xt) : 100)) pt-1, waarbij:

    pt = de tarieven die zullen gelden in periode t;

    pt-1 = de tarieven die golden in de periode voorafgaand aan periode t;

    cpi = de relatieve wijziging van de consumentenprijsindex (alle huishoudens), berekend uit het quotiënt van deze prijsindex, gepubliceerd in de vierde maand voorafgaande aan periode t, en van deze prijsindex, gepubliceerd in de zestiende maand voorafgaande aan periode t, zoals deze maandelijks wordt vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek;

    xt = de korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering door netbeheerders.

  • 2 De directeur van de dienst stelt de korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering vast voor een periode van ten minste drie en ten hoogste vijf jaar.

  • 3 De directeur van de dienst voert overleg met de gezamenlijke netbeheerders en met representatieve organisaties van partijen op de elektriciteitsmarkt over de vaststelling van de korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering en geeft in het besluit tot vaststelling van die korting aan welke gevolgtrekkingen hij heeft verbonden aan de uitkomsten van dat overleg.

  • 4 Indien een voorstel niet binnen de termijn, bedoeld in artikel 40, aan de directeur van de dienst is gezonden, stelt deze de tarieven voor de desbetreffende netbeheerder uit eigen beweging vast met inachtneming van het eerste lid.

Terugwerkende kracht

Stb. 2003, 324, datum inwerkingtreding 19-08-2003, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2001.

1 De directeur van de dienst stelt de tarieven, die kunnen verschillen voor de verschillende netbeheerders, vast met inachtneming van het belang dat door middel van marktwerking ten behoeve van afnemers een doelmatige bedrijfsvoering en kostenverlaging worden bevorderd, en met toepassing van de formule

pt = (1 +(( cpi – xt) : 100)) pt-1, waarbij:

pt = de tarieven die zullen gelden in periode t;

pt-1 = de tarieven die golden in de periode voorafgaand aan periode t;

cpi = de relatieve wijziging van de consumentenprijsindex (alle huishoudens), berekend uit het quotiënt van deze prijsindex, gepubliceerd in de vierde maand voorafgaande aan periode t, en van deze prijsindex, gepubliceerd in de zestiende maand voorafgaande aan periode t, zoals deze maandelijks wordt vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek;

xt = de korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering door netbeheerders.

2 De in het eerste lid bedoelde korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering heeft mede ten doel om een rendement te bewerkstelligen dat in ieder geval niet hoger is dan in het economisch verkeer gebruikelijk en dient de gelijkwaardigheid in de doelmatigheid van de bedrijfsvoering van de netbeheerders te bevorderen.

3 De directeur van de dienst stelt de korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering telkens vast voor een periode van ten minste drie en ten hoogste vijf jaar. Voor iedere netbeheerder kan een afzonderlijke korting worden vastgesteld.

4 De directeur van de dienst stelt na overleg met de gezamenlijke netbeheerders en met representatieve organisaties van partijen op de elektriciteitsmarkt de methode tot vaststelling van de korting vast en geeft in het besluit tot vaststelling van de methode aan welke gevolgtrekkingen hij heeft verbonden aan de uitkomsten van het overleg.

5 De directeur van de dienst kan de tarieven die zullen gelden in de periode t corrigeren, indien de tarieven die golden in de periode of periodes voorafgaand aan periode t:

  • a. bij rechterlijke uitspraak of met toepassing van artikel 6:18 van de Algemene wet bestuursrecht zijn gewijzigd, of

  • b. zijn vastgesteld met inachtneming van onjuiste of onvolledige gegevens en de directeur van de dienst, indien hij de beschikking had over juiste of volledige gegevens, tarieven zou hebben vastgesteld die in aanmerkelijk mate zouden afwijken van de vastgestelde tarieven.

6 Indien een voorstel niet binnen de termijn, bedoeld in artikel 40, aan de directeur van de dienst is gezonden, stelt deze de tarieven voor de desbetreffende netbeheerder uit eigen beweging vast met inachtneming van dit artikel.

Artikel 42

  • 1 De tarieven treden in werking op een door de directeur van de dienst te bepalen datum en gelden tot 1 januari van het jaar, volgend op de datum van inwerkingtreding van het besluit tot vaststelling van de tarieven.

  • 2 Indien op 1 januari de tarieven voor het volgende jaar nog niet zijn vastgesteld, gelden de tarieven tot de datum van inwerkingtreding van het besluit tot vaststelling van de tarieven voor het volgende jaar.

  • 3 Iedere netbeheerder legt een exemplaar van de voor hem geldende tarieven voor een ieder ter inzage in al zijn vestigingen.

Artikel 43

  • 1 Een netbeheerder is verplicht een afzonderlijke boekhouding te voeren voor het beheer van de netten op grond van zijn taken, bedoeld in artikel 16. Indien de netbeheerder werkzaamheden verricht als bedoeld in artikel 17, voert hij daarvoor eveneens, al dan niet op geconsolideerde basis, een afzonderlijke boekhouding.

  • 2 De afzonderlijke boekhouding bevat:

    • a. een balans en een winst- en verliesrekening,

    • b. een specificatie van de toerekening van de activa en de passiva en de lasten en baten aan activiteiten als bedoeld in het eerste lid, waarbij in het bijzonder voor iedere transporttrap de kosten, opbrengsten en hoeveelheden van tenminste de functies, bedoeld in de artikelen 27 tot en met 30, worden aangegeven en

    • c. een toelichting op de gebruikte regels voor de afschrijving.

  • 3 De netbeheerder geeft in de boekhouding aan welke methoden en criteria bij het opstellen daarvan zijn gehanteerd.

  • 4 Het toerekenen van kosten aan activiteiten als bedoeld in het eerste lid geschiedt in overeenstemming met het daadwerkelijk gebruik van financiële of andere middelen voor die activiteiten.

  • 5 Wijzigingen in de in het tweede lid bedoelde regels voor de afschrijving worden met redenen omkleed in de boekhouding vermeld.

  • 6 In de toelichting op de jaarrekening wordt elk verwant bedrijf waarmee een netbeheerder een overeenkomst heeft gesloten waarvan de opbrengst of de kosten een bedrag van € 4 500 000 te boven gaat, vermeld. Daarbij wordt tevens per bedrijf het aantal van die overeenkomsten gemeld.

  • 7 Indien een netbeheerder niet reeds uit hoofde van een wettelijke verplichting zijn jaarrekening of een daarmee overeenkomend financieel overzicht openbaar maakt, legt hij die jaarrekening of dat overzicht voor een ieder ter inzage op het kantoor van zijn hoofdvestiging.

§ 7. Invoer en uitvoer van elektriciteit

Artikel 44

  • 1 Eenmaal in elke drie maanden, alsmede op een verzoek daartoe, meldt de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet aan Onze Minister alle in die periode tot hem gerichte verzoeken om elektriciteit te transporteren vanuit een land naar Nederland dan wel vanuit Nederland naar een ander land.

  • 2 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de melding, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 45

  • 1 De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet is verplicht aan een afnemer die daarom verzoekt, dan wel aan een leverancier die ten behoeve van een afnemer daarom verzoekt, een aanbod te doen om elektriciteit te transporteren vanuit een ander land naar deze afnemer die de desbetreffende elektriciteit zelf zal verbruiken, indien:

    • a. deze afnemer jaarlijks meer elektriciteit verbruikt dan een bij ministeriële regeling aangegeven hoeveelheid en

    • b. deze afnemer, gesteld dat hij gevestigd zou zijn in dat andere land, op grond van het recht van dat land zou worden beschouwd als een in aanmerking komende afnemer als bedoeld in artikel 19, derde lid, van de richtlijn.

  • 2 De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet is verplicht aan een leverancier die daarom verzoekt, een aanbod te doen om elektriciteit te transporteren vanuit een ander land naar deze leverancier, indien deze leverancier een vergunninghouder is en hij, gesteld dat hij gevestigd zou zijn in het andere land, op grond van het recht van dat land zou worden beschouwd als een in aanmerking komende afnemer als bedoeld in artikel 19, derde lid, van de richtlijn.

  • 3 De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet is verplicht aan degene die daarom verzoekt, een aanbod te doen om elektriciteit te transporteren, indien op grond van artikel 48 een ontheffing is verleend voor het gevraagde transport van elektriciteit of de Commissie van de Europese Gemeenschappen op grond van artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, van de richtlijn aan de netbeheerder de verplichting oplegt om het gevraagde transport van elektriciteit uit te voeren.

  • 4 Bij ministeriële regeling worden afnemers, leveranciers, overeenkomsten of landen aangewezen ten aanzien waarvan het eerste lid of het tweede lid van toepassing is.

  • 5 Indien het andere land geen lid-staat is van de Europese Unie, wordt onder een in aanmerking komende afnemer verstaan een afnemer of leverancier die op grond van het recht van dat land in staat is om elektriciteit uit een ander land af te nemen.

Artikel 46

Indien de afnemer of de leverancier, bedoeld in artikel 45, eerste en tweede lid, ten aanzien waarvan niet bij de in artikel 45, vierde lid, bedoelde ministeriële regeling is bepaald dat het eerste lid van dat artikel van toepassing is, in het andere land niet zou worden beschouwd als een in aanmerking komende afnemer als bedoeld in artikel 19, derde lid, van de richtlijn, is het de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet verboden een aanbod te doen om elektriciteit te transporteren vanuit dat land naar de desbetreffende afnemer of leverancier. Dit verbod geldt niet in de gevallen, bedoeld in artikel 45, derde lid.

Artikel 47

  • 1 De afnemer of leverancier die verzoekt om elektriciteit te transporteren als bedoeld in artikel 45, eerste of tweede lid, verstrekt de netbeheerder de inlichtingen die deze nodig heeft om te beoordelen of en zo ja, in welke mate, de in Nederland gevestigde afnemer of leverancier op grond van het recht van het andere land zou worden beschouwd als een in aanmerking komende afnemer. In ieder geval geeft hij aan in welk land de desbetreffende elektriciteit is opgewekt en, voor zover het betreft de afnemer, bedoeld in artikel 45, eerste lid, de hoeveelheid elektriciteit die hij jaarlijks verbruikt.

  • 2 De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet benut bij de beoordeling, bedoeld in het eerste lid, de gegevens en alle andere informatie, bedoeld in artikel 19, vierde lid, van de richtlijn.

Artikel 48

[Treedt in werking op 20-07-2012]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 49

De afnemer of leverancier wiens transactie als bedoeld in artikel 19, vijfde lid, onder b, van de richtlijn, is geweigerd, kan aan Onze Minister verzoeken zijn bevoegdheid, bedoeld in dat artikelonderdeel van de richtlijn, uit te oefenen.

Artikel 50

  • 1 Indien blijkt dat degene die een verzoek heeft gedaan als bedoeld in artikel 45, eerste of tweede lid, daarbij onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet en deze op grond van artikel 46 geen aanbod tot het uitvoeren van het desbetreffende transport zou hebben gedaan als juiste en volledige gegevens zouden zijn verstrekt, staakt de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet het ten behoeve van die verzoeker uitgevoerde transport van elektriciteit en vernietigt hij de overeenkomst met betrekking tot dat transport.

  • 2 Indien de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet een overeenkomst heeft vernietigd op grond van het eerste lid, is degene die het verzoek om het desbetreffende transport heeft gedaan, verplicht bij een nieuw verzoek als bedoeld in artikel 45, eerste of tweede lid, schriftelijke verklaringen te voegen van de afnemer of leverancier, inhoudend dat de te transporteren elektriciteit voor hem bestemd is, en van de producent, inhoudend dat de te transporteren elektriciteit door hem zal worden opgewekt.

  • 3 Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing indien de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet bekend wordt met de onjuistheid of de onvolledigheid van de gegevens nadat hij zijn verbintenis uit de overeenkomst voor het transport van elektriciteit is nagekomen en hij dat heeft gemeld aan degene die het verzoek om het desbetreffende transport van elektriciteit heeft gedaan, dan wel indien Onze Minister een ontheffing als bedoeld in artikel 48 heeft ingetrokken.

  • 4 Indien het tweede lid van toepassing is, doet de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet geen aanbod om elektriciteit te transporteren als bedoeld in artikel 45, eerste of tweede lid, dan nadat hij de schriftelijke verklaringen heeft ontvangen.

§ 8. Behandeling van geschillen

Artikel 51

Geschillen als bedoeld in artikel 20, derde lid, van de richtlijn, worden op de grondslag van de Mededingingswet beslecht door de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit, bedoeld in artikel 2 van die wet.

Artikel 52

In geval een geschil de uitvoering betreft van transport van elektriciteit in het kader van een landsgrensoverschrijdende overeenkomst, is de directeur-generaal, bedoeld in artikel 51, onbevoegd het geschil te behandelen, voor zover de netbeheerder van een net dat in een andere lid-staat van de Europese Unie is gelegen, weigert dit transport uit te voeren of tarieven en voorwaarden voor dit transport van elektriciteit vaststelt, waarmee de verzoeker zich niet kan verenigen.

Hoofdstuk 4. Levering van elektriciteit

§ 1. Leveringsvergunning

Artikel 53

  • 1 Het is verboden zonder vergunning elektriciteit te leveren aan beschermde afnemers.

  • 2 Het verbod geldt niet ten aanzien van het leveren van elektriciteit:

    • a. indien de elektriciteit is opgewekt met een installatie die voor rekening en risico van de beschermde afnemer, alleen of, voor een evenredig deel, tezamen met andere beschermde afnemers, in werking wordt gehouden en de beschermde afnemer de geleverde elektriciteit verbruikt;

    • b. door een buiten Nederland gevestigde leverancier van elektriciteit aan ten hoogste 500 beschermde afnemers, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel d, onder 2°, die wonen in gebieden aan de Nederlandse landsgrens;

    • c. ter bevoorrading als bedoeld in artikel 20, eerste lid, onder i), van de richtlijn, indien de afnemer aan dezelfde rechtspersoon toebehoort als de producent die de elektriciteit heeft opgewekt dan wel een dochtermaatschappij daarvan is in de zin van artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de afnemer de geleverde elektriciteit verbruikt, of

    • d. indien de elektriciteit anders dan bedrijfsmatig wordt geleverd overeenkomstig bij ministeriële regeling te stellen regels;

    • e. die is opgewekt met een waterkrachtcentrale voor de opwekking van elektriciteit met een vermogen van minder dan 15 MW, een installatie voor de opwekking van elektriciteit door middel van windenergie of zonne-energie of een installatie waarin biomassa zonder bijstook of bijmenging van kunststoffen thermisch wordt verwerkt onder omzetting in elektriciteit.

Artikel 54

  • 1 Onze Minister verleent op aanvraag een leveringsvergunning indien de aanvrager genoegzaam aantoont dat voldoende voorzieningen zijn getroffen om te kunnen voldoen aan de verplichting tot levering van elektriciteit aan beschermde afnemers, bedoeld in artikel 56, eerste lid.

  • 2 Onder voorzieningen worden mede begrepen de voorwaarden die de aanvrager stelt voor de levering van elektriciteit aan beschermde afnemers en de behandeling van klachten ten aanzien van die levering.

  • 3 Voorwaarden als bedoeld in het tweede lid bevatten tevens kwaliteitscriteria waaraan vergunninghouders moeten voldoen met betrekking tot hun dienstverlening. Deze criteria hebben in ieder geval betrekking op te hanteren technische specificaties, het verhelpen van storingen in de levering van elektriciteit, de klantenservice en het voorzien in compensatie bij ernstige storingen.

  • 4 Artikel 39 is van overeenkomstige toepassing op vergunninghouders.

Artikel 55

  • 1 Een leveringsvergunning is geldig tot en met 31 december 2003, dan wel tot het tijdstip waarop de gewijzigde termijn, bedoeld in artikel 1, derde lid, afloopt.

  • 2 In de leveringsvergunning wordt het gebied aangewezen waarin de vergunninghouder elektriciteit levert aan beschermde afnemers.

  • 3 Een leveringsvergunning kan gewijzigd worden indien de uitvoering van een procedure als bedoeld in artikel 20, derde lid, aanleiding geeft tot het verlenen van een nieuwe leveringsvergunning.

  • 4 Ter waarborging van de belangen die worden gediend door deze wet en in het bijzonder het belang van beschermde afnemers om tegen redelijke voorwaarden verzekerd te zijn van levering van elektriciteit, kan Onze Minister aan een leveringsvergunning voorschriften verbinden en deze voorschriften wijzigen.

§ 2. Leveringsplicht en tarieven

Artikel 56

  • 1 De vergunninghouder is verplicht in het gebied waarvoor de leveringsvergunning is verleend, elektriciteit te leveren ten behoeve van elke beschermde afnemer die in dat gebied gevestigd is en die daartoe een verzoek doet, tegen een tarief dat in overeenstemming is met artikel 58 en met inachtneming van paragraaf 3 van dit hoofdstuk.

  • 2 Het eerste lid geldt niet indien in redelijkheid niet van de vergunninghouder kan worden gevergd dat hij elektriciteit levert aan de desbetreffende beschermde afnemer.

Artikel 57

  • 1 Iedere vergunninghouder zendt jaarlijks voor 1 oktober aan Onze Minister met inachtneming van het tweede lid en gelet op artikel 58 een voorstel met betrekking tot de tarieven die deze vergunninghouder ten hoogste mag berekenen voor de levering van elektriciteit aan beschermde afnemers aan wie deze vergunninghouder op grond van artikel 56, eerste lid, verplicht is elektriciteit te leveren.

  • 2 Onze Minister stelt vóór 1 juli 1999 de tariefdrager vast voor het leveringsafhankelijke element van de tarieven, bedoeld in het eerste lid. Het leveringsonafhankelijke element van de tarieven, bedoeld in het eerste lid, wordt uitgedrukt in een bedrag in euro.

  • 3 Het voorstel, bedoeld in het eerste lid, kan per tijdseenheid en per gebruikspatroon verschillende tarieven bevatten.

Artikel 58

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De tarieven, bedoeld in artikel 57, tweede lid, worden door Onze Minister vastgesteld met inachtneming van:

    • a. het belang van het betrouwbaar, duurzaam, doelmatig en milieuhygiënisch verantwoord functioneren van de elektriciteitsvoorziening, waaronder begrepen het belang dat door middel van marktwerking ten behoeve van afnemers een doelmatige bedrijfsvoering en kostenverlaging worden bevorderd en het belang van beschermde afnemers om tegen redelijke voorwaarden verzekerd te zijn van levering van elektriciteit, in het bijzonder vanwege het effect van een doelmatige bedrijfsvoering door vergunninghouders, die mede inhoudt de inkoop van elektriciteit en van energiebronnen bestemd voor opwekking daarvan, en

    • b. de formule

      pt = (1 + ((cpi – xt) : 100)) pt-1, waarbij:

      pt = de tarieven die zullen gelden in periode t;

      pt-1 = de tarieven die golden in de periode voorafgaand aan periode t;

      cpi = de relatieve wijziging van de consumentenprijsindex (alle huishoudens), berekend uit het quotiënt van deze prijsindex, gepubliceerd in de vierde maand voorafgaande aan periode t, en van deze prijsindex, gepubliceerd in de zestiende maand voorafgaande aan periode t, zoals deze maandelijks wordt vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek;

      xt = de korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering door vergunninghouders voor zover het betreft de inkoop van elektriciteit en de diensten met betrekking tot de levering van elektriciteit.

  • 2 Onze Minister stelt de korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering vast voor een periode van ten minste drie en ten hoogste vijf jaar, met dien verstande dat hij de korting ten hoogste vier maal per kalenderjaar kan bijstellen indien de feitelijke ontwikkeling van het prijsniveau van de inkoop van elektriciteit op het deel van de markt dat wordt gevormd door de afnemers, niet zijnde beschermde afnemers, daartoe aanleiding geeft.

  • 3 De directeur van de dienst voert overleg met de vergunninghouders en met representatieve organisaties van beschermde afnemers over de vaststelling van de korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering. Onze Minister geeft in het besluit tot vaststelling van die korting aan welke gevolgtrekkingen hij heeft verbonden aan de uitkomsten van dat overleg.

  • 4 Indien een voorstel als bedoeld in artikel 57, eerste lid, niet tijdig aan Onze Minister is gezonden, stelt deze het tarief uit eigen beweging vast met inachtneming van het eerste en tweede lid.

Terugwerkende kracht

Stb. 2003, 324, datum inwerkingtreding 19-08-2003, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2001.

1 De tarieven, bedoeld in artikel 57, tweede lid, worden door Onze Minister vastgesteld met inachtneming van:

  • a. het belang van het betrouwbaar, duurzaam, doelmatig en milieuhygiënisch verantwoord functioneren van de elektriciteitsvoorziening, waaronder begrepen het belang dat door middel van marktwerking ten behoeve van afnemers een doelmatige bedrijfsvoering en kostenverlaging worden bevorderd en het belang van beschermde afnemers om tegen redelijke voorwaarden verzekerd te zijn van levering van elektriciteit, in het bijzonder vanwege het effect van een doelmatige bedrijfsvoering door vergunninghouders, die mede inhoudt de inkoop van elektriciteit en van energiebronnen bestemd voor opwekking daarvan, en

  • b. de formule

    pt = (1 + ((cpi – xt) : 100)) pt-1, waarbij:

    pt = de tarieven die zullen gelden in periode t;

    pt-1 = de tarieven die golden in de periode voorafgaand aan periode t;

    cpi = de relatieve wijziging van de consumentenprijsindex (alle huishoudens), berekend uit het quotiënt van deze prijsindex, gepubliceerd in de vierde maand voorafgaande aan periode t, en van deze prijsindex, gepubliceerd in de zestiende maand voorafgaande aan periode t, zoals deze maandelijks wordt vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek;

    xt = de korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering door vergunninghouders voor zover het betreft de inkoop van elektriciteit en de diensten met betrekking tot de levering van elektriciteit.

2 Onze Minister stelt de korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering vast voor een periode van ten minste drie en ten hoogste vijf jaar, met dien verstande dat hij de korting ten hoogste vier maal per kalenderjaar kan bijstellen indien de feitelijke ontwikkeling van het prijsniveau van de inkoop van elektriciteit op het deel van de markt dat wordt gevormd door de afnemers, niet zijnde beschermde afnemers, daartoe aanleiding geeft. Ten behoeve van de vaststelling van de tarieven voor het jaar 2001 voor de levering aan beschermde afnemers als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel d, onder 1°, kan een afzonderlijke korting worden vastgesteld.

3 De directeur van de dienst voert overleg met de vergunninghouders en met representatieve organisaties van beschermde afnemers over de vaststelling van de korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering. Onze Minister geeft in het besluit tot vaststelling van die korting aan welke gevolgtrekkingen hij heeft verbonden aan de uitkomsten van dat overleg.

4 Onze Minister kan de tarieven die zullen gelden in de periode t corrigeren, indien de tarieven die golden in de periode of periodes voorafgaand aan periode t:

  • a. bij rechterlijke uitspraak of met toepassing van artikel 6:18 van de Algemene wet bestuursrecht zijn gewijzigd, of

  • b. zijn vastgesteld met inachtneming van onjuiste of onvolledige gegevens en Onze Minister, indien hij de beschikking had over juiste of volledige gegevens, tarieven zou hebben vastgesteld die in aanmerkelijke mate zouden afwijken van de vastgestelde tarieven.

5 Indien een voorstel als bedoeld in artikel 57, eerste lid, niet tijdig aan Onze Minister is gezonden, stelt deze het tarief uit eigen beweging vast met inachtneming van dit artikel.

Artikel 59

  • 1 De tarieven treden in werking op een door Onze Minister te bepalen datum en gelden tot 1 januari van het jaar volgend op de datum van inwerkingtreding van het besluit tot vaststelling van de tarieven.

  • 2 Indien op 1 januari de tarieven voor het volgende jaar nog niet zijn vastgesteld, gelden de tarieven tot de datum van inwerkingtreding van het besluit tot vaststelling van de tarieven voor het volgende jaar.

  • 3 Iedere vergunninghouder legt een exemplaar van de voor hem geldende tarieven, bedoeld in artikel 58, voor een ieder ter inzage in al zijn vestigingen.

  • 4 Iedere vergunninghouder legt tevens een exemplaar van de op grond van de artikelen 36 en 41 vastgestelde tariefstructuren, voorwaarden en tarieven die gelden voor de netbeheerders die netten beheren in het gebied waarvoor de leveringsvergunning is verleend, voor een ieder ter inzage in al zijn vestigingen.

Artikel 60

  • 1 Het is de vergunninghouder verboden aan de beschermde afnemers jegens wie hij op grond van artikel 56 een leveringsplicht heeft, elektriciteit te leveren tegen hogere tarieven dan de tarieven, vastgesteld op grond van artikel 58, tenzij de vergunninghouder aan de desbetreffende beschermde afnemer op diens verzoek elektriciteit levert die is opgewekt door middel van een van de wijzen, bedoeld in artikel 53, tweede lid, onder e.

  • 2 Het is de vergunninghouder verboden in een gebied waarvoor aan een andere leverancier een leveringsvergunning is verleend, elektriciteit te leveren ten behoeve van een beschermde afnemer die in dat gebied gevestigd is, tenzij het betreft het leveren van elektriciteit, opgewekt door middel van een van de wijzen, bedoeld in artikel 53, tweede lid, onder e.

§ 3. Overige verplichtingen

Artikel 61

  • 1 Het is de vergunninghouder verboden in een overeenkomst tot het leveren van elektriciteit aan een beschermde afnemer een beding op te nemen dat ertoe strekt de mogelijkheid tot het opwekken van elektriciteit door de beschermde afnemer tegen te gaan.

  • 2 Een beding dat in strijd met het eerste lid in een overeenkomst tot het leveren van elektriciteit aan een beschermde afnemer is opgenomen, is nietig.

Artikel 62

De vergunninghouder voert een afzonderlijke boekhouding met betrekking tot de levering van elektriciteit aan beschermde afnemers.

Artikel 63

De vergunninghouder gebruikt aan hem verstrekte gegevens over beschermde afnemers uitsluitend voor het uitvoeren van in deze wet aan de vergunninghouder opgedragen taken, met dien verstande dat deze gegevens mede kunnen worden gebruikt voor het ten behoeve van de netbeheerder innen van de vergoeding voor de aansluiting op een net of voor het transport van elektriciteit.

Artikel 64

  • 1 De vergunninghouder verschaft de directeur van de dienst eenmaal in elke twee jaar zo nauwkeurig mogelijke ramingen van de totale behoefte aan elektriciteit van de beschermde afnemers aan wie de vergunninghouder op grond van artikel 56, eerste lid, verplicht is elektriciteit te leveren, in het eerste tot en met het vijfde jaar na het jaar, waarin de ramingen worden vastgesteld. Hij vermeldt daarbij de gemaakte vooronderstellingen en brengt de van belang zijnde onderscheidingen aan.

  • 2 Tevens geeft de vergunninghouder op basis van de ramingen aan op welke wijze hij in het eerste tot en met het vijfde jaar na het jaar, waarin de ramingen worden vastgesteld, zorg zal dragen voor de levering van elektriciteit aan de beschermde afnemers aan wie hij op grond van artikel 56, eerste lid, verplicht is elektriciteit te leveren.

Artikel 65

  • 1 Indien naar het oordeel van de directeur van de dienst uit de gegevens, bedoeld in artikel 64, of anderszins blijkt dat een vergunninghouder in onvoldoende mate of op ondoelmatige wijze kan of zal kunnen voorzien in de levering van elektriciteit aan de beschermde afnemers aan wie hij op grond van artikel 56, eerste lid, verplicht is elektriciteit te leveren, meldt hij zulks aan Onze Minister.

  • 2 Nadat hij een melding heeft ontvangen, kan Onze Minister aan de desbetreffende vergunninghouder opdragen voorzieningen te treffen teneinde zeker te stellen dat de levering van elektriciteit aan de desbetreffende beschermde afnemers in voldoende mate of op doelmatige wijze plaatsvindt met inachtneming van het bij of krachtens deze wet bepaalde.

  • 3 De voorzieningen kunnen mede inhouden dat aan de beschermde afnemers bij voorrang elektriciteit wordt geleverd.

  • 4 De staat is niet aansprakelijk voor de kosten of de schade verbonden aan de uitvoering van de opdracht tot het treffen van voorzieningen.

Artikel 66

Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld ten aanzien van:

  • a. de inhoud van een aanvraag om een leveringsvergunning en de daarbij te overleggen gegevens;

  • b. de wijze waarop een aanvraag om een leveringsvergunning wordt ingediend en behandeld;

  • c. de wijze waarop aan de in artikel 62 bedoelde verplichting wordt voldaan;

  • d. de inhoud van de ingevolge artikel 64 te verschaffen gegevens;

  • e. de tijdelijke voorzieningen en de procedure bij intrekking van een leveringsvergunning.

§ 4. Intrekking van de leveringsvergunning

Artikel 67

Onze Minister kan een leveringsvergunning intrekken, indien:

  • a. de vergunninghouder dit verzoekt;

  • b. de vergunninghouder in onvoldoende mate voldoet aan de verplichting tot levering van elektriciteit aan beschermde afnemers, bedoeld in artikel 56, eerste lid;

  • c. de vergunninghouder de in de leveringsvergunning gestelde voorschriften niet nakomt;

  • d. de vergunninghouder tarieven stelt voor de levering van elektriciteit aan beschermde afnemers die hoger zijn dan de tarieven, vastgesteld op grond van artikel 58;

  • e. de vergunninghouder de opgedragen voorzieningen, bedoeld in artikel 65, tweede lid, niet treft;

  • f. de vergunninghouder bij de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag zou hebben geleid, of

  • g. de vergunninghouder anderszins niet langer in staat moet worden geacht de vergunde activiteit of de in de leveringsvergunning gestelde voorschriften na te kunnen komen.

Hoofdstuk 5. Duurzame elektriciteitsvoorziening

§ 1. Taak ten aanzien van energiebesparing en bevordering van duurzame energie

Artikel 68

  • 1 Producenten en leveranciers hebben tot taak, mede gelet op het belang van de bescherming van het milieu, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de richtlijn, te bevorderen dat elektriciteit door henzelf en door afnemers op een doelmatige en milieuhygiënisch verantwoorde wijze wordt geproduceerd of gebruikt.

  • 2 Iedere producent of leverancier die per jaar gemiddeld 10 GWh of meer levert meldt eenmaal in elke twee jaar vóór 1 maart aan Onze Minister op welke wijze hij in de twee jaar voorafgaande aan het jaar, waarin de melding wordt verricht, uitvoering heeft gegeven aan zijn taak, bedoeld in het eerste lid.

§ 2. Teruglevering van elektriciteit

Artikel 69

  • 1 De vergunninghouder is verplicht een aanbod tot het leveren van elektriciteit te aanvaarden, indien een beschermde afnemer dit aanbod doet en deze afnemer elektriciteit opwekt met een warmtekrachtinstallatie.

Artikel 70

Iedere vergunninghouder zendt jaarlijks voor 1 oktober en gelet op artikel 71 aan Onze Minister een voorstel met betrekking tot de vergoeding die deze vergunninghouder verschuldigd is voor het leveren van elektriciteit, opgewekt op een wijze als bedoeld in artikel 69.

Artikel 71

  • 1 De vergoeding, bedoeld in artikel 70, wordt door Onze Minister vastgesteld met inachtneming van:

    • a. het belang van het betrouwbaar, duurzaam, doelmatig en milieuhygiënisch verantwoord functioneren van de elektriciteitsvoorziening en

    • b. de formule

      vt = pt – (yt : 100) pt, waarbij:

      vt = de vergoeding die zal gelden in periode t;

      pt = het tarief voor de levering van elektriciteit aan huishoudens, vastgesteld op grond van artikel 58, dat zal gelden in de periode t;

      yt = de aftrek van de gemiddelde toegevoegde waarde van de diensten met betrekking tot de levering van elektriciteit door alle vergunninghouders, die zal gelden in periode t.

  • 2 Onze Minister stelt de aftrek van de gemiddelde toegevoegde waarde van de diensten met betrekking tot de levering van elektriciteit door alle vergunninghouders vast.

  • 3 De directeur van de dienst voert overleg met de vergunninghouders en met representatieve organisaties van beschermde afnemers die elektriciteit opwekken op een wijze als bedoeld in artikel 69, over de vaststelling van de aftrek, bedoeld in het tweede lid. Onze Minister geeft in het besluit tot vaststelling van die aftrek aan welke gevolgtrekkingen hij heeft verbonden aan de uitkomsten van dat overleg.

  • 4 Indien een voorstel als bedoeld in artikel 70 niet tijdig aan Onze Minister is gezonden, stelt deze de vergoeding uit eigen beweging vast met inachtneming van het eerste en tweede lid.

Artikel 72

  • 1 De vergoeding treedt in werking op een door Onze Minister te bepalen datum en geldt tot 1 januari van het jaar volgend op de datum van inwerkingtreding van het besluit tot vaststelling van de vergoeding.

  • 2 Indien op 1 januari de vergoeding voor het volgende jaar nog niet is vastgesteld, geldt de vergoeding tot de datum van inwerkingtreding van het besluit tot vaststelling van de vergoeding voor het volgende jaar.

  • 3 Iedere vergunninghouder legt een exemplaar van de voor hem geldende vergoeding voor een ieder ter inzage in al zijn vestigingen.

§ 3. Stimulering van de productie van duurzame energie

Artikel 73

[Treedt in werking op 01-01-2004]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 74

[Treedt in werking op 01-01-2004]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 75

[Treedt in werking op 01-01-2004]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 76

[Treedt in werking op 01-01-2004]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 77

[Treedt in werking op 01-01-2004]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Hoofdstuk 6. Overige algemene bepalingen

§ 1. Informatieverstrekking

Artikel 78

  • 1 Onze Minister kan van een producent, een leverancier, een handelaar of een netbeheerder de gegevens en inlichtingen verlangen die hij nodig heeft voor de uitvoering van deze wet.

  • 2 Degene aan wie een verzoek is gedaan om gegevens en inlichtingen te verstrekken, is verplicht binnen de door Onze Minister gestelde redelijke termijn alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.

  • 3 Onze Minister gebruikt gegevens of inlichtingen omtrent een producent, een leverancier, een handelaar of een netbeheerder, welke hij heeft verkregen in verband met enige werkzaamheid ten behoeve van de uitvoering van een van zijn taken, uitsluitend voor de uitvoering van die taak.

Artikel 79

Een netbeheerder of een vergunninghouder die bij de uitvoering van zijn taak de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover de artikelen van deze wet hem tot mededeling verplichten of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.

Artikel 80

  • 1 Onze Minister zendt binnen vier jaar na de plaatsing van deze wet in het Staatsblad, en vervolgens telkens na vier jaar, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

  • 2 In het verslag wordt in ieder geval aandacht besteed aan de wijze waarop, gelet op de Mededingingswet, de uitvoering en het toezicht op de naleving van deze wet is georganiseerd.

Artikel 81

  • 1 De eerste maal dat een algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 1, 20, 75, 76, 77, 93 of 99 zal worden vastgesteld, wordt de voordracht voor een dergelijke maatregel niet gedaan dan nadat het ontwerp aan de beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd. Binnen vier weken na de overlegging kan door of namens een der kamers of door ten minste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een der kamers de wens te kennen worden gegeven dat het in het ontwerp te regelen onderwerp bij de wet wordt geregeld. In dat geval wordt een daartoe strekkend voorstel van wet zo spoedig mogelijk ingediend.

  • 2 Een algemene maatregel van bestuur, vastgesteld krachtens artikel 29, 30, 84 of 85 dan wel strekkend tot wijziging van een algemene maatregel van bestuur, vastgesteld krachtens artikel 1, 20, 75, 76, 77, 93 of 99, treedt niet eerder in werking dan vier weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan de beide kamers der Staten-Generaal.

§ 2. Beroep

Artikel 82

  • 1 Tegen een op grond van deze wet genomen besluit, met uitzondering van een besluit als bedoeld in artikel 76 en 98 tot en met 101, kan een belanghebbende beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Voorzover een besluit, genomen op grond van artikel 27 of 31, aangemerkt wordt als algemeen verbindend voorschrift, kan een belanghebbende in afwijking van artikel 8:2 van de Algemene wet bestuursrecht beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

§ 3. Uitzondering verordeningsbevoegdheid

Artikel 83

Provinciale staten en de gemeenteraad zijn niet bevoegd het opwekken, het transporteren en het leveren van elektriciteit in het belang van de energievoorziening aan regels te binden.

§ 4. Nadere regelgeving ter uitvoering van EG-besluiten

Artikel 84

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen ter uitvoering van een besluit op grond van het verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap regels worden gesteld met betrekking tot:

  • a. de tarieven en voorwaarden die netbeheerders berekenen onderscheidenlijk in acht nemen bij het uitvoeren van transport van elektriciteit met behulp van een landsgrensoverschrijdend net;

  • b. de voorwaarden die door een netbeheerder of een leverancier in het belang van de veiligheid en de doelmatigheid worden gesteld voor het leveren van elektriciteit of voor het aansluiten van toestellen of installaties die elektriciteit verbruiken.

§ 5. Bijdragen

Artikel 85

  • 1 Overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels is een door Onze Minister vast te stellen vergoeding verschuldigd voor het verlenen van instemming als bedoeld in artikel 12, tweede lid, van een aanwijzing als bedoeld in artikel 13, van een ontheffing als bedoeld in artikel 15, tweede lid, van een besluit als bedoeld in artikel 26, eerste lid, van een vergunning als bedoeld in artikel 54 of artikel 95c, dan wel van een certificaat als bedoeld in artikel 74, welke vergoeding verschuldigd is voor ten hoogste de kosten van de bemoeiingen met betrekking tot de instemming, de aanwijzing, de ontheffing, het besluit, de vergunning, onderscheidenlijk het certificaat.

  • 2 Overeenkomstig de regels, bedoeld in het eerste lid, kunnen aan netbeheerders en vergunninghouders tevens de kosten in rekening worden gebracht die gemaakt worden voor de uitvoering van de taken en de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 22, 27 tot en met 43, 57 tot en met 59, 65 en 70 tot en met 72.

  • 3 Bij gebreke van betaling binnen de termijn, gesteld bij algemene maatregel van bestuur, kan Onze Minister het verschuldigde bedrag, verhoogd met de wettelijke rente en de op de aanmaning en invordering betrekking hebbende kosten, invorderen bij dwangbevel. Het dwangbevel wordt op kosten van degene die het bedrag is verschuldigd bij deurwaardersexploit betekend en levert een executoriale titel op in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

  • 4 Gedurende zes weken na de dag van betekening staat verzet tegen het dwangbevel open door dagvaarding van de staat. Het verzet schorst de tenuitvoerlegging. Op verzoek van de staat kan de rechter de schorsing van de tenuitvoerlegging opheffen.

§ 6. Boekhouding van producenten en leveranciers

Artikel 86

  • 1 Een producent of een leverancier, niet zijnde een vergunninghouder, is verplicht een afzonderlijke boekhouding te voeren voor onderscheidenlijk de productie van elektriciteit met behulp van zijn installaties en de levering van elektriciteit aan afnemers, niet zijnde beschermde afnemers. Indien de producent of leverancier andere activiteiten verricht dan die welke verband houden met de productie of de levering van elektriciteit, voert hij daarvoor eveneens, al dan niet op geconsolideerde basis, een afzonderlijke boekhouding.

  • 3 Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op:

    • a. afnemers als bedoeld in artikel 69, of

    • b. leveranciers die anders dan bedrijfsmatig elektriciteit leveren.

§ 7. Toepasselijk recht

Artikel 86a

  • 1 Op overeenkomsten tot transport of levering van elektriciteit is Nederlands recht van toepassing.

  • 2 De Nederlandse rechter is bij uitsluiting bevoegd kennis te nemen van geschillen over overeenkomsten tot transport of levering van elektriciteit.

  • 3 Een beding dat in strijd met het eerste of tweede lid in een overeenkomst tot het transport of de levering van elektriciteit is opgenomen, is nietig.

  • 4 Het eerste tot en met derde lid is niet van toepassing op een overeenkomst voor levering van elektriciteit die een leverancier of handelaar sluit met een persoon die beschikt over een aansluiting op een net met een totale maximale doorlaatwaarde van meer dan 3*80 A en een beschikbaar vermogen van ten minste 2 MW per aansluiting.

  • 5 De toepasselijkheid van dit artikel wordt beperkt door dwingende bepalingen van internationaal recht.

Hoofdstuk 8. Overgangs- en slotbepalingen

§ 1. Algemene overgangsbepalingen.

Artikel 91

Na de inwerkingtreding van artikel 103 berust het structuurschema elektriciteitsvoorziening, bedoeld in artikel 14 van de Elektriciteitswet 1989 en vastgesteld bij besluit van 1 februari 1994 door Onze Minister en de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, alleen op artikel 2a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

Artikel 92

  • 1 Tot en met 31 december 2002 behoeft iedere wijziging met betrekking tot de eigendom van de aandelen in een producent die vergunninghouder was als bedoeld in artikel 1 van de Elektriciteitswet 1989 of zijn rechtsopvolger de instemming van Onze Minister.

  • 2 Onze Minister kan zijn instemming onthouden, indien de wijziging met betrekking tot de eigendom van de aandelen in de producent ertoe zou leiden dat een natuurlijke persoon of rechtspersoon buiten de kring van hen aan wie aandelen in een producent die vergunninghouder was als bedoeld in artikel 1 van de Elektriciteitswet 1989 of zijn rechtsopvolger toebehoren, rechten op aandelen in de producent zou krijgen.

Artikel 93

  • 1 Indien zich in de periode tussen 1 juli 1996 en de datum van de aanwijzing van de netbeheerder, bedoeld in artikel 10, een wijziging heeft voorgedaan met betrekking tot de eigendom van het desbetreffende net of van de aandelen in een rechtspersoon aan wie het desbetreffende net toebehoort, is voor de aanwijzing van de netbeheerder vereist dat Onze Minister geen bedenkingen heeft tegen die wijziging.

  • 2 Indien zich in de periode tussen 1 juli 1996 en de datum van indiening van de aanvraag, bedoeld in artikel 54, een wijziging heeft voorgedaan met betrekking tot de eigendom van de aandelen in de leverancier die een vergunning aanvraagt, is voor de verlening van de vergunning vereist dat Onze Minister geen bedenkingen heeft tegen die wijziging.

  • 3 Iedere wijziging met betrekking tot de eigendom van een net of van de aandelen in een netbeheerder of in een vergunninghouder behoeft de instemming van Onze Minister.

  • 4 Onze Minister kan zijn instemming onthouden, indien de wijziging met betrekking tot de eigendom van een net of van de aandelen in de netbeheerder of de vergunninghouder ertoe zou leiden dat een natuurlijke persoon of rechtspersoon buiten de kring van hen aan wie aandelen in een netbeheerder of een vergunninghouder toebehoren, rechten op een net of op aandelen in de netbeheerder of de vergunninghouder zou krijgen.

  • 5 Indien Onze Minister zijn instemming onthoudt en de voorgenomen wijziging met betrekking tot de eigendom van een net of van de aandelen voortgang vindt, kan Onze Minister een andere rechtspersoon aanwijzen als netbeheerder van het net dat door de desbetreffende netbeheerder wordt beheerd, onderscheidenlijk kan Onze Minister de vergunning intrekken.

Artikel 94

Een meter die eigendom is van een producent of een leverancier en die voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 10 is geplaatst bij een afnemer, wordt vanaf dat tijdstip beheerd door de netbeheerder die het transport van elektriciteit voor deze afnemer uitvoert.

Artikel 95

  • 1 Leveringsvergunningen als bedoeld in artikel 54 worden de eerste maal na inwerkingtreding van dat artikel verleend aan de distributiebedrijven of hun rechtsopvolgers die op 1 juli 1996 in het kader van de openbare voorziening elektriciteit leveren aan verbruikers.

  • 2 Het voorrangsrecht, bedoeld in het eerste lid, vervalt indien een distributiebedrijf of zijn rechtsopvolger niet binnen zestien weken na het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 54 een aanvraag voor een leveringsvergunning heeft ingediend.

  • 3 Het verbod, bedoeld in artikel 53, eerste lid, is niet van toepassing op andere leveranciers dan bedoeld in het eerste lid, die zich op het tijdstip waarop deze wet in het Staatsblad wordt geplaatst, bezig houden met het leveren van elektriciteit aan beschermde afnemers, voor zover het betreft de levering van elektriciteit aan die beschermde afnemers of hun rechtsopvolgers.

  • 4 Tot het tijdstip waarop in een gebied een leveringsvergunning in werking treedt, blijven de artikelen 12 en 27 van de Elektriciteitswet 1989, zoals deze golden op het tijdstip van plaatsing van deze wet in het Staatsblad, van toepassing voor distributiebedrijven die in dat gebied in het kader van de openbare voorziening elektriciteit leveren aan verbruikers.

Paragraaf 1a. Vergunningen voor de levering van elektriciteit aan kleinverbruikers

Artikel 95a

  • 1 Het is verboden zonder vergunning elektriciteit te leveren aan afnemers die beschikken over een aansluiting op een net met een totale maximale doorlaatwaarde van ten hoogste 3*80 A.

  • 2 Het verbod geldt niet ten aanzien van het leveren van elektriciteit:

    • a. indien de elektriciteit is opgewekt met een installatie die voor rekening en risico van de afnemer, alleen of, voor een evenredig deel, tezamen met andere afnemers, in werking wordt gehouden en de afnemer de geleverde elektriciteit verbruikt;

    • b. door een buiten Nederland gevestigde leverancier van elektriciteit aan ten hoogste 500 afnemers, bedoeld in het eerste lid, die wonen in gebieden aan de Nederlandse landsgrens;

    • c. ter bevoorrading als bedoeld in artikel 20, eerste lid, onder i), van de richtlijn, indien de afnemer aan dezelfde rechtspersoon toebehoort als de producent die de elektriciteit heeft opgewekt dan wel een dochtermaatschappij daarvan is in de zin van artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de afnemer de geleverde elektriciteit verbruikt, of

    • d. indien de elektriciteit anders dan bedrijfsmatig wordt geleverd overeenkomstig bij ministeriële regeling te stellen regels.

Artikel 95b

  • 1 Een houder van een vergunning heeft de plicht op een betrouwbare wijze en tegen redelijke tarieven en voorwaarden zorg te dragen voor de levering van elektriciteit aan iedere in artikel 95a, eerste lid, bedoelde afnemer die daarom verzoekt.

  • 2 Een houder van een vergunning verschaft de directeur van de dienst ieder jaar een opgave van de tarieven die hij berekent en de voorwaarden die hij gebruikt bij de levering van elektriciteit aan de in artikel 95a, eerste lid, bedoelde afnemers.

  • 3 Indien de directeur van de dienst van oordeel is dat de tarieven die houders van een vergunning berekenen onredelijk zijn, omdat daarin de effecten van een doelmatige bedrijfsvoering, die mede inhoudt de inkoop van elektriciteit en van energiebronnen bestemd voor opwekking daarvan, in onvoldoende mate leiden tot kostenverlaging, kan hij een tarief vaststellen dat leveranciers ten hoogste mogen berekenen voor de levering van elektriciteit aan afnemers als bedoeld in artikel 95a.

  • 4 Na de vaststelling van het maximumtarief, bedoeld in het derde lid, worden de tarieven voor de levering van elektriciteit aan afnemers als bedoeld in artikel 95a die hoger zijn dan dat maximumtarief, van rechtswege gesteld op dat maximumtarief.

  • 5 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels gesteld worden met betrekking tot de bepaling of de tarieven, bedoeld in het tweede lid, onredelijk zijn en tot de vaststelling van het maximumtarief, bedoeld in het derde lid. De algemene maatregel van bestuur treedt niet eerder in werking dan vier weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan de beide kamers der Staten-Generaal.

  • 6 Het tweede tot en met zesde lid vervallen op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Het koninklijk besluit wordt niet vastgesteld dan nadat vier weken zijn verstreken nadat het ontwerp aan de beide kamers der Staten-Generaal is voorgelegd.

Artikel 95c

  • 1 Onze Minister verleent op aanvraag een vergunning indien de aanvrager genoegzaam aantoont dat hij:

    • a. beschikt over de benodigde organisatorische, financiële en technische kwaliteiten voor een goede uitvoering van zijn taak;

    • b. redelijkerwijs in staat kan worden geacht de verplichtingen als opgenomen in dit hoofdstuk na te komen.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot de inhoud van en de procedure voor aanvraag van een vergunning en de criteria, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 95d

  • 1 Onze Minister kan voorschriften en beperkingen verbinden aan een vergunning.

  • 2 Onze Minister kan de aan een vergunning verbonden voorschriften of beperkingen wijzigen.

  • 3 Een vergunning kan slechts worden overgedragen aan een andere houder van een vergunning met toestemming van Onze Minister.

  • 3 Artikel 95c is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van het verlenen van toestemming als bedoeld in het derde lid.

Artikel 95e

  • 1 Onze Minister kan een vergunning intrekken, indien:

    • a. de houder van de vergunning dit verzoekt;

    • b. de houder van de vergunning in onvoldoende mate voldoet aan de verplichting, bedoeld in artikel 95b;

    • c. de houder van de vergunning de in de vergunning opgenomen voorschriften of opgelegde beperkingen niet nakomt;

    • d. de houder van de vergunning bij de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste en volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag zou hebben geleid;

    • e. de houder van de vergunning naar het oordeel van Onze Minister om andere redenen niet langer in staat moet worden geacht de vergunde activiteit of in de vergunning opgenomen voorschriften na te komen.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de tijdelijke voorzieningen en de procedure bij intrekking van een vergunning.

Artikel 95f

  • 1 Artikel 79 is van overeenkomstige toepassing op een houder van een vergunning.

  • 2 De houder van een vergunning gebruikt aan hem verstrekte gegevens over afnemers als bedoeld in artikel 95a uitsluitend voor het uitvoeren van in deze wet aan hem opgedragen taken, met dien verstande dat deze gegevens mede kunnen worden gebruikt voor het ten behoeve van de netbeheerder innen van de vergoeding voor de aansluiting op een net of voor het transport van elektriciteit.

  • 3 Artikel 19 is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van het door de netbeheerder innen van de vergoeding voor de levering van elektriciteit aan afnemers als bedoeld in artikel 95a, eerste lid.

Artikel 95g

  • 1 Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze paragraaf bepaalde zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren.

  • 2 Een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt bekend gemaakt in de Staatscourant.

Artikel 95h

Onze Minister is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens deze paragraaf gestelde verplichtingen.

Artikel 95i

Deartikelen 45, tweede lid, en 46 zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van een leverancier die houder van een vergunning is.

§ 3. Slotbepalingen

Artikel 103

  • 1 [Red: Wijzigt de Elektriciteitswet 1989.]

  • 2 De Elektriciteitswet 1989 wordt ingetrokken.

Artikel 104

  • 1 De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

  • 3 Artikel 89 treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip en werkt terug tot en met 1 januari 1998.

  • 5 Paragraaf 8.1a treedt in werking met ingang van de datum waarop hoofdstuk 4 vervalt, dan wel op een eerder, bij koninklijk besluit te bepalen datum.

Artikel 105

Deze wet wordt aangehaald als: Elektriciteitswet met vermelding van het jaartal van het Staatsblad waarin zij zal worden geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 2 juli 1998

Beatrix

De Minister van Economische Zaken,

G. J. Wijers

Uitgegeven de zestiende juli 1998

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager