Elektriciteitswet 1998

Geraadpleegd op 23-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 07-07-2010 en zichtdatum 22-12-2024.
Geldend van 15-04-2010 t/m 30-09-2010

Wet van 2 juli 1998, houdende regels met betrekking tot de productie, het transport en de levering van elektriciteit (Elektriciteitswet 1998)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is, mede ter uitvoering van richtlijn nr. 96/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 19 december 1996 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit (PbEG 1997, L 27), de mogelijkheden voor opwekking, levering en in- en uitvoer van elektriciteit en voor het gebruik van leidinggebonden elektriciteitswerken te verruimen, en daarvoor met inachtneming van het belang van het betrouwbaar, duurzaam, doelmatig en milieuhygiënisch verantwoord functioneren van de elektriciteitsvoorziening een nieuwe regeling tot stand te brengen met betrekking tot de productie, het transport en de levering van elektriciteit;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

  • 1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a. Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken;

    • b. aansluiting: één of meer verbindingen tussen een net en een onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onderdelen a tot en met e, van de Wet waardering onroerende zaken, dan wel tussen een net en een ander net op een ander spanningsniveau;

    • c. afnemer: een ieder die beschikt over een aansluiting op een net;

    • d. Verordening: Verordening nr. 1228/2003 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 juni 2003, betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit (PbEG L 176);

    • e. raad van bestuur van de mededingingsautoriteit: de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit, genoemd in artikel 2 van de Mededingingswet;

    • f. leverancier: een organisatorische eenheid die zich bezighoudt met het leveren van elektriciteit;

    • g. producent: een organisatorische eenheid die zich bezighoudt met het opwekken van elektriciteit;

    • h. handelaar: een organisatorische eenheid die zich bezighoudt met het sluiten van overeenkomsten betreffende de koop en verkoop van elektriciteit;

    • i. net: één of meer verbindingen voor het transport van elektriciteit en de daarmee verbonden transformator-, schakel-, verdeel- en onderstations en andere hulpmiddelen, behoudens voor zover deze verbindingen en hulpmiddelen liggen binnen de installatie van een producent of van een afnemer;

    • j. landelijk hoogspanningsnet: het net, bedoeld in artikel 10, eerste lid;

    • k. netbeheerder: een vennootschap die op grond van artikel 10, 13 of 14 is aangewezen voor het beheer van een of meer netten;

    • l. vergunninghouder: een houder van een vergunning als bedoeld in artikel 95a;

    • m. richtlijn: richtlijn nr. 2003/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en houdende intrekking van richtlijn nr. 96/92/EG (PbEG L 176);

    • n. notificatierichtlijn: richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204);

    • o. programma-verantwoordelijkheid: de verantwoordelijkheid van afnemers, niet zijnde afnemers als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, en vergunninghouders om programma's met betrekking tot de productie, het transport en het verbruik van elektriciteit op te stellen of te doen opstellen ten behoeve van de netbeheerders en zich met inachtneming van de voorwaarden, bedoeld in artikel 31, te gedragen overeenkomstig die programma's;

    • p. systeemdiensten: de diensten die de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet uitvoert om het transport van elektriciteit over alle netten op een veilige en doelmatige wijze te waarborgen, om grootschalige onderbrekingen van het transport van elektriciteit op te lossen, en om de energiebalans op alle netten te handhaven of te herstellen;

    • q. black-start-voorziening: de voorziening die benodigd is om bij een spanningsloos net de eigen energievoorziening van een productielocatie onder spanning te brengen, waarna de productie van elektriciteit kan worden hervat;

    • r. verwant bedrijf: een verbonden onderneming in de zin van artikel 41 van de zevende richtlijn nr. 83/349/EEG van de Raad van 13 juni 1983 op de grondslag van artikel 44, tweede lid, onderdeel g, van het Verdrag betreffende de geconsolideerde jaarrekening, of een geassocieerde onderneming in de zin van artikel 33, eerste lid, daarvan of een onderneming die aan dezelfde aandeelhouders toebehoort;

    • s. biomassa: de biologisch afbreekbare fractie van producten, afvalstoffen en residuen van de landbouw – met inbegrip van plantaardige en dierlijke stoffen –, de bosbouw en aanverwante bedrijfstakken, alsmede de biologisch afbreekbare fractie van industrieel en huishoudelijk afval;

    • t. hernieuwbare energiebronnen: wind, zonne-energie, aardwarmte, golfenergie, getijdenenergie, waterkracht, biomassa, stortgas, rioolwaterzuiveringsgas en biogas;

    • u. duurzame elektriciteit: elektriciteit, opgewekt in productie-installaties die uitsluitend gebruikmaken van hernieuwbare energiebronnen, alsmede elektriciteit die is opgewekt met hernieuwbare energiebronnen in hybride productie-installaties die ook met conventionele energiebronnen werken, met inbegrip van elektriciteit die is opgewekt met hernieuwbare energiebronnen en die wordt gebruikt voor accumulatiesystemen, en met uitzondering van elektriciteit die afkomstig is van accumulatiesystemen;

    • v. klimaatneutrale elektriciteit: elektriciteit, opgewekt in een productie-installatie waarin waterstof of elektriciteit wordt geproduceerd uit fossiele energiedragers, waarbij de koolstof of kooldioxide die vrijkomt bij het omzettingsproces, nuttig wordt toegepast of blijvend in de ondergrond wordt opgeslagen, en waarvoor een bij ministeriële regeling omschreven verklaring is verkregen;

    • w. warmtekrachtkoppeling: de gecombineerde opwekking van warmte en elektriciteit of mechanische energie door verstoking van een brandstof, waarvan de warmte nuttig gebruikt wordt, anders dan voor de productie van elektriciteit;

    • x. garantie van oorsprong voor duurzame elektriciteit: gegevens op een rekening die betrekking hebben op duurzame elektriciteit en waarmee wordt aangetoond dat een producent met zijn installatie een hoeveelheid duurzame elektriciteit heeft opgewekt;

    • y. rekening: staat waarop een tegoed van garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit of garanties van oorsprong voor elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling kan worden geboekt in het elektronische systeem voor het uitgeven en innemen van garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit of garanties van oorsprong voor elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling dat in stand wordt gehouden door de garantiebeheerinstantie en waarmee wordt bijgehouden voor welke hoeveelheid duurzame elektriciteit garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit of garanties van oorsprong voor elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling zijn verstrekt en aan wie de garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit of garanties van oorsprong voor elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling op enig moment toekomen;

    • z. garantiebeheerinstantie: de op grond van artikel 73, tweede lid, aangewezen instantie;

    • aa. economische eigendom: het krachtens een rechtsverhouding gerechtigd zijn tot alle rechten en bevoegdheden ten aanzien van een goed, met uitzondering van het recht op levering, en het gehouden zijn om alle verplichtingen ten aanzien van dat goed voor zijn rekening te nemen en daarmee het volledige risico van waardeverandering of tenietgaan van het goed te dragen, zonder dat het goed geleverd is;

    • ab. installatie voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling: installatie voor de opwekking van elektriciteit door middel van warmtekrachtkoppeling in de zin van artikel 3, onderdeel a, van richtlijn 2004/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 11 februari 2004 inzake de bevordering van warmtekrachtkoppeling op basis van de vraag naar nuttige warmte binnen de interne energiemarkt en tot wijziging van richtlijn 92/42/EEG (PbEG L 52), die voldoet aan bijlage III bij deze richtlijn;

    • ac. garantie van oorsprong voor elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling: gegevens op een rekening die betrekking hebben op elektriciteit opgewekt door middel van hoogrenderende warmtekrachtkoppeling, waarmee wordt aangetoond dat een producent met zijn installatie een hoeveelheid elektriciteit door middel van hoogrenderende warmtekrachtkoppeling heeft opgewekt en op een net heeft ingevoed;

    • ad. productie-installatie: een installatie, bestaande uit één of meer productie-eenheden, voor de opwekking van elektriciteit;

    • ad. leveringszekerheid: het vermogen van een net om elektriciteit te leveren aan afnemers;

    • ae. operationele netwerkveiligheid: het vermogen van het landelijk hoogspanningsnet om in voorzienbare omstandigheden operationeel te blijven.

  • 2 Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt als afnemer, niet zijnde een afnemer als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, beschouwd een organisatorische eenheid die zich in hoofdzaak bezig houdt met het openbaar vervoer per metro, tram of trolley, met mijnbouwkundige activiteiten, met het beheer van de openbare verlichting of van verkeersregelinstallaties, dan wel met riolering, bemaling, waterzuivering of transport en distributie van water, mits:

    • a. deze eenheid daarbij uitsluitend ingevolge de technische aard van de bedrijfsuitoefening beschikt over verscheidene aansluitingen,

    • b. het totale aan de eenheid voor die bedrijfsuitoefening beschikbaar gestelde vermogen meer bedraagt dan 2 MVA en

    • c. de bedrijfsuitoefening door deze eenheid op fysiek geïntegreerde basis geschiedt.

  • 3 Een onderneming die zich in hoofdzaak bezighoudt met het vervoer van personen of goederen per trein wordt in afwijking van het eerste lid, onderdeel c, aangemerkt als afnemer, niet zijnde een afnemer als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, ook indien zij geen aansluiting heeft op een net.

  • 4 Deze wet en de daarop berustende bepalingen zijn mede van toepassing op installaties voor de opwekking van elektriciteit die zijn gevestigd binnen de Nederlandse exclusieve economische zone, alsmede de daarmee opgewekte elektriciteit.

  • 5 Productie-installaties voor de opwekking van elektriciteit met behulp van windenergie op het land die behoren tot eenzelfde onderneming of instelling en die onderling technische, organisatorische of functionele bindingen hebben en in elkaars onmiddelijke nabijheid zijn gelegen, worden geacht te beschikken over één aansluiting.

§ 2. Energierapport en monitoring

Artikel 2

  • 1 Onze Minister stelt ten minste eenmaal in de vier jaar een energierapport vast dat richting geeft aan van rijkswege in de eerstvolgende vier jaar te nemen beslissingen voor zover daarbij het belang van het betrouwbaar, duurzaam, doelmatig en milieuhygiënisch verantwoord functioneren van de elektriciteitsvoorziening in beschouwing moet of kan worden genomen. Bij de voorbereiding van een energierapport betrekt Onze Minister de naar zijn oordeel bij de te behandelen onderwerpen meest belanghebbende bestuursorganen, instellingen en organisaties.

  • 2 Voor zover het energierapport onderdelen betreft die tot de verantwoordelijkheid behoren van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, wordt het rapport vastgesteld na overleg met voornoemde minister.

  • 3 Het energierapport bevat ten minste:

    • a. een analyse van de ontwikkelingen op de nationale en internationale energiemarkt en de effecten daarvan op een betrouwbaar, duurzaam, doelmatig en milieuhygiënisch verantwoord functionerende energiehuishouding;

    • b. een analyse van veranderingen in het gebruik van energiebronnen voor het opwekken van elektriciteit en van de wijze waarop en de mate waarin zich een duurzame energiehuishouding ontwikkelt;

    • c. een analyse van de ontwikkeling van de marktwerking in de energievoorziening;

    • d. een overzicht van de beoogde resultaten inzake de bevordering van een betrouwbaar, duurzaam, doelmatig en milieuhygiënisch verantwoord functionerende energiehuishouding en van de wijzen waarop die resultaten in de desbetreffende periode van vier jaar zullen worden nagestreefd;

    • e. een analyse van overige aspecten die van belang kunnen zijn in het kader van het energiebeleid in het algemeen.

Artikel 3

  • 1 Zodra het energierapport is vastgesteld, doet Onze Minister hiervan mededeling door het rapport aan de beide kamers der Staten-Generaal over te leggen.

  • 2 Onze Minister maakt de vaststelling van het energierapport bekend in de Staatscourant en geeft daarbij aan op welke wijze kennis kan worden gekregen van de inhoud van het energierapport.

Artikel 4

  • 1 Het energierapport geldt met ingang van een bij besluit van Onze Minister vast te stellen tijdstip.

  • 2 Het besluit wordt niet eerder genomen dan acht weken nadat het energierapport op grond van artikel 3, eerste lid, is overgelegd aan de beide kamers der Staten-Generaal.

  • 3 Indien door of namens een der kamers der Staten-Generaal binnen acht weken nadat het energierapport is overgelegd, te kennen wordt gegeven dat zij over het energierapport in het openbaar wil beraadslagen, wordt het besluit niet eerder genomen dan zes maanden na de overlegging van het energierapport, dan wel, indien de beraadslagingen op een eerder tijdstip zijn beëindigd, na die beraadslagingen.

Artikel 4a

  • 1 Onze Minister verzamelt, analyseert en bewerkt systematisch inlichtingen en gegevens met betrekking tot de leverings- en voorzieningszekerheid, in het bijzonder met betrekking tot:

    • a. het evenwicht van vraag en aanbod op de nationale markt,

    • b. het niveau van de verwachte toekomstige vraag,

    • c. de geplande of in aanbouw zijnde extra productie- en netwerkcapaciteit,

    • d. de kwaliteit en de staat van onderhoud van de netten, en

    • e. de maatregelen in geval van piekbelasting of het in gebreke blijven van een of meerdere leveranciers.

  • 2 Onze Minister publiceert jaarlijks uiterlijk op 31 juli op geschikte wijze een verslag van zijn bevindingen die het verzamelen, analyseren en bewerken van de inlichtingen en gegevens over de onderwerpen, genoemd in het eerste lid, heeft opgeleverd, alsmede van de getroffen of voorgenomen maatregelen met betrekking tot die onderwerpen. Hij zendt het verslag onverwijld naar de Commissie van de Europese Gemeenschappen en doet mededeling ervan in de Staatscourant, onder vermelding van de wijze waarop het verslag kan worden geraadpleegd.

  • 3 Ter uitvoering van de taak, bedoeld in het eerste lid, kunnen bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld omtrent:

    • a. de gegevens en inlichtingen waarvan Onze Minister kan verlangen dat zij hem worden verstrekt,

    • b. degenen van wie Onze Minister, onverminderd artikel 78, kan verlangen dat zij hem gegevens en inlichtingen verstrekken, en

    • c. de termijn waarbinnen, de wijze waarop en de vorm waarin de gegevens en inlichtingen aan Onze Minister worden verstrekt.

  • 4 Het verslag bedoeld in het tweede lid wordt in nauwe samenwerking met de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet opgesteld die voorzover van toepassing daarover overleg pleegt met de relevante netbeheerders van aangrenzende landen. In het verslag wordt ingegaan op de algehele toereikendheid van het stroomvoorzieningsysteem en de geraamde vraag naar elektriciteit waarbij in elk geval aandacht wordt besteed aan:

    • a. de operationele netwerkveiligheid,

    • b. het geraamde evenwicht tussen aanbod en vraag in de komende vijf jaar,

    • c. de vooruitzichten inzake de elektriciteitsvoorziening voor de periode tussen vijf en vijftien jaar na de datum van verslaglegging, en

    • d. de voornemens van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet en voor zover bekend van andere partijen voor de komende vijf of meer kalenderjaren op het gebied van investeringen ter voorziening in landgrensoverschrijdende netten.

  • 5 Bij het onderdeel van het verslag waarin aandacht wordt besteed aan de investeringsvoornemens in landgrensoverschrijdende netten als bedoeld in het vierde lid, onderdeel d, wordt met betrekking tot die voornemens rekening gehouden met:

    • a. de beginselen van congestiebeheer, zoals vermeld in de Verordening,

    • b. de bestaande en geplande transportlijnen,

    • c. verwachte patronen op het gebied van productie, levering, grensoverschrijdende handel en verbruik waarbij ruimte is voor vraagbeheersmaatregelen, en

    • d. regionale, nationale en Europese doelstellingen voor duurzame ontwikkeling met inbegrip van de projecten die zijn opgenomen in bijlage I bij Beschikking nr. 1364/2006/EG.

Hoofdstuk 2. Uitvoering en toezicht

Artikel 5

  • 1 De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit is belast met taken ter uitvoering van deze wet en de Verordening, alsmede met het toezicht op de naleving van deze wet en de Verordening.

  • 2 De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit houdt bij de uitoefening van de hem op grond van deze wet en de Gaswet toegekende taken en bevoegdheden rekening met het belang van de bevordering van een elektriciteitsmarkt en een gasmarkt die niet-discriminatoir en transparant zijn en die gekenmerkt worden door daadwerkelijke mededinging en een doeltreffende marktwerking. Hij volgt nauwlettend in welke mate de elektriciteitsmarkt en de gasmarkt aan de in de vorige volzin genoemde belangen voldoen en doet hiervan in een afzonderlijk hoofdstuk verslag in het verslag, bedoeld in artikel 9, eerste lid.

  • 4 Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet en de Verordening zijn belast de bij besluit van de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit aangewezen ambtenaren.

  • 5 Van een besluit als bedoeld in het vierde lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

  • 6 De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit kan bindende aanwijzingen geven in verband met de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet en de Verordening. Van de beschikking wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

Artikel 5b

  • 1 De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit stelt een handhavingsplan op. Het plan beschrijft de procedure en de wijze waarop de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit zijn in deze wet toegekende handhavingsbevoegdheden toepast.

  • 2 Het handhavingsplan behoeft goedkeuring van Onze Minister.

  • 3 Het besluit tot goedkeuring wordt bekendgemaakt in de Staatscourant.

Artikel 7

  • 1 De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit kan van een producent, een leverancier, een handelaar, een netbeheerder, een elektriciteits- of gasbeurs of een afnemer de gegevens en inlichtingen verlangen die hij nodig heeft voor uitvoering van de hem in deze wet opgedragen taken.

  • 2 Degene aan wie een verzoek is gedaan om gegevens en inlichtingen te verstrekken, is verplicht binnen de door de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit gestelde redelijke termijn alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.

  • 3 Gegevens of inlichtingen omtrent een producent, een leverancier, een handelaar, een netbeheerder, een elektriciteits- of gasbeurs of een afnemer, welke in verband met enige werkzaamheid ten behoeve van de uitvoering van deze wet zijn verkregen, mogen uitsluitend voor de toepassing van deze wet, de Mededingingswet en de Gaswet en voor de toepassing van artikelen 4.4 en 4.5 van de Wet handhaving consumentenbescherming worden gebruikt.

  • 4 In afwijking van het derde lid is de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit bevoegd gegevens en inlichtingen, verkregen ingevolge het eerste lid, te verstrekken aan:

    • a. een buitenlandse instelling, die op grond van nationale wettelijke regels is belast met de toepassing van de regels op het gebied van elektriciteit, voor zover die gegevens en inlichtingen van betekenis zijn of kunnen zijn voor de uitoefening van de taak van die instelling;

    • b. een bestuursorgaan dat op grond van deze wet of van een andere wettelijke regeling dan deze wet is belast met taken die de toepassing of mede de toepassing van bepalingen op het gebied van elektriciteit betreffen, voor zover die gegevens en inlichtingen van betekenis kunnen zijn voor de uitoefening van de taak van dat bestuursorgaan.

  • 5 Op basis van het vierde lid kunnen uitsluitend gegevens en inlichtingen worden verstrekt indien:

    • a. de geheimhouding van de gegevens en inlichtingen in voldoende mate is gewaarborgd, en

    • b. voldoende is gewaarborgd dat de gegevens en inlichtingen niet zullen worden gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze worden verstrekt.

Hoofdstuk 2A. Productiecapaciteit

§ 1. Aanbesteding van productiecapaciteit

Artikel 9a

  • 1 Indien naar het oordeel van Onze Minister om de leverings- en voorzieningszekerheid te waarborgen onvoldoende productie-installaties worden gebouwd, kan hij een procedure starten overeenkomstig artikel 7 van de richtlijn.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de in artikel 7 van de richtlijn bedoelde procedure.

§ 2. Coördinatie van de aanleg of uitbreiding van productie-installaties

Artikel 9b

  • 1 De procedure, bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Wet ruimtelijke ordening, is van toepassing op de aanleg en uitbreiding van:

    • a. een productie-installatie, met inbegrip van de aansluiting van die installatie op een net, met een capaciteit van ten minste 100 MW, indien het betreft een installatie voor de opwekking van duurzame elektriciteit met behulp van windenergie;

    • b. een productie-installatie, met inbegrip van de aansluiting van die installatie op een net, met een capaciteit van ten minste 50 MW, indien het betreft een installatie voor de opwekking van duurzame elektriciteit anders dan met behulp van windenergie;

    • c. een productie-installatie, met inbegrip van de aansluiting van die installatie op een net, met een capaciteit van ten minste 500 MW, indien het betreft een installatie voor de opwekking van andere dan duurzame elektriciteit.

  • 2 De procedure, bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Wet ruimtelijke ordening is eveneens van toepassing op de uitbreiding van een productie-installatie voor de opwekking van andere dan duurzame elektriciteit, met inbegrip van de aansluiting van die installatie op een net, indien door die uitbreiding de capaciteit van die productie-installatie wordt vergroot tot ten minste 500 MW.

  • 3 De producent meldt een voornemen tot aanleg of uitbreiding van een productie-installatie als bedoeld in het eerste of tweede lid, zo spoedig mogelijk schriftelijk aan Onze Minister. Bij ministeriële regeling kan voor het doen van de melding en de daarbij te verstrekken gegevens een formulier worden vastgesteld.

  • 4 Indien, in aanmerking genomen de omvang, aard en ligging van een installatie als bedoeld in het eerste of tweede lid, alsmede het aantal voor de aanleg of uitbreiding van die installatie benodigde besluiten, redelijkerwijs niet valt te verwachten dat toepassing van de procedure, bedoeld in het eerste of tweede lid, de besluitvorming in betekenende mate zal versnellen of daaraan anderszins aanmerkelijke voordelen zijn verbonden, kan Onze Minister bepalen dat:

Artikel 9c

  • 2 Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3.28, vierde lid, van de Wet ruimtelijke ordening treden, in afwijking van dat artikellid, Onze Minister en Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer gezamenlijk in de plaats van burgemeester en wethouders ten aanzien van de bevoegdheden en verplichtingen, bedoeld in dat artikellid.

Artikel 9d

Artikel 9e

  • 1 Provinciale staten zijn bevoegd voor de aanleg of uitbreiding van een productie-installatie voor opwekking van duurzame elektriciteit met behulp van windenergie met een capaciteit van ten minste 5 maar niet meer dan 100 MW, met inbegrip van de aansluiting van die installatie op een net, gronden aan te wijzen en daarvoor een inpassingsplan als bedoeld in artikel 3.26, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening vast te stellen. De gemeenteraad is voor de duur van tien jaren na de vaststelling van het inpassingsplan niet bevoegd voor die gronden een bestemmingsplan vast te stellen.

  • 2 Provinciale staten geven in ieder geval toepassing aan de bevoegdheid op grond van het eerste lid indien een producent een voornemen tot de aanleg of uitbreiding van een productie-installatie als bedoeld in het eerste lid schriftelijk bij hen heeft gemeld en de betrokken gemeente een aanvraag van die producent tot vaststelling dan wel wijziging van een bestemmingplan met betrekking tot de gronden, bedoeld in het eerste lid, heeft afgewezen. Voor het doen van de melding en de daarbij te verstrekken gegevens kunnen provinciale staten een formulier vaststellen.

  • 5 Provinciale staten kunnen, zo nodig in afwijking van het tweede lid, besluiten geen toepassing te geven aan het eerste lid indien:

    • a. in aanmerking genomen de omvang, aard en ligging van een productie-installatie als bedoeld in het eerste lid, redelijkerwijs niet valt te verwachten dat toepassing van dit artikel de besluitvorming in betekenende mate zal versnellen of daaraan anderszins aanmerkelijke voordelen zijn verbonden; en

    • b. is voldaan aan de voor die provincie gestelde minimum realisatienorm.

  • 6 Bij algemene maatregel van bestuur op voordracht van Onze Minister wordt per provincie een minimum realisatienorm vastgesteld. De voordracht voor de algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Artikel 9f

  • 1 Gedeputeerde staten coördineren de voorbereiding en bekendmaking van de besluiten, aangewezen op grond van artikel 9d, eerste lid, ten behoeve van de aanleg of uitbreiding van een productie-installatie als bedoeld in artikel 9e, eerste lid.

  • 2 Gedeputeerde staten nemen de in het eerste lid bedoelde besluiten met uitsluiting van het in eerste aanleg bevoegde bestuursorgaan, tenzij dit een bestuursorgaan van het Rijk is.

  • 4 Voor zover de aanleg of de uitbreiding, bedoeld in het eerste lid, onevenredig wordt belemmerd door bepalingen die – al dan niet krachtens de wet – bij of krachtens een regeling van een gemeente of waterschap zijn vastgesteld, kunnen die bepalingen bij het nemen of uitvoeren van de besluiten, bedoeld in het eerste lid, om dringende redenen buiten toepassing worden gelaten.

  • 6 Onze Minister kan op verzoek van gedeputeerde staten bepalen dat het eerste lid niet van toepassing is op een productie-installatie als bedoeld in artikel 9e, eerste lid, indien:

    • a. in aanmerking genomen de omvang, aard en ligging van de desbetreffende productie-installatie, redelijkerwijze niet valt te verwachten dat toepassing van het eerste lid de besluitvorming in betekenende mate zal versnellen of daaraan anderszins aanmerkelijke voordelen zijn verbonden, of

    • b. gedeputeerde staten anders dan ter uitvoering van het eerste lid reeds voldoende bijdragen aan de realisatie van de doelstellingen van het Rijk met betrekking tot de opwekking op land van duurzame elektriciteit met behulp van windenergie.

Artikel 9g

De aanleg of uitbreiding van een productie-installatie als bedoeld in artikel 9e, eerste lid, wordt voor de toepassing van de Belemmeringenwet Privaatrecht aangemerkt als openbaar werk van algemeen nut. Artikel 3.36a, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening is van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 3. Transport van elektriciteit

§ 1. Aanwijzing van netbeheerders

Artikel 10

  • 1 Het landelijk hoogspanningsnet omvat de netten die bestemd zijn voor transport van elektriciteit op een spanningsniveau van 110 kV of hoger en die als zodanig worden bedreven, alsmede het landsgrensoverschrijdende net op een spanningsniveau van 500 V of hoger.

  • 2 De rechtspersoon die een recht van gebruik heeft van meer dan de helft van de totale circuitlengte van het landelijk hoogspanningsnet, voor zover dat een spanningsniveau van 220 kV of hoger betreft, wijst, na overleg met de andere rechtspersonen die een recht van gebruik hebben van dat net, voor het beheer van dat net een naamloze of besloten vennootschap als netbeheerder aan.

  • 3 Degene aan wie een ander net toebehoort dan het landelijk hoogspanningsnet, wijst voor het beheer van dat net een of meer naamloze of besloten vennootschappen als netbeheerder aan.

  • 4 Een aanwijzing als bedoeld in het tweede of derde lid geldt voor een periode van tien jaar, te rekenen vanaf de dag waarop Onze Minister heeft ingestemd met de aanwijzing op grond van artikel 12, tweede lid.

Artikel 10a

  • 1 De netbeheerder, met uitzondering van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, beschikt over de economische eigendom van het door hem beheerde net.

  • 2 Bij gelegenheid van een aanwijzing als bedoeld in artikel 10, derde lid, vindt voor zover nodig overdracht van de economische eigendom aan de aangewezen netbeheerder plaats.

  • 3 De overdracht geschiedt tegen verrichting van een tegenprestatie waarvan de waarde ten hoogste de opbrengst vertegenwoordigt van de exploitatie van het net, zoals deze op basis van algemene bedrijfseconomische uitgangspunten kan worden afgeleid van de door de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit in de daaraan voorafgaande periode van vijf jaar vastgestelde tarieven met betrekking tot het netbeheer. Deze tegenprestatie kan zowel bestaan uit een periodieke uitkering als uit een contant bedrag ineens.

Artikel 10b

  • 2 [Red: Dit lid is nog niet in werking getreden.]

  • 3 [Red: Dit lid is nog niet in werking getreden.]

Artikel 11

  • 1 Een producent, leverancier of handelaar wordt niet aangewezen als netbeheerder.

  • 3 Indien een netbeheerder, niet zijnde de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, een afhankelijke maatschappij is in de zin van artikel 152 of artikel 262 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, behoeven de statuten van die netbeheerder, in afwijking van het tweede lid, onderdeel a, niet te voorzien in de instelling van een raad van commissarissen.

  • 4 In het in het derde lid bedoelde geval:

    • a. voldoet een rechtspersoon waarvan de netbeheerder een afhankelijke maatschappij is aan de in het tweede lid, aanhef en onderdelen a en b, genoemde eisen;

    • b. beschikt de raad van commissarissen van de rechtspersoon, bedoeld in onderdeel a, waarvan de netbeheerder een afhankelijke maatschappij is over de bevoegdheden, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, ten aanzien van het bestuur van de netbeheerder.

Artikel 11a

  • 2 Het is aan de vennootschap die is aangewezen voor het beheer van het landelijk hoogspanningsnet niet toegestaan haar statuten te wijzigen dan nadat aan de wijziging door Onze Minister goedkeuring is verleend. Onze Minister weigert goedkeuring indien de statuten na de wijziging niet in overeenstemming zijn met dit artikel.

  • 3 De leden van het bestuur en de meerderheid van de leden van de raad van commissarissen van de vennootschap die is aangewezen voor het beheer van het landelijk hoogspanningsnet hebben direct noch indirect binding met een rechtspersoon die de productie, aankoop of levering van gas of elektriciteit verricht of met een aandeelhouder van die rechtspersoon.

  • 4 Een lid van de raad van commissarissen van de vennootschap die is aangewezen voor het beheer van het landelijk hoogspanningsnet wordt niet benoemd dan nadat Onze Minister heeft ingestemd met het voornemen tot benoeming.

  • 6 In het in het vijfde lid bedoelde geval:

    • a. voldoet een rechtspersoon waarvan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet een afhankelijke maatschappij is aan de in het eerste tot en met vierde lid genoemde eisen;

    • b. beschikt de raad van commissarissen van de rechtspersoon, bedoeld in onderdeel a, waarvan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet een afhankelijke maatschappij is over de bevoegdheden tot goedkeuring van de besluiten van het bestuur van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, bedoeld in artikel 164, eerste lid, of artikel 274, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 11b

  • 1 Een netbeheerder die deel uitmaakt van een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek stelt een reglement vast, waarin regels worden gesteld die beogen discriminatie bij de uitoefening van zijn taken en bevoegdheden op grond van deze wet te voorkomen. Het reglement bevat in ieder geval regels ten aanzien van het gedrag van werknemers die ertoe strekken dat discriminatie als bedoeld in de vorige volzin wordt voorkomen.

  • 2 De netbeheerder draagt er zorg voor dat elke werknemer is gebonden aan het reglement en ziet er op toe dat het reglement nauwgezet wordt nageleefd.

  • 3 De netbeheerder stelt jaarlijks een verslag op over de wijze waarop uitvoering is gegeven aan het reglement, en welke maatregelen in dat kader zijn genomen. Hij zendt het verslag naar de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit en draagt zorg voor publicatie ervan op een geschikte wijze.

Artikel 12

  • 1 De netbeheerder meldt aan Onze Minister onverwijld na zijn aanwijzing zijn naam en adres en de naam en het adres van zijn aandeelhouders en zendt aan Onze Minister een beschrijving van het net dat door hem zal worden beheerd. Ten minste eenmaal per jaar meldt hij aan Onze Minister iedere wijziging van de namen of adressen en zendt hij hem een beschrijving van de wijziging van het net dat door hem wordt beheerd.

  • 2 De aanwijzing behoeft de instemming van Onze Minister. Onze Minister onthoudt zijn instemming of kan voorschriften verbinden aan de instemming, indien niet is voldaan aan de artikelen 10a, 10b, 11, 11a of 11b of indien de aangewezen netbeheerder in onvoldoende mate in staat zal zijn aan een verplichting als bedoeld in de artikelen 7, 16Aa, 18a of 78 te voldoen, een taak als bedoeld in artikel 16, eerste of tweede lid, of 16a, uit te voeren dan wel een verbod als bedoeld in artikelen 17, 17a of 18 na te leven.

  • 3 Indien Onze Minister voorschriften verbindt aan zijn instemming, strekken deze er slechts toe de geconstateerde tekortkomingen, bedoeld in het tweede lid, weg te nemen.

Artikel 13

  • 1 Indien het aanwijzen van een netbeheerder als bedoeld in artikel 10, tweede of derde lid, niet is geschied binnen vier weken na de aanleg van een net dan wel onverwijld na het intrekken of vervallen van een eerdere aanwijzing, wijst Onze Minister een naamloze of besloten vennootschap aan als netbeheerder van dat net.

  • 2 Indien Onze Minister vaststelt dat niet meer voldaan wordt aan de artikelen 10a, 10b, 11, 11a of 11b of dat een netbeheerder in onvoldoende mate in staat is of zal zijn om aan een verplichting als bedoeld in de artikelen 7, 16Aa, 18a of 78 te voldoen, om een taak als bedoeld in artikel 16 of 16a uit te voeren of indien hij artikel 17, 17a of 18 niet naleeft, kan hij de desbetreffende netbeheerder opdragen door hem noodzakelijk geachte voorzieningen te treffen.

  • 3 Indien de netbeheerder niet voldoet aan een opdracht als bedoeld in het tweede lid, indien hij vaststelt dat opdrachten, bedoeld in artikel 13a, eerste lid, niet worden uitgevoerd of indien naar het oordeel van Onze Minister door de bedrijfsvoering van deze netbeheerder de continuïteit of de betrouwbaarheid van de elektriciteitsvoorziening voor afnemers in gevaar komt en onverwijld ingrijpen noodzakelijk is, kan Onze Minister:

    • a. de aanwijzing van de desbetreffende netbeheerder vervallen verklaren en uiterlijk op de dag waarop die aanwijzing vervalt een andere naamloze of besloten vennootschap als netbeheerder aanwijzen, of

    • b. artikel 13a toepassen.

  • 4 In een beschikking als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, bepaalt Onze Minister de termijn waarop die aanwijzing vervalt en kan hij degene die de netbeheerder, bedoeld in de aanhef van het derde lid, heeft aangewezen in de gelegenheid stellen binnen een door Onze Minister te bepalen termijn een andere netbeheerder aan hem ter aanwijzing voor te dragen. Onze Minister kan deze termijn eenmaal verlengen.

  • 5 Onze Minister kan voor de periode totdat een beschikking als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, in werking treedt, artikel 13a toepassen.

  • 6 Uiterlijk op de dag waarop een beschikking als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, in werking treedt, draagt de netbeheerder, niet zijnde de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, de economische eigendom van het net over aan de door Onze Minister aangewezen nieuwe netbeheerder. Degene die de netbeheerder, bedoeld in de aanhef van het derde lid, heeft aangewezen, verleent daaraan voor zover nodig zijn medewerking.

  • 7 De overdracht van de economische eigendom, bedoeld in het zesde lid, geschiedt tegen verrichting van een tegenprestatie waarvan de waarde uiterlijk op de in dat lid bedoelde dag is vastgesteld en die ten hoogste de opbrengst vertegenwoordigt van de exploitatie van het net, zoals deze op basis van algemene bedrijfseconomische uitgangspunten kan worden afgeleid van de door de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit in de daaraan voorafgaande periode van vijf jaar vastgestelde tarieven met betrekking tot het netbeheer. Deze tegenprestatie kan zowel bestaan uit een periodieke uitkering als uit een contant bedrag ineens.

  • 8 Onze Minister is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van het bepaalde in dit artikel.

Artikel 13a

  • 1 Onze Minister kan de netbeheerder aanzeggen dat hij vanaf een bepaald tijdstip de opdrachten dient op te volgen die aan hem worden verstrekt door een door Onze Minister aangewezen persoon. Bij de aanzegging geeft Onze Minister aan ter bescherming van welk belang de aanzegging geschiedt. Bij de aanzegging kunnen voorschriften en beperkingen worden gesteld aan de te geven opdrachten. De aangewezen persoon verstrekt uitsluitend opdrachten ter bescherming van het belang, bedoeld in de tweede volzin.

  • 2 De netbeheerder verschaft de door Onze Minister aangewezen persoon desgevraagd alle medewerking.

  • 3 Onze Minister kan te allen tijde de door hem aangewezen persoon vervangen door een andere persoon.

  • 4 De door Onze Minister aangewezen persoon oefent zijn bevoegdheid uit gedurende een door Onze Minister in de aanzegging bepaalde termijn. Deze termijn bedraagt ten hoogste zes maanden indien het betreft een aanzegging als bedoeld in artikel 13, derde lid, onderdeel b. Deze termijn kan eenmaal met ten hoogste zes maanden worden verlengd.

  • 5 Voor schade ten gevolge van handelingen die zijn verricht in strijd met een opdracht als bedoeld in het eerste lid, zijn bestuurders persoonlijk aansprakelijk tegenover de netbeheerder.

Artikel 14

  • 1 Degenen, bedoeld in artikel 10, tweede of derde lid, kunnen met inachtneming van een redelijke termijn de aanwijzing als netbeheerder vervangen door een aanwijzing van een andere naamloze of besloten vennootschap als netbeheerder.

  • 2 In geval van fusie, splitsing, ontbinding of faillissement van de vennootschap die als netbeheerder is aangewezen, vervalt de aanwijzing als netbeheerder van rechtswege en wijzen degenen, bedoeld in artikel 10, tweede en derde lid, onverwijld een naamloze of besloten vennootschap als netbeheerder aan. Deze vennootschap kan dezelfde zijn als de vennootschap die daarvoor als netbeheerder was aangewezen.

  • 3 Degenen, bedoeld in artikel 10, tweede en derde lid, wijzen voor afloop van de periode, bedoeld in artikel 10, vierde lid, een naamloze of besloten vennootschap als netbeheerder aan voor de daarop aansluitende periode. Deze vennootschap kan dezelfde zijn als de vennootschap die daarvoor als netbeheerder was aangewezen.

  • 4 De artikelen 10 tot en met 13 zijn van overeenkomstige toepassing op de aanwijzing als netbeheerder, bedoeld in het eerste, tweede of derde lid.

Artikel 15

  • 1 Het gebod, bedoeld in artikel 10, derde lid, geldt niet voor zover het een net betreft met een spanningsniveau van ten hoogste 0,4 kV en een verbruik van ten hoogste 0,1 GWh per jaar, en een ander dan een leverancier of een netbeheerder een recht van gebruik heeft van dat net.

  • 2 Onze Minister kan op diens aanvraag aan degene aan wie een ander net dan het landelijk hoogspanningsnet toebehoort een ontheffing verlenen van het gebod, bedoeld in artikel 10, derde lid, voor zover het een net betreft waarop een beperkt aantal andere natuurlijke personen of rechtspersonen zijn aangesloten en:

    • a. het net bestemd is om de aanvrager te voorzien van elektriciteit dan wel om het centrale bedrijfsproces van de aanvrager te ondersteunen, of

    • b. het net bestemd is om een aantal samenwerkende natuurlijke personen of rechtspersonen te voorzien van elektriciteit en de samenwerking van deze personen een betrouwbaar, duurzaam, doelmatig en milieuhygiënisch verantwoord functionerende energiehuishouding in hun vestigingen ten doel heeft, of

    • c. ten aanzien van het net kwaliteitseisen van toepassing zijn die in betekenende mate afwijken van de voorwaarden die de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit op grond van artikel 36 of 37 heeft vastgesteld, en

    • d. de aanvrager geen netbeheerder is en niet in een groepsmaatschappij met een netbeheerder verbonden is.

  • 3 Indien een ontheffing als bedoeld in het tweede lid is verleend, sluit de ontheffinghouder een overeenkomst met de netbeheerder van het net waarop zijn net is aangesloten om te waarborgen dat de uitvoering van de taken van die netbeheerder niet wordt belemmerd.

  • 4 Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden met betrekking tot de aansluiting op het net, de toegang tot het net, het uitvoeren van de taken als bedoeld in artikel 16, eerste lid, of 16a en met betrekking tot de tarieven en voorwaarden die daarbij gehanteerd moeten worden.

  • 5 Onze Minister kan een ontheffing intrekken indien degene aan wie de ontheffing is verleend:

    • a. niet langer voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in het tweede lid,

    • b. in strijd handelt met het derde lid of de voorschriften, bedoeld in het vierde lid, of

    • c. bij de aanvraag om een ontheffing onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag zou hebben geleid.

  • 6 In afwijking van het tweede lid, onderdeel d, kan aan een aanvrager die in een groepsmaatschappij met een netbeheerder is verbonden een ontheffing worden verleend, indien van hem in redelijkheid niet kan worden verwacht dat hij een netbeheerder aanwijst voor het net waarop de aanvraag betrekking heeft. Een netbeheerder onthoudt zich van bemoeienis met het beheer van het net waarop de ontheffing betrekking heeft.

§ 2. Taken en verplichtingen van de netbeheerder

Artikel 16

  • 1 De netbeheerder heeft in het kader van het beheer van de netten in het voor hem krachtens artikel 36 of 37 vastgestelde gebied tot taak:

    • a. de door hem beheerde netten in werking te hebben en te onderhouden;

    • b. de veiligheid en betrouwbaarheid van de netten en van het transport van elektriciteit over de netten op de meest doelmatige wijze te waarborgen;

    • c. de netten aan te leggen, te herstellen, te vernieuwen of uit te breiden, waarbij in overweging worden genomen maatregelen op het gebied van duurzame elektriciteit, energiebesparing en vraagsturing of decentrale elektriciteitsproductie waardoor de noodzaak van vervanging of vergroting van de productiecapaciteit ondervangen kan worden;

    • d. voldoende reservecapaciteit voor het transport van elektriciteit aan te houden;

    • e. op de grondslag van artikel 23 derden te voorzien van een aansluiting op de netten en hun desgevraagd een meter ter beschikking te stellen;

    • f. op de grondslag van artikel 24 ten behoeve van derden transport van elektriciteit uit te voeren;

    • g. het bevorderen van de veiligheid bij het gebruik van toestellen en installaties die elektriciteit verbruiken;

    • h. op verzoek van een producent vast te stellen of diens productie-installatie geschikt is voor de opwekking van duurzame elektriciteit dan wel of sprake is van een installatie voor warmtekrachtkoppeling met een bij ministeriële regeling vast te stellen mate van reductie van de uitstoot van kooldioxide dan wel of sprake is van een installatie voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling, alsmede of de meetinrichting geschikt is voor de meting van de elektriciteit die met de productie-installatie wordt opgewekt en op een net of een installatie ingevoed;

    • i. de hoeveelheid elektriciteit te meten die afkomstig is van een productie-installatie voor duurzame elektriciteit of klimaatneutrale elektriciteit of van een installatie voor warmtekrachtkoppeling;

    • j. koppelingen met andere netten te realiseren en reparaties aan zijn net uit te voeren;

    • k. onverminderd de artikelen 19 en 79, op een geschikte wijze gegevens te publiceren over koppelingen tussen de netten, gebruik van de netten en de toewijzing van transportcapaciteit;

    • l. afnemers alle gegevens te verstrekken die zij voor een efficiënte toegang tot het net nodig hebben;

    • m. voorzieningen te treffen in geval van een faillissement van een leverancier van elektriciteit aan afnemers als bedoeld in artikel 95a, eerste lid.

  • 2 In aanvulling op de taken, bedoeld in het eerste lid, heeft de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet tevens tot taak:

    • a. technische voorzieningen te treffen en systeemdiensten uit te voeren, waaronder het aanhouden van voldoende productiereservecapaciteit, die nodig zijn om het transport van elektriciteit over alle netten op een veilige en doelmatige wijze te waarborgen;

    • b. mede ten behoeve van de andere netbeheerders de technische voorzieningen en systeemdiensten, bedoeld onder a, te benutten;

    • c. op de grondslag van paragraaf 7 van dit hoofdstuk ten behoeve van derden transport van elektriciteit uit te voeren met behulp van het landelijk hoogspanningsnet, voor de uitvoer van die elektriciteit vanuit Nederland naar een afnemer of leverancier in het buitenland, dan wel voor de invoer van die elektriciteit vanuit het buitenland naar een afnemer of leverancier in Nederland;

    • d. een passend niveau van voorzieningen te treffen en te handhaven, waaronder het aanhouden van voldoende productiereservecapaciteit, in verband met de leveringszekerheid op de korte en de lange termijn;

    • e. [Red: vervallen;]

    • f. indien Onze Minister hem dit opdraagt, werkzaamheden te verrichten ter uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 4a;

    • g. andere netbeheerders de gegevens te verschaffen die nodig zijn om een betrouwbare en efficiënte werking, alsmede de samenhangende ontwikkeling en interoperabiliteit, van de netten te waarborgen. In geval van grensoverschrijdende koppeling met andere lidstaten van de Europese Unie dan wel met niet lidstaten wisselt de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet met de betreffende netbeheerders in die landen, in overeenstemming met de operationele minimumvereisten als bedoeld in artikel 31, elfde lid, tijdig en op doeltreffende wijze gegevens uit over het functioneren van de landgrensoverschrijdende netten.

  • 3 Het is anderen dan de desbetreffende netbeheerder verboden een taak uit te voeren als bedoeld in het eerste of tweede lid, behoudens voor zover het betreft het realiseren van de aansluiting van een afnemer als bedoeld in artikel 16c, het aanleggen van een landsgrensoverschrijdend net als bedoeld in het zesde lid of het aanleggen, beheren en onderhouden van een net als bedoeld in artikel 15, eerste of tweede lid, dan wel ter uitvoering van een procedure als bedoeld in artikel 20, derde lid.

  • 4 Producenten, leveranciers en handelaren onthouden zich van iedere bemoeiing met de uitvoering van de taken die op grond van het eerste of tweede lid aan een netbeheerder zijn opgedragen.

  • 5 Indien een ander dan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet een landsgrensoverschrijdend net heeft aangelegd, heeft de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet tot taak dat net te beheren met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze wet. Indien een ander dan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet een recht van gebruik heeft van een net dat op grond van artikel 10, eerste lid, behoort tot het landelijk hoogspanningsnet, is hij verplicht aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet alle medewerking te verlenen opdat deze zijn taken op grond van het eerste en tweede lid kan uitvoeren.

  • 6 Indien de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet energie inkoopt ter uitvoering van zijn wettelijke taken, doet hij dit op basis van een transparante, niet-discriminatoire en marktconforme procedure.

  • 7 Een besluit als bedoeld in het tweede lid, onderdeel f, wordt gepubliceerd in de Staatscourant.

  • 8 Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld ter uitvoering van de taak, bedoeld in het eerste lid, onderdeel m. Deze regels hebben mede betrekking op de wijze waarop enerzijds de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet en anderzijds de producenten, leveranciers, handelaren en afnemers zich jegens elkaar gedragen in verband met de uitvoering van de taak, bedoeld in het tweede lid, onderdeel d.

  • 9 De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit brengt advies uit over het ontwerp van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het achtste lid. De voordracht voor een krachtens dit artikel vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet gedaan dan nadat het ontwerp in de Staatscourant is bekendgemaakt en aan een ieder de gelegenheid is geboden om binnen vier weken na de dag waarop de bekendmaking is geschied, wensen en bedenkingen ter kennis van Onze Minister te brengen. Gelijktijdig met de bekendmaking wordt het ontwerp aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd.

  • 10 Tot de voorzieningen die de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet ter uitvoering van zijn taak bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, treft, behoren het voor transport van elektriciteit handhaven van reservecapaciteit die groot genoeg is om de operationele netwerkveiligheid te waarborgen en het samenwerken met netbeheerders waarmee hij een landgrensoverschrijdend net heeft.

  • 11 Een beslissing tot het aanleggen van een landsgrensoverschrijdend net door de netbeheerder van het landelijke hoogspanningsnet dan wel door een ander als bedoeld in het zesde lid wordt niet genomen dan in nauwe samenwerking met de netbeheerders in andere landen waarmee een landgrensoverschrijdend net tot stand wordt gebracht en andere relevante netbeheerders.

  • 12 Indien de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet het noodzakelijke acht voorzieningen te treffen als bedoeld in artikel 16, tweede lid, onderdeel d, ter uitvoering van zijn taak de leveringszekerheid voor de lange termijn te waarborgen, verstrekt hij de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit een overzicht van de te nemen maatregelen en de gevolgen van die maatregelen voor afnemers en het functioneren van de markt. De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit zendt het overzicht vergezeld van zijn advies aan Onze Minister. De maatregelen behoeven de goedkeuring van Onze Minister.

  • 13 Onze Minister verleent zijn goedkeuring niet eerder dan vier weken nadat het overzicht en het advies, bedoeld in het dertiende lid, aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Artikel 16Aa

  • 1 Een netbeheerder verricht de werkzaamheden ter uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 16, eerste en tweede lid, in eigen beheer of tezamen met een of meer andere netbeheerders.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kunnen de navolgende werkzaamheden worden uitbesteed:

    • a. feitelijke werkzaamheden in verband met de aanleg, het onderhoud en de reparatie van het net;

    • b. inspecties van netten met het oog op de veiligheid;

    • c. speur- en ontwikkelingswerk ten behoeve van de aanleg, het onderhoud en de reparatie van het net;

    • d. de werkzaamheden ter uitvoering van artikel 16, tweede lid, onderdeel e.

  • 3 Ingeval van uitbesteding van werkzaamheden als bedoeld in het tweede lid:

    • a. behoudt de netbeheerder de verantwoordelijkheid voor de volledige en juiste uitvoering van de desbetreffende taken,

    • b. draagt de netbeheerder er zorg voor dat de regels die krachtens artikel 11b, eerste lid, zijn gesteld met betrekking tot het voorkomen van discriminatie bij de uitoefening van zijn taken en bevoegdheden, van overeenkomstige toepassing zijn bij het verrichten van de uitbestede werkzaamheden en

    • c. draagt de netbeheerder er zorg voor dat in de overeenkomst tot uitbesteding de wijze waarop de kosten voor de desbetreffende werkzaamheden worden berekend, wordt vastgelegd.

  • 4 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het derde lid, onderdelen a, b en c.

Artikel 16a

  • 2 Degene, niet zijnde een netbeheerder, die bij een afnemer de meting van van het net afgenomen en verbruikte of opgewekte en op het net ingevoede elektriciteit verricht, deelt de daarmee verkregen meetgegevens mee aan de desbetreffende afnemer en aan de netbeheerder op wiens net de afnemer is aangesloten.

  • 3 De netbeheerder deelt het resultaat van de vaststelling, bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel h, en de meetgegevens, bedoeld in het tweede lid en in artikel 16, eerste lid, onderdeel i, mee aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet alsmede aan de desbetreffende producent voor zover die nog niet de beschikking heeft over die informatie.

Artikel 16b

  • 1 Een netbeheerder heeft in het kader van het beheer van de netten in het voor hem krachtens artikel 36 of 37 vastgestelde gebied tot taak voor het jaar 2009 en het jaar 2010 een forfaitair bedrag uit te betalen aan afnemers als bedoeld in het tweede lid als gedeeltelijke tegemoetkoming voor wijziging van de tariefdrager voor het transportafhankelijke element van het tarief, bedoeld in artikel 29, derde lid.

  • 2 Voor een uitbetaling als bedoeld in het eerste lid komt een afnemer in aanmerking die op 1 januari 2009 of 1 januari 2010 beschikt over een aansluiting met een totale maximale doorlaatwaarde van meer dan 3*25A en niet meer dan 3*80A.

  • 3 In afwijking van het tweede lid komt een afnemer niet in aanmerking voor een uitbetaling voor het jaar 2010, indien gedurende het jaar 2009 de totale maximale doorlaatwaarde van zijn aansluiting is verhoogd.

  • 4 In afwijking van het tweede lid komt een afnemer niet in aanmerking voor een uitbetaling, indien de totale maximale doorlaatwaarde van zijn aansluiting is verlaagd tot 3*25A of lager naar aanleiding van een verzoek daartoe dat uiterlijk drie maanden na ontvangst van de eerste afrekening na 1 januari 2009 bij de netbeheerder is ingediend.

  • 5 Indien de totale maximale doorlaatwaarde van een aansluiting van een afnemer als bedoeld in het tweede lid is verlaagd naar aanleiding van een verzoek daartoe dat uiterlijk drie maanden na ontvangst van de eerste afrekening na 1 januari 2009 bij de netbeheerder is ingediend, wordt ten behoeve van de uitbetaling, bedoeld in het eerste lid, de nieuwe doorlaatwaarde van de aansluiting geacht aanwezig te zijn geweest vanaf 1 januari 2009.

  • 6 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de hoogte van de uitbetaling, bedoeld in het eerste lid, welke per categorie van afnemers kan verschillen.

  • 7 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot:

    • a. de uitvoering van de uitbetaling, waaronder de informatievoorziening, de datum van uitbetaling en de wijze waarop wordt uitbetaald;

    • b. de inrichting van de administratie die netbeheerders moeten voeren in verband met de in het eerste lid genoemde taak.

Artikel 16c

  • 1 In afwijking van artikel 16, eerste lid, onderdeel e, kan een afnemer die een aansluiting op het net wenst met een aansluitwaarde groter dan 10 MVA een openbare aanbesteding van de aansluitingswerkzaamheden uitschrijven.

  • 2 Met een afnemer, bedoeld in het eerste lid, wordt gelijkgesteld een organisatorische eenheid, die zich in hoofdzaak bezig houdt met openbaar vervoer per trein, tram, of trolley, met mijnbouwkundige activiteiten, met het beheer van openbare verlichting of van verkeersregelinstallaties, dan wel met riolering, bemaling, waterzuivering of transport en distributie van water waarbij deze eenheid ingevolge de technische aard van de bedrijfsuitoefening beschikt over verscheidene aansluitingen.

  • 3 Het bedrijf dat de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, uitvoert, beschikt ten minste over voldoende kennis, deskundigheid en ervaring om een aansluiting op het net te kunnen realiseren.

  • 4 De afnemer die het verzoek, bedoeld in het eerste lid, doet, verzoekt de netbeheerder die het net beheert om instemming met het realiseren van een aansluiting als bedoeld in het eerste lid. De netbeheerder onthoudt zijn instemming slechts, indien met het verlenen van de gevraagde instemming de betrouwbaarheid van het door hem beheerde net niet langer kan worden gewaarborgd.

  • 5 Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op het wijzigen, onderhouden en verwijderen van een aansluiting als bedoeld in het eerste of tweede lid.

Artikel 17

  • 1 Het is de netbeheerder, niet zijnde de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet of een rechtspersoon waarin de netbeheerder een deelneming heeft als bedoeld in artikel 24c van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, niet toegestaan goederen of diensten waarmee zij in concurrentie treden te leveren, tenzij het betreft het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van:

    • a. de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 16, eerste of tweede lid, of 16a, voor zichzelf, voor andere netbeheerders of voor anderen die een recht van gebruik van een net hebben;

    • b. de aanleg, het beheer of het onderhoud van leidingen buiten gebouwen voor het transport van gas;

    • c. het ter beschikking stellen en houden van netten ten behoeve van het gebruik van daarmee verbonden zaken door derden;

    • d. het uitvoeren van werkzaamheden, bedoeld in artikel 16c, eerste en vijfde lid.

  • 2 Indien een netbeheerder, niet zijnde de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, deel uitmaakt van een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, is het deze groep niet toegestaan om handelingen of activiteiten te verrichten die strijdig kunnen zijn met het belang van het beheer van het desbetreffende net.

  • 3 Onder handelingen en activiteiten als bedoeld in het tweede lid worden in ieder geval verstaan:

    • a. handelingen en activiteiten die niet op enigerlei wijze betrekking hebben op of verband houden met infrastructurele voorzieningen of aanverwante activiteiten,

    • b. het door de netbeheerder verstrekken van zekerheden ten behoeve van de financiering van activiteiten van tot de groep behorende rechtspersonen of vennootschappen en

    • c. het zich aansprakelijk stellen door de netbeheerder voor schulden van tot de groep behorende rechtspersonen of vennootschappen,

    tenzij het verstrekken van zekerheden of het zich aansprakelijk stellen voor schulden door de netbeheerder:

    • 1°. geschiedt ten behoeve van handelingen of activiteiten die de netbeheerder zelf zou mogen verrichten,

    • 2°. anderszins verband houdt met het netbeheer of

    • 3°. geschiedt om te voldoen aan voorwaarden in verband met de toepassing van wettelijke bepalingen.

  • 4 De statuten van de rechtspersonen die met een netbeheerder, niet zijnde de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, in een groep zijn verbonden, behoeven de goedkeuring van Onze Minister voor zover het betreft de daarin opgenomen doelstellingen van die rechtspersonen.

Artikel 17a

  • 1 Het is de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet of een rechtspersoon waarin de netbeheerder een deelneming heeft als bedoeld in artikel 24c, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, niet toegestaan goederen of diensten waarmee zij in concurrentie treden te leveren, tenzij het betreft het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van:

    • a. de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 16, eerste of tweede lid, of 16a voor zichzelf, voor andere netbeheerders of voor anderen die een recht van gebruik op een net hebben,

    • b. de aanleg, het beheer of het onderhoud van leidingen buiten gebouwen voor het transport van gas of

    • c. het ter beschikking stellen en houden van netten ten behoeve van het gebruik van daarmee verbonden zaken door derden;

    • d. het uitvoeren van werkzaamheden, bedoeld in artikel 16c, eerste en vijfde lid.

  • 2 Indien de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet onderdeel uitmaakt van een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, is het deze groep niet toegestaan om handelingen of activiteiten te verrichten die strijdig kunnen zijn met het belang van het beheer van het landelijk hoogspanningsnet.

  • 3 De statuten van de rechtspersonen die met de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet in een groep zijn verbonden, behoeven de goedkeuring van Onze Minister voor zover het betreft de daarin opgenomen doelstellingen van die rechtspersonen.

  • 4 De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet verstrekt binnen zes maanden na afloop van ieder kalenderjaar aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit een overzicht van de financiële middelen waarover hij beschikt ten behoeve van de uitvoering van zijn wettelijke taken, waaruit blijkt welke financiële middelen voor de afzonderlijke taken beschikbaar zijn.

Artikel 18

  • 1 Indien een met de netbeheerder in een groep verbonden groepsmaatschappij in de zin van artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek activiteiten verricht die de netbeheerder op grond van artikel 17 of 17a niet zelf mag verrichten, mag de netbeheerder of een rechtspersoon waarin de netbeheerder een deelneming heeft als bedoeld in artikel 17 of 17a een dergelijke groepsmaatschappij niet bevoordelen boven anderen waarmee een dergelijke groepsmaatschappij in concurrentie treedt, of anderszins voordelen toekennen die verder gaan dan in normaal handelsverkeer gebruikelijk is.

  • 2 Als bevoordelen van een groepsmaatschappij als bedoeld in het eerste lid of het toekennen van voordelen die verder gaan dan in normaal handelsverkeer gebruikelijk is, worden in ieder geval aangemerkt:

    • a. het verstrekken van gegevens aan een groepsmaatschappij over afnemers, niet zijnde niet zijnde afnemers als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, die een verzoek als bedoeld in artikel 23 of 24 hebben gedaan;

    • b. het leveren van goederen of diensten aan een groepsmaatschappij tegen een vergoeding die lager is dan de redelijkerwijs daaraan toe te rekenen kosten, of

    • c. het toestaan van het gebruik door een groepsmaatschappij van de naam en het beeldmerk van de netbeheerder op een wijze waardoor verwarring bij het publiek te duchten is over de herkomst van goederen of diensten.

  • 3 De netbeheerder voegt bij zijn jaarrekening een verklaring waaruit blijkt dat de financiële verhouding tussen de netbeheerder en de groepsmaatschappijen, bedoeld in het eerste lid, voldoet aan de in het eerste lid gestelde eisen. De netbeheerder legt een exemplaar van zijn jaarrekening, de daartoe behorende toelichting en de daarbij gevoegde verklaring voor een ieder ter inzage in al zijn kantoren en zendt een exemplaar daarvan aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit.

Artikel 18a

  • 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent een goed financieel beheer van de netbeheerder.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde regels houden in ieder geval in dat

    • a. de netbeheerder voldoet aan bij of krachtens die maatregel gestelde eisen aan zijn kredietwaardigheid waaronder de verhouding tussen vreemd vermogen en totaal vermogen, of dat

    • b. de netbeheerder beschikt over een verklaring van een onafhankelijke deskundige ten aanzien van zijn kredietwaardigheid.

  • 3 In de in het eerste lid bedoelde maatregel kunnen tevens

    • a. regels worden gesteld omtrent de wijze van berekening van vermogensonderdelen;

    • b. eisen worden gesteld met betrekking tot de in het tweede lid, onderdeel b, bedoelde verklaring en de daar bedoelde deskundige.

Artikel 19

De netbeheerder gebruikt aan hem verstrekte gegevens over afnemers als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, uitsluitend voor het uitvoeren van in deze wet aan de netbeheerder opgedragen taken, met dien verstande dat deze gegevens mede kunnen worden gebruikt voor het ten behoeve van de vergunninghouder innen van de vergoeding voor het leveren van elektriciteit.

Artikel 19a

  • 1 Een netbeheerder houdt een registratie bij van kwaliteitsindicatoren betreffende het transport van elektriciteit.

  • 2 De netbeheerder zendt de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit voor 1 maart van elk jaar een afschrift van de registratie van het voorafgaande jaar tezamen met een rapportage waarin de wijzigingen ten opzichte van het daaraan voorafgaande jaar zijn toegelicht. De netbeheerder maakt eveneens voor het tijdstip, bedoeld in de eerste volzin, de rapportage op een geschikte wijze openbaar.

  • 3 De netbeheerder bewaart de registratie ten minste tien jaar.

  • 4 De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit kan onderzoek doen naar de deugdelijkheid van de registratie, in het bijzonder doch niet uitsluitend door in het net van de desbetreffende netbeheerder metingen te verrichten of te doen verrichten. De netbeheerder gedoogt dat de metingen in zijn net worden verricht.

  • 5 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over:

    • a. de inhoud van de registratie en de wijze van registreren;

    • b. de kwaliteitsindicatoren die in de registratie zijn opgenomen;

    • c. de rapportage.

  • 6 De in het vijfde lid bedoelde ministeriële regeling kan, ten behoeve van het toezicht op de naleving van dit artikel, mede inhouden dat een door een geaccrediteerde instelling aan een netbeheerder verstrekt certificaat van conformiteit aan het bepaalde bij of krachtens dit artikel, het vermoeden oplevert dat de netbeheerder overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens dit artikel uitvoering geeft aan de verplichting tot registratie.

Artikel 19b

  • 1 De netbeheerder, met uitzondering van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, verstrekt binnen zes maanden na afloop van ieder kalenderjaar aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit:

    • a. een overzicht van de door hem gesloten overeenkomsten met betrekking tot het verrichten van diensten ten behoeve van het netbeheer, vergezeld van afschriften van die overeenkomsten voorzover de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit daarover niet reeds beschikt,

    • b. een overzicht van het aantal personen dat bij de netbeheerder werkzaam is ter uitvoering van de in artikel 16 en 16a genoemde taken,

    • c. een overzicht van in het afgelopen jaar gerealiseerde investeringen in het net,

    • d. een overzicht van de financiële middelen waarover hij beschikt ten behoeve van de uitvoering van zijn wettelijke taken, waaruit blijkt welke financiële middelen voor de afzonderlijke taken beschikbaar zijn, en

    • e. een verklaring van een onafhankelijke deskundige omtrent het in onderdeel d bedoelde overzicht.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de overzichten, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met d, en de verklaring, bedoeld in het eerste lid, onderdeel e.

Artikel 19c

De netbeheerder, met uitzondering van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, draagt er zorg voor dat de afnemers die op zijn net zijn aangesloten een overzicht ontvangen waarop de kosten in verband met die aansluiting overzichtelijk en begrijpelijk zijn gespecificeerd.

Artikel 19d

  • 1 De netbeheerder, met uitzondering van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, voorziet in een procedure voor de behandeling van klachten van afnemers over het netbeheer.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde procedure voorziet er ten minste in dat:

    • a. de behandeling van de klacht geschiedt door een persoon die niet bij de gedraging waarop de klacht betrekking heeft, betrokken is geweest,

    • b. de klager schriftelijk en gemotiveerd in kennis wordt gesteld van de bevindingen naar aanleiding van de klacht en van de conclusies die daaraan worden verbonden, en

    • c. de klacht zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen acht weken wordt afgehandeld.

Artikel 19e

  • 1 Een netbeheerder draagt er, al dan niet samen met een of meer andere netbeheerders, zorg voor dat onderbrekingen in het transport van elektriciteit door afnemers op een eenvoudige wijze gemeld kunnen worden en maakt aan afnemers bekend op welke wijze deze meldingen kunnen geschieden.

  • 2 Een netbeheerder registreert, al dan niet samen met een of meer andere netbeheerders, van de gemelde onderbrekingen, de datum en het tijdstip van het begin van de onderbrekingen, de duur van de onderbrekingen, de locatie, aard en oorzaak van de onderbrekingen alsmede het aantal getroffen afnemers.

  • 3 Een netbeheerder maakt, al dan niet samen met andere netbeheerders, de actuele stand van zaken betreffende de geregistreerde onderbrekingen in zijn net op geschikte wijze openbaar, en vermeldt daarbij de datum en het tijdstip van het begin van de onderbrekingen, de duur van de onderbrekingen, de locatie, aard en oorzaak van de onderbrekingen alsmede het aantal getroffen afnemers.

§ 3. Aanleg, herstel, uitbreiding of vernieuwing van netten

Artikel 20

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot daarbij aan te wijzen gebieden regels worden gesteld over de wijze waarop, gelet op het belang van een betrouwbaar, duurzaam, doelmatig en milieuhygiënisch verantwoord functionerende energiehuishouding, een afweging wordt gemaakt met betrekking tot de aanleg van een net en de aanleg van leidingen voor het transport van gas of warmte.

  • 3 Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat een net slechts wordt aangelegd als resultaat van een openbare procedure waarin gegadigden op een te plaatsen opdracht kunnen inschrijven met een aanbieding voor de aanleg van een net of van leidingen voor het transport van gas of warmte.

Artikel 20a

  • 1 De procedure bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Wet ruimtelijke ordening, is van toepassing op een uitbreiding van het landelijke hoogspanningsnet, voor zover het betreft de van dat net deel uitmakende netten bestemd voor het transport van elektriciteit op een spanningsniveau van 220 kV of hoger en die als zodanig worden bedreven, en de van dat net deel uitmakende landsgrensoverschrijdende netten op een spanningsniveau van 500 V of hoger, met inbegrip van de aansluitingen op die netten.

  • 2 De beheerder van het net, bedoeld in het eerste lid, meldt een voornemen tot een uitbreiding van een net waarop het eerste lid van toepassing is zo spoedig mogelijk schriftelijk aan Onze Minister. Bij ministeriële regeling kan voor het doen van de melding en de daarbij te verstrekken gegevens een formulier worden vastgesteld.

  • 3 Indien, in aanmerking genomen de omvang, aard en ligging van een net als bedoeld in het eerste lid, alsmede het aantal voor de aanleg of uitbreiding van dat net benodigde besluiten, redelijkerwijs niet valt te verwachten dat toepassing van de procedure, bedoeld in het eerste lid, de besluitvorming in betekenende mate zal versnellen of daaraan anderszins aanmerkelijke voordelen zijn verbonden, kan Onze Minister bepalen dat:

Artikel 20b

  • 2 Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3.28, vierde lid, van de Wet ruimtelijke ordening treden, in afwijking van dat artikellid, Onze Minister en Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer gezamenlijk in de plaats van burgemeester en wethouders ten aanzien van de bevoegdheden en verplichtingen, bedoeld in dat artikellid.

Artikel 20c

Artikel 21

  • 1 Een netbeheerder beschikt over een doeltreffend systeem voor de beheersing van de kwaliteit van zijn transportdienst en over voldoende capaciteit voor het transport van elektriciteit om te voorzien in de totale behoefte.

  • 2 De netbeheerder dient om het jaar bij de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit een door hem vastgesteld document in waarin hij:

    • a. aangeeft welk kwaliteitsniveau hij nastreeft,

    • b. aannemelijk maakt dat hij beschikt over een doeltreffend kwaliteitsbeheersingssysteem voor zijn transportdienst, en

    • c. aannemelijk maakt dat hij over voldoende capaciteit beschikt om te voorzien in de totale behoefte aan het transport van elektriciteit.

  • 3 Bij ministeriële regeling worden regels, die kunnen verschillen per spanningsniveau, gesteld over:

    • a. de eisen aan het kwaliteitsbeheersingssysteem;

    • b. de te verschaffen informatie over het nagestreefde kwaliteitsniveau en over het kwaliteitsbeheersingssysteem;

    • c. de wijze van ramen van de totale behoefte aan capaciteit voor het transport van elektriciteit;

    • d. de te verschaffen gegevens over de totale behoefte aan capaciteit voor het transport van elektriciteit en over de wijze waarop de netbeheerder voornemens is te voorzien in de totale behoefte aan capaciteit voor het transport van elektriciteit;

    • e. de periode waarop het document of onderdelen daarvan betrekking hebben.

  • 4 De netbeheerder maakt het document op een geschikte wijze openbaar.

  • 5 Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat een door een geaccrediteerde instelling aan een netbeheerder verstrekt certificaat van conformiteit aan het bepaalde bij of krachtens dit artikel, ten behoeve van het toezicht op de naleving van dit artikel, het vermoeden oplevert dat de netbeheerder een kwaliteitsbeheersingssyteem heeft en daaraan uitvoering geeft overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens dit artikel.

  • 6 De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet geeft in het document bedoeld in het tweede lid in elk geval aan welke prestaties op het gebied van leveringskwaliteit en operationele netwerkveiligheid hij nastreeft.

  • 7 De doelstellingen bedoeld in het zesde lid zijn objectief, transparant en niet-discriminatoir.

  • 8 De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit verleent goedkeuring aan het document bedoeld in het tweede lid voor zover het betreft de prestaties die de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet nastreeft ten aanzien van de leveringskwaliteit en de operationele netwerkveiligheid indien naar het oordeel van de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit blijkt dat deze netbeheerder in voldoende mate en op een doelmatige wijze kan voorzien in de door hem gestelde doelen.

Artikel 22

  • 1 Indien naar het oordeel van de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit uit de overzichten, bedoeld in artikel 19b of uit het document, bedoeld in artikel 21, of anderszins, blijkt dat een netbeheerder in onvoldoende mate of op een ondoelmatige wijze kan of zal kunnen voorzien in het door hem te bereiken niveau van de kwaliteit van zijn transportdienst of in de totale behoefte aan capaciteit voor het transport van elektriciteit over de door hem beheerde netten, meldt hij zulks na overleg met de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet en de netbeheerder van het desbetreffende net aan Onze Minister.

  • 2 Nadat hij een melding heeft ontvangen, kan Onze Minister aan de desbetreffende netbeheerder opdragen voorzieningen te treffen teneinde zeker te stellen dat het transport van elektriciteit in voldoende mate of op een doelmatige wijze plaatsvindt met inachtneming van het bij of krachtens deze wet bepaalde.

  • 3 Onze Minister is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van de opdracht, bedoeld in het tweede lid.

§ 4. Aansluiting op het net en transport van elektriciteit

Artikel 23

  • 1 De netbeheerder is verplicht degene die daarom verzoekt te voorzien van een aansluiting op het door hem beheerde net tegen een tarief en tegen andere voorwaarden die in overeenstemming zijn met de paragrafen 5 en 6 van dit hoofdstuk. De netbeheerder verstrekt degene die om een aansluiting op het net verzoekt een gedetailleerde en volledige opgave van de uit te voeren werkzaamheden en de te berekenen kosten van de handelingen, onderscheiden in artikel 28, eerste lid.

  • 2 De netbeheerder onthoudt zich van iedere vorm van discriminatie tussen degenen jegens wie de verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt.

  • 3 Een aansluiting wordt door de netbeheerder gerealiseerd binnen een redelijke termijn. Deze redelijke termijn is in ieder geval verstreken wanneer de gevraagde aansluiting niet is gerealiseerd binnen 18 weken nadat het verzoek om een aansluiting bij de netbeheerder is ingediend. De vorige volzin is niet van toepassing op aansluitingen van 10 MVA of hoger.

Artikel 24

  • 1 De netbeheerder is verplicht aan degene die daarom verzoekt een aanbod te doen om met gebruikmaking van het door hem beheerde net ten behoeve van de verzoeker transport van elektriciteit uit te voeren tegen een tarief en tegen andere voorwaarden die in overeenstemming zijn met de paragrafen 5 en 6 van dit hoofdstuk.

  • 2 De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt niet voor zover de netbeheerder voor het gevraagde transport redelijkerwijs geen capaciteit ter beschikking heeft. Een weigering transport uit te voeren als bedoeld in de vorige volzin is met redenen omkleed. De netbeheerder verschaft degene aan wie transport is geweigerd desgevraagd en ten hoogste tegen kostprijs de relevante gegevens over de maatregelen die nodig zijn om het net te versterken.

  • 3 De netbeheerder onthoudt zich van iedere vorm van discriminatie tussen degenen jegens wie de verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt.

Artikel 24a

  • 1 Indien een afnemer van leverancier wisselt, voert de netbeheerder die wisseling uit overeenkomstig bij ministeriële regeling te stellen regels.

  • 2 In de ministeriële regeling, bedoeld in het eerste lid, worden in ieder geval regels gesteld over de termijn waarbinnen de wisseling moet zijn uitgevoerd en over de bij een verzoek om wisseling te verstrekken gegevens.

Artikel 25

  • 1 Indien de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet maatregelen neemt als bedoeld in artikel 24 van de richtlijn en artikel 6 van de Verordening maakt hij daarbij geen onderscheid tussen landgrensoverschrijdende en niet-landgrensoverschrijdende contracten.

  • 2 De maatregelen worden genomen op basis van door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet vooraf gedefinieerde criteria met betrekking tot het beheer van onbalans die in nauw overleg met de relevante netbeheerders in andere landen worden vastgesteld.

  • 3 De maatregelen worden in nauw overleg met de relevante netbeheerders in andere landen genomen met in achtneming van de terzake geldende bilaterale overeenkomsten.

Artikel 26

  • 1 De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit kan op aanvraag besluiten dat capaciteit op het landsgrensoverschrijdend net voor het transport van elektriciteit tot een door hem te bepalen omvang en voor een door hem te bepalen tijdsduur bij voorrang wordt bestemd voor door hem aan te geven verzoekers om capaciteit voor het transport van elektriciteit, indien die capaciteit uitsluitend is bestemd om op een transparante en niet-discriminatoire wijze, die bijdraagt aan een goede marktwerking op de elektriciteitsmarkt, te worden toegewezen.

  • 2 Bij het nemen van het besluit, bedoeld in het eerste lid, kan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit voor het transport van elektriciteit voorwaarden goedkeuren en tarieven vaststellen die afwijken van het bepaalde bij of krachtens de paragrafen 5 en 6 van dit hoofdstuk.

  • 3 Het besluit, bedoeld in het eerste lid, mag niet het gevolg hebben dat de hoeveelheid capaciteit die de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet reserveert om noodzakelijk transport van elektriciteit in het kader van onderlinge hulp en bijstand ten behoeve van de instandhouding van de integriteit van de netten te kunnen uitvoeren, wordt beperkt.

  • 4 Een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt bekend gemaakt in de Staatscourant.

Artikel 26a

  • 1 Een netbeheerder hanteert voorwaarden die redelijk, objectief en niet discriminerend zijn.

  • 3 Een voorwaarde is redelijk, wanneer dit blijkt uit de aard, inhoud of wijze van totstandkoming van de betrokken voorwaarde.

§ 5. Tariefstructuren en voorwaarden

Artikel 26b

  • 1 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de tariefstructuren en voorwaarden als bedoeld in de artikelen 27 en 31.

  • 2 De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit brengt advies uit over het ontwerp van de in het eerste lid bedoelde regels.

  • 3 Een krachtens het eerste lid vast te stellen ministeriële regeling treedt niet eerder in werking dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd. Het ontwerp wordt vergezeld door het over de ministeriële regeling uitgebrachte advies van de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit.

Artikel 27

  • 1 Met inachtneming van de in artikel 26b bedoelde regels zenden de gezamenlijke netbeheerders aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit een voorstel met betrekking tot de door hen jegens afnemers te hanteren tariefstructuren dat de elementen en wijze van berekening beschrijft van het tarief waarvoor afnemers zullen worden aangesloten op een net, van het tarief waarvoor transport van elektriciteit, met inbegrip van de invoer, uitvoer en doorvoer van elektriciteit, ten behoeve van afnemers zal worden uitgevoerd, het tarief waarvoor de systeemdiensten worden verricht en de energiebalans wordt gehandhaafd en het tarief voor meting van elektriciteit bij afnemers als bedoeld in artikel 95a, eerste lid.

  • 2 In de tariefstructuren wordt in ieder geval opgenomen dat:

    • a. een afnemer recht heeft op een aansluiting op het door hem gewenste spanningsniveau, tenzij dit om technische redenen redelijkerwijs niet van de netbeheerder kan worden verlangd;

    • b. een afnemer recht heeft op een vergoeding van de netbeheerder, indien op zijn aansluiting een aansluiting ten behoeve van een derde wordt gemaakt;

    • c. een afnemer die beschikt over een aansluiting met meerdere verbindingen aangesloten op één of meer spanningsniveaus die vallen binnen dezelfde tariefcategorie voor de berekening van het transportafhankelijk transporttarief wordt geacht te beschikken over één aansluiting;

    • d. iedere afnemer recht heeft te worden aangesloten op het dichtstbijzijnde punt in het net met een bij zijn aansluiting behorend spanningsniveau, met dien verstande dat een afnemer die een aansluiting op het net wenst met een aansluitwaarde groter dan 10 MVA, wordt aangesloten op het dichtstbijzijnde punt in het net waar voldoende netcapaciteit beschikbaar is;

    • e. aanpassingen in het net die verband houden met het maken van een aansluiting komen voor rekening van de netbeheerder die het betreffende net beheert;

    • f. een afnemer, niet zijnde een afnemer die een aansluiting op het net wenst met een aansluitwaarde groter dan 10 MVA, recht heeft op een standaardaansluiting, waarbij de aansluitcapaciteit van deze aansluiting is gerelateerd aan de standaard gebruikte nominale aansluitspanning;

    • g. het aansluittarief wordt gebaseerd op de grootte van de aansluitcapaciteit.

  • 3 De tarieven die de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet in rekening brengt voor de handhaving van de energiebalans zijn objectief, transparant, niet-discriminatoir en weerspiegelen de kosten.

Artikel 28

  • 1 Het tarief waarvoor afnemers zullen worden aangesloten op een net heeft uitsluitend betrekking op:

    • a. het verbreken van het net van de desbetreffende netbeheerder om een fysieke verbinding van de installatie van een afnemer met dat net tot stand te brengen,

    • b. het installeren van voorzieningen om het net van de desbetreffende netbeheerder te beveiligen en beveiligd te houden en

    • c. het tot stand brengen en in stand houden van een verbinding tussen de plaats waar het net verbroken is en de voorzieningen om het net te beveiligen.

  • 2 Het tarief, bedoeld in het eerste lid, wordt in rekening gebracht bij iedere afnemer die door een netbeheerder wordt aangesloten op een net dat wordt beheerd door een netbeheerder.

  • 3 De tarieven voor de aansluiting van de afnemers die producent zijn, zijn objectief, transparant en niet-discriminatoir, waarbij rekening wordt gehouden met de kosten en baten van de onderscheiden technieken met betrekking tot duurzame energiebronnen, decentrale productie en warmtekrachtkoppeling.

Artikel 29

  • 1 Het tarief waarvoor transport van elektriciteit zal worden uitgevoerd ten behoeve van afnemers, heeft betrekking op de ontvangst van elektriciteit door een afnemer, ongeacht de plaats van opwekking van de elektriciteit en van de aansluiting waar de elektriciteit op het Nederlandse net is gebracht, of op het invoeden van elektriciteit door een afnemer, ongeacht de plaats van ontvangst van de elektriciteit.

  • 2 Het tarief, bedoeld in het eerste lid, wordt in rekening gebracht bij iedere afnemer die een aansluiting heeft op een net dat wordt beheerd door een netbeheerder. De tarieven voor de ontvangst van elektriciteit kunnen verschillen voor verschillende afnemers, afhankelijk van het spanningsniveau van het net waarop de elektriciteit wordt ontvangen, en de tarieven voor het invoeden van elektriciteit kunnen verschillen voor verschillende afnemers, afhankelijk van het spanningsniveau van het net waarop de elektriciteit wordt ingevoed.

  • 3 Onze Minister stelt de tariefdrager vast voor het transportafhankelijke element van het tarief, bedoeld in het eerste lid. Het transportonafhankelijke element van het tarief, bedoeld in het eerste lid, wordt uitgedrukt in een bedrag in euro. Het transporttarief wordt berekend per aansluiting. Voor de toepassing van het transporttarief wordt een streng van lichtmasten geacht te beschikken over één aansluiting.

  • 4 In aanvulling op het bepaalde bij of krachtens het eerste, tweede en derde lid, kunnen bij algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld met betrekking tot het tarief waarvoor transport van elektriciteit zal worden uitgevoerd ten behoeve van bij die maatregel aan te geven afnemers dan wel voor daarbij te omschrijven transport van elektriciteit.

  • 5 Het tarief, bedoeld in het eerste lid, dient mede ter dekking van de kosten die zijn verbonden aan verplichtingen die voor het tijdstip van intrekking van de Elektriciteitswet 1989 door de aangewezen vennootschap zijn aangegaan met betrekking tot de aanleg van een verbinding voor het transport van elektriciteit tussen Nederland en Noorwegen.

  • 6 Het tarief, bedoeld in het eerste lid, dient mede ter dekking van de kosten die zijn verbonden aan de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 16b, eerste lid.

  • 7 In afwijking van het tweede lid worden de kosten, bedoeld in het zesde lid, uitsluitend in rekening gebracht bij afnemers als bedoeld in artikel 95a, eerste lid.

Artikel 30

  • 1 Het tarief voor het verrichten van de systeemdiensten heeft betrekking op:

    • a. het reservevermogen en regelvermogen,

    • b. de black-start-voorzieningen en

    • c. de overige systeemdiensten.

  • 2 Het tarief, bedoeld in het eerste lid, wordt in rekening gebracht bij iedere afnemer die elektriciteit verbruikt en een aansluiting heeft op een net dat wordt beheerd door een netbeheerder.

  • 3 Het tarief, bedoeld in het eerste lid, wordt uitgedrukt in een bedrag per verbruikte hoeveelheid elektriciteit in kWh.

  • 4 Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat het tarief, bedoeld in het eerste lid, in rekening wordt gebracht bij de afnemer, bedoeld in het tweede lid, en bij iedere afnemer die een hoeveelheid elektriciteit opwekt en op het net invoedt, dan wel verbruikt op de eigen installatie. In dat geval wordt het tarief uitgedrukt in een bedrag per opgewekte dan wel verbruikte hoeveelheid elektriciteit in kWh.

Artikel 30a

Het tarief voor de meting van elektriciteit bij afnemers als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, heeft betrekking op:

  • a. het gebruik van de ter beschikking gestelde meter;

  • b. de vaststelling van de van het net afgenomen en verbruikte elektriciteit;

  • c. de vaststelling van de op het net ingevoede elektriciteit;

  • d. het meedelen van de gegevens aan de desbetreffende afnemer en aan de netbeheerder op wiens net de afnemer is aangesloten.

Artikel 31

  • 1 Met inachtneming van de in artikel 26b bedoelde regels zenden de gezamenlijke netbeheerders aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit een voorstel voor de door hen jegens afnemers te hanteren voorwaarden met betrekking tot:

    • a. de wijze waarop netbeheerders en afnemers alsmede netbeheerders zich jegens elkaar gedragen ten aanzien van het in werking hebben van de netten, het voorzien van een aansluiting op het net en het uitvoeren van transport van elektriciteit over het net,

    • b. de wijze waarop netbeheerders en afnemers alsmede netbeheerders zich jegens elkaar gedragen ten aanzien van het meten van gegevens betreffende het transport van elektriciteit en de uitwisseling van meetgegevens,

    • c. de wijze waarop de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet enerzijds en afnemers en de overige netbeheerders anderzijds zich jegens elkaar gedragen ten aanzien van de systeemdiensten,

    • d. de gebiedsindeling van de netbeheerders,

    • e. de regeling van de samenwerking tussen de netbeheerders ten aanzien van de uitvoering van de taken, bedoeld in de onderdelen a, b en c, alsmede ten behoeve van het waarborgen van het netbeheer van alle netten en het transport van elektriciteit in buitengewone omstandigheden,

    • f. de kwaliteitscriteria waaraan netbeheerders moeten voldoen met betrekking tot hun dienstverlening, welke in ieder geval betrekking hebben op te hanteren technische specificaties, het verhelpen van storingen in het transport van elektriciteit, de betalingsvoorwaarden, de klantenservice en het voorzien in compensatie bij ernstige storingen,

    • g. de wijze waarop de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet uitvoering geeft aan zijn taak de leveringszekerheid te waarborgen en de wijze waarop productiereservecapaciteit wordt aangehouden en ingezet,

    • h. de wijze waarop de netbeheerder afnemers die producent zijn objectief, transparant en niet-discriminatoir op het net aansluit, rekening houdend met de kosten en baten van de onderscheiden technieken met betrekking tot hernieuwbare energiebronnen, decentrale productie en warmtekrachtkoppeling,

    • i. de wijze waarop de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet jegens de andere netbeheerders en de afnemers de energiebalans handhaaft,

    • j. het realiseren van koppelingen tussen en het verrichten van reparaties aan de netten,

    • k. de wijze waarop de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet enerzijds en afnemers en de overige netbeheerders anderzijds zich jegens elkaar gedragen ten aanzien van het verstrekken van informatie die noodzakelijk is voor een goede uitvoering van de Verordening en de daarop gebaseerde richtsnoeren.

  • 2 In de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, worden in ieder geval voorwaarden opgenomen met betrekking tot de programma-verantwoordelijkheid, waarbij wordt bepaald dat de programma-verantwoordelijkheid kan worden overgedragen aan een ander, met uitzondering van een netbeheerder.

  • 3 In de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, worden in ieder geval voorwaarden gesteld omtrent de eisen waaraan een bedrijf, dat de werkzaamheden bedoeld in artikel 16c, eerste of vijfde lid, uitvoert, moet voldoen.

  • 4 In de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, worden in ieder geval voorwaarden gesteld voor het bepalen van de omvang van de capaciteit voor het transport van elektriciteit over het landsgrensoverschrijdend net en voor het toewijzen van de beschikbare capaciteit op dat net, waaronder tevens begrepen wordt het veilen van capaciteit dan wel het volgens een andere marktconforme methode toewijzen van capaciteit, en het toewijzen van capaciteit die een afnemer niet gebruikt. De voorwaarden bevatten de nodige voorzieningen gericht op het voorkomen van belemmeringen voor goede marktwerking.

  • 5 De omvang van de capaciteit die toegewezen kan worden door middel van een veiling of een andere marktconforme methode is ten hoogste de totale omvang van de capaciteit voor het transport van elektriciteit over het landsgrensoverschrijdend net na aftrek van:

    • a. de hoeveelheid capaciteit die de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet reserveert om noodzakelijk transport van elektriciteit in het kader van onderlinge hulp en bijstand ten behoeve van de instandhouding van de integriteit van de netten te kunnen uitvoeren,

    • b. de hoeveelheid capaciteit die de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit op grond van artikel 26 heeft bestemd voor bepaalde verzoekers om capaciteit voor het transport van elektriciteit, en

    • c. de hoeveelheid capaciteit waarvoor Onze Minister ontheffing heeft verleend op grond van artikel 86c.

  • 6 De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet benut de opbrengst van het veilen of op een andere marktconforme methode toewijzen van capaciteit overeenkomstig de regeling, bedoeld in het vierde lid, voor het opheffen van beperkingen in de transportcapaciteit op het landsgrensoverschrijdende net dan wel voor andere, door de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit te bepalen doelen.

  • 7 De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet voert een afzonderlijke boekhouding met betrekking tot de opbrengst van het veilen of op een andere marktconforme methode toewijzen van capaciteit. Artikel 43 is van overeenkomstige toepassing.

  • 8 De voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel g, kunnen mede betrekking hebben op de wijze waarop de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet enerzijds en afnemers, leveranciers en de overige netbeheerders anderzijds zich jegens elkaar gedragen.

  • 9 Onze Minister kan, in aanvulling op de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, en voorzover dit onderwerp geen regeling vindt in het bepaalde bij of krachtens artikel 72m, nadere regels stellen over:

    • a. de vaststelling, bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel h;

    • b. het meten, bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel i, en artikel 16a, tweede lid;

    • c. het verstrekken van meetgegevens aan anderen dan genoemd in artikel 16a, derde lid, met dien verstande dat meetgegevens slechts kunnen worden verstrekt aan leveranciers en handelaren met schriftelijke toestemming van de afnemer aan wie de meetgegevens toebehoren;

    • d. het uitgeven van certificaten voor klimaatneutrale elektriciteit en elektriciteit opgewekt door middel van warmtekrachtkoppeling en het beheer van een certificatenrekening onderscheidenlijk het uitgeven van garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit en garanties van oorsprong voor elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling en het beheer van een rekening;

    • e. de kosten voor de uitvoering van de onderdelen a tot en met d.

  • 10 De voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, bepalen dat een vordering tot betaling van een schuld van een afnemer ter zake van geleverde diensten als bedoeld in artikel 27, eerste lid, wordt gedaan binnen twee jaren nadat de vordering opeisbaar is geworden en dat bij gebreke daarvan de vordering vervalt. De eerste volzin is niet van toepassing indien het uitblijven van bedoelde vordering, een onjuiste vordering daaronder begrepen, het rechtstreekse gevolg is van een daartoe gerichte opzettelijke gedraging van de afnemer.

  • 11 Tot de voorwaarden bedoeld in het eerste lid, onderdeel g, behoren in elk geval door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet vast te stellen minimale voorschriften en verplichtingen inzake operationele netwerkveiligheid waarvan deel uitmaakt de vaststelling van het niveau van voorzienbare omstandigheden waarin de operationele netwerkveiligheid gehandhaafd moet blijven.

  • 12 In de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, f en g, wordt vastgelegd dat netten met een spanningsniveau van 110 kV of hoger zodanig zijn ontworpen of in werking zijn dat het transport van elektriciteit, ook indien zich een enkelvoudige storing voordoet, verzekerd is.

Artikel 31a

  • 1 Het is een afnemer, leverancier of handelaar verboden al dan niet middellijk of onder voorwaarden de beschikking te hebben over een hoeveelheid transportcapaciteit op het landsgrensoverschrijdende net die groter is dan 400 MW.

  • 2 Onze Minister kan op verzoek voor gebruikers van delen van het landsgrensoverschrijdend net waarvoor een ontheffing als bedoeld in artikel 86c is verleend, een afwijkende verdeling van transportcapaciteit vaststellen. Onze Minister kan aan de verdeling, bedoeld in de eerste volzin, voorschriften verbinden.

  • 3 Onder de beschikking hebben over transportcapaciteit als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan het beschikken over transportcapaciteit door de afnemer, leverancier of handelaar zelf, dan wel tezamen met anderen, die werkzaam zijn voor de afnemer, leverancier of handelaar, die in een groep in de zin van artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek verbonden zijn met de afnemer, leverancier of handelaar, die in de zin van artikel 24c van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek een deelneming hebben in de afnemer, leverancier of handelaar, of die anderszins met de afnemer, leverancier of handelaar verbonden zijn.

  • 4 Onze Minister kan op voorstel van de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit de hoeveelheid van 400 MW, bedoeld in het eerste lid, wijzigen, indien de ontwikkeling van de elektriciteitsmarkt daartoe aanleiding geeft.

Artikel 31b

Bij ministeriële regeling worden, voor zover noodzakelijk ter uitvoering van de richtlijn, regels gesteld die de netbeheerder in acht moet nemen jegens afnemers als bedoeld in artikel 95a, eerste lid.

Artikel 31c

  • 1 De in artikel 31, eerste lid, onderdeel b, bedoelde voorwaarden staan toe dat er op verzoek van een afnemer als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, een meter ter beschikking wordt gesteld, waarmee zowel de aan het net onttrokken elektriciteit als de ingevoede elektriciteit kan worden gemeten, indien het een afnemer betreft die duurzame elektriciteit opwekt.

  • 2 Voor afnemers als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, die per jaar minder dan 3000 kWh duurzame elektriciteit invoeden op het net, berekent de netbeheerder de stand van de in het eerste lid bedoelde meter, ten behoeve van de jaarlijkse rekening van de leverancier, door de aan het net onttrokken elektriciteit te verminderen met de op het net ingevoede elektriciteit.

Artikel 32

  • 1 De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet of ten minste een derde van het aantal overige netbeheerders kan de gezamenlijke netbeheerders verzoeken een voorstel te doen tot wijziging van de tariefstructuren of de voorwaarden, bedoeld in de artikelen 27 en 31, onder opgave van de redenen die naar zijn oordeel een dergelijke wijziging noodzakelijk maken.

  • 2 Indien naar zijn oordeel wijziging van de tariefstructuren of de voorwaarden, bedoeld in de artikelen 27 en 31, noodzakelijk is, zendt de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit een ontwerp van een besluit tot wijziging van de tariefstructuren of de voorwaarden aan de gezamenlijke netbeheerders en de representatieve organisaties van partijen op de elektriciteitsmarkt.

  • 3 In een voorstel of een ontwerp van een besluit tot wijziging van de tariefstructuren of de voorwaarden worden die onderdelen, bedoeld in artikel 27 of 31, opgenomen waarvan wijziging wordt verzocht.

Artikel 33

  • 1 De gezamenlijke netbeheerders voeren overleg met representatieve organisaties van partijen op de elektriciteitsmarkt over de voorstellen met betrekking tot de tariefstructuren en de voorwaarden, bedoeld in de artikelen 27, 31 en 32, eerste lid.

  • 2 In de voorstellen die aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit worden gezonden, geven de gezamenlijke netbeheerders aan welke gevolgtrekkingen zij hebben verbonden aan de zienswijzen die de organisaties, bedoeld in het eerste lid, naar voren hebben gebracht.

  • 3 De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet voert overleg met de netbeheerders in andere landen waarmee een landgrensoverschrijdend net tot stand is gebracht over de voorschriften en verplichtingen inzake operationele netwerkveiligheid als bedoeld in artikel 31, elfde lid, voordat hij die voorschriften en verplichtingen vaststelt.

Artikel 34

  • 1 De gezamenlijke netbeheerders zenden een voorstel met betrekking tot de wijziging van de tariefstructuren of de voorwaarden aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit binnen twaalf weken na het tijdstip waarop een verzoek als bedoeld in artikel 32, eerste lid, wordt gedaan.

  • 2 De gezamenlijke netbeheerders en representatieve organisaties van partijen op de elektriciteitsmarkt kunnen hun zienswijze op een ontwerp van een besluit tot wijziging van de tariefstructuren of de voorwaarden aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit kenbaar maken binnen twaalf weken na het tijdstip waarop het ontwerp van het besluit op grond van artikel 32, tweede lid, aan hen is gezonden.

Artikel 36

  • 1 De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit stelt de tariefstructuren en voorwaarden vast met inachtneming van:

    • a. het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders als bedoeld in artikel 27, 31 of 32 en de resultaten van het overleg, bedoeld in artikel 33, eerste lid,

    • b. het belang van het betrouwbaar, duurzaam, doelmatig en milieuhygiënisch verantwoord functioneren van de elektriciteitsvoorziening,

    • c. het belang van de bevordering van de ontwikkeling van het handelsverkeer op de elektriciteitsmarkt,

    • d. het belang van de bevordering van het doelmatig handelen van afnemers en

    • e. het belang van een goede kwaliteit van de dienstverlening van netbeheerders, en

    • f. het belang van een objectieve, transparante en niet discriminatoire handhaving van de energiebalans op een wijze die de kosten weerspiegelt, en

    • g. de in artikel 26b bedoelde regels.

  • 2 De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit stelt de voorwaarden niet vast dan nadat hij zich met inachtneming van artikel 5 van de richtlijn ervan vergewist heeft dat de voorwaarden de interoperabiliteit van de netten garanderen en objectief, evenredig en niet-discriminatoir zijn, alsmede voor zover dat op grond van de notificatierichtlijn noodzakelijk is, aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen in ontwerp zijn meegedeeld en de van toepassing zijnde termijnen, bedoeld in artikel 9 van de notificatierichtlijn, zijn verstreken.

  • 3 Indien een voorstel als bedoeld in artikel 27, 31 of 32 naar het oordeel van de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit in strijd is met het belang, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, c, d, e of f, met de regels, bedoeld in het eerste lid, onderdeel g of of met de eisen, bedoeld in het tweede lid, draagt de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit de gezamenlijke netbeheerders op het voorstel onverwijld zodanig te wijzigen dat deze strijd wordt opgeheven. Artikel 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

  • 4 Indien de gezamenlijke netbeheerders niet binnen vier weken het voorstel wijzigen overeenkomstig de opdracht van de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit, bedoeld in het derde lid, stelt de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit de tariefstructuren of de voorwaarden vast onder het aanbrengen van zodanige wijzigingen dat deze in overeenstemming zijn met de belangen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b tot en met f, met de regels, bedoeld in het eerste lid, onderdeel g of, en met de eisen, bedoeld in het tweede lid.

Artikel 37

  • 1 Nadat de termijn, bedoeld in artikel 34, is verstreken, stelt de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit de tariefstructuren of de voorwaarden vast met inachtneming van de voorstellen van netbeheerders en van artikel 36, eerste en tweede lid. Indien een voorstel als bedoeld in artikel 34 niet binnen de daarbij aangegeven termijn aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit is gezonden, stelt deze de tariefstructuren of de voorwaarden uit eigen beweging vast met inachtneming van artikel 36, eerste en tweede lid.

  • 2 Indien de gezamenlijke netbeheerders niet binnen de termijn, bedoeld in artikel 34, derde lid, hun zienswijze op een ontwerp van een besluit als bedoeld in dat artikellid aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit kenbaar maken, stelt deze het besluit tot wijziging van de tariefstructuren of de voorwaarden uit eigen beweging vast met inachtneming van artikel 36, eerste en tweede lid.

Artikel 37a

  • 2 De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit stelt beleidsregels op met betrekking tot de procedure voor aanvraag van een ontheffing. De beleidsregels worden bekendgemaakt in de Staatscourant.

  • 3 De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit kan voorschriften en beperkingen verbinden aan de ontheffing. De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit kan de voorschriften en de opgelegde beperkingen wijzigen.

  • 4 De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit trekt de ontheffing in op daartoe strekkend schriftelijk verzoek van de houder van de ontheffing.

  • 5 De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit kan een ontheffing intrekken, indien:

    • a. de houder van de ontheffing de aan de ontheffing verbonden voorschriften of opgelegde beperkingen niet nakomt;

    • b. de houder van de ontheffing bij de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste en volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag zou hebben geleid;

    • c. de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit, gelet op de belangen bedoeld in artikel 36, eerste lid, onderdelen b tot en met f en de regels, bedoeld in artikel 36, eerste lid, onderdeel g, van oordeel is dat intrekking van de ontheffing noodzakelijk is.

  • 6 Een op grond van dit artikel genomen beschikking wordt bekendgemaakt in de Staatscourant.

Artikel 38

  • 1 De tariefstructuren en de voorwaarden treden in werking op een door de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit te bepalen datum en gelden voor onbepaalde tijd.

  • 2 Van de besluiten betreffende de vaststelling van de tariefstructuren en de voorwaarden alsmede de wijziging daarvan wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

  • 3 Iedere netbeheerder legt een exemplaar van de tariefstructuren en de voorwaarden voor een ieder ter inzage in al zijn vestigingen.

  • 4 Na de vaststelling van de voorwaarden gelden deze als minimumeisen voor de technische veiligheid en voor het technisch ontwerp en de exploitatie van de installaties en netten, bedoeld in artikel 5 van de richtlijn.

Artikel 39

  • 1 Netbeheerders zenden de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit voor 1 maart van elk jaar een rapportage omtrent de naleving door hen van de kwaliteitscriteria, bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f.

  • 2 De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit vermeldt de bevindingen die hij ontleent aan rapportages als bedoeld in het eerste lid in het verslag, bedoeld in artikel 9.

§ 6. Tarieven en boekhouding van de netbeheerder

Artikel 40

De tarieven voor de diensten ter uitvoering van de taken, genoemd in artikel 16, eerste lid, worden vastgesteld overeenkomstig de artikelen 41 tot en met 41d.

Artikel 40a

De tarieven voor de meting van elektriciteit bij afnemers als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, als bedoeld in artikel 30a, worden vastgesteld door de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit na overleg met de gezamenlijke netbeheerders en met representatieve organisaties van partijen op de elektriciteitsmarkt. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot procedure tot vaststelling van de tarieven voor de meting van elektriciteit bij afnemers als bedoeld in artikel 95a, eerste lid en de wijze van berekening van deze tarieven.

Artikel 41

  • 1 De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit stelt na overleg met de gezamenlijke netbeheerders en met representatieve organisaties van partijen op de elektriciteitsmarkt, met inachtneming van het belang dat door middel van marktwerking ten behoeve van afnemers de doelmatigheid van de bedrijfsvoering en de meest doelmatige kwaliteit van het transport worden bevorderd, voor netbeheerders, met uitzondering van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, de methode tot vaststelling van de korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering, van de kwaliteitsterm en van het rekenvolume van elke tariefdrager waarvoor een tarief wordt vastgesteld, vast.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing voor vaststelling van de methode tot vaststelling van de korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering en van het rekenvolume van elke tariefdrager waarvoor een tarief wordt vastgesteld voor de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet.

  • 3 De korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering heeft onder meer ten doel te bereiken dat de netbeheerder in ieder geval geen rendement kan behalen dat hoger is dan in het economische verkeer gebruikelijk en dat de gelijkwaardigheid in de doelmatigheid van de netbeheerders wordt bevorderd.

  • 4 De kwaliteitsterm geeft de aanpassing van de tarieven in verband met de geleverde kwaliteit aan en heeft ten doel netbeheerders te stimuleren om de kwaliteit van hun transportdienst te optimaliseren.

  • 5 De rekenvolumina die een netbeheerder gebruikt bij het voorstel, bedoeld in artikel 41b, zijn gebaseerd op daadwerkelijk gefactureerde volumina in eerdere jaren, of worden door de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit geschat indien deze betrekking hebben op nieuwe tarieven.

Artikel 41a

  • 1 Ten behoeve van het voorstel, bedoeld in artikel 41b, stelt de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit voor iedere netbeheerder afzonderlijk voor een periode van ten minste drie en ten hoogste vijf jaar vast:

    • a. de korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering,

    • b. de kwaliteitsterm, en

    • c. het rekenvolume van elke tariefdrager waarvoor een tarief wordt vastgesteld.

  • 2 De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit kan het in het eerste lid, onderdeel c, bedoelde rekenvolume gedurende de in dit lid bedoelde periode wijzigen.

Artikel 41b

  • 1 Iedere netbeheerder zendt jaarlijks voor 1 oktober aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit een voorstel voor de tarieven die deze netbeheerder ten hoogste zal berekenen voor de uitvoering van de taken genoemd in artikel 16, eerste lid, met inachtneming van:

    • a. het uitgangspunt dat de kosten worden toegerekend aan de tariefdragers betreffende de diensten die deze kosten veroorzaken,

    • b. de tariefstructuren vastgesteld op grond van artikel 36 of 37,

    • c. het bepaalde bij of krachtens artikel 41a, en

    • d. de formule

      Bijlage 249214.png

      waarbij

      TIt = de totale inkomsten uit de tarieven in het jaar t, te weten de som van de vermenigvuldiging van elk tarief in jaar t en het op basis van artikel 41a, eerste lid, onderdeel c, vastgestelde rekenvolume van elke tariefdrager waarvoor een tarief wordt vastgesteld;

      TIt-1 = de totale inkomsten uit de tarieven in het jaar voorafgaande aan het jaar t, te weten de som van de vermenigvuldiging van elk tarief in jaar t-1 en het op basis van artikel 41a, eerste lid, onderdeel c, vastgestelde rekenvolume van elke tariefdrager waarvoor een tarief wordt vastgesteld;

      cpi = de relatieve wijziging van de consumentenprijsindex (alle huishoudens), berekend uit het quotiënt van deze prijsindex, gepubliceerd in de vierde maand voorafgaande aan het jaar t, en van deze prijsindex, gepubliceerd in de zestiende maand voorafgaande aan het jaar t, zoals deze maandelijks wordt vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek;

      x = de korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering;

      q = de kwaliteitsterm, die de aanpassing van de tarieven in verband met de geleverde kwaliteit aangeeft.

  • 2 Een netbeheerder kan, gelijktijdig met het voorstel, bedoeld in het eerste lid, een voorstel doen voor een tariefverhoging ter dekking van de kosten voor een uitzonderlijke en aanmerkelijke investering ter uitbreiding van het door de netbeheerder beheerde net.

Artikel 41ba

Een netbeheerder kan, gelijktijdig met het voorstel, bedoeld in artikel 41b, eerste lid, een voorstel doen voor een tariefverhoging ter dekking van de kosten voor de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 16b, eerste lid.

Artikel 41c

  • 1 De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit stelt de tarieven, die kunnen verschillen voor de verschillende netbeheerders en voor onderscheiden tariefdragers, jaarlijks vast.

  • 2 De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit kan de tarieven die zullen gelden in het jaar t corrigeren, indien de tarieven die golden in dat jaar of de jaren voorafgaand aan het jaar t:

    • a. bij rechterlijke uitspraak of met toepassing van artikel 6:18 van de Algemene wet bestuursrecht zijn gewijzigd;

    • b. zijn vastgesteld met inachtneming van onjuiste of onvolledige gegevens en de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit, indien hij de beschikking had over juiste of volledige gegevens, tarieven zou hebben vastgesteld die in aanmerkelijke mate zouden afwijken van de vastgestelde tarieven;

    • c. zijn vastgesteld met gebruikmaking van geschatte gegevens en de feitelijke gegevens daarvan afwijken;

    • d. zijn vastgesteld met gebruikmaking van gegevens omtrent kosten voor bepaalde diensten, terwijl netbeheerders die diensten in het jaar t of een gedeelte van jaar t niet hebben geleverd of voor die diensten geen of minder kosten hebben gemaakt.

  • 3 Indien een voorstel niet binnen de termijn, bedoeld in artikel 41b, eerste lid, aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit is gezonden, stelt deze de tarieven voor de desbetreffende netbeheerder uit eigen beweging vast met inachtneming van artikel 41b.

Artikel 41d

  • 1 In afwijking van artikel 41a wordt voor de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet geen kwaliteitsterm vastgesteld.

  • 2 De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit stelt voor de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet jaarlijks het verschil vast tussen de totale inkomsten uit de tarieven, bedoeld in artikel 41b, eerste lid, onderdeel d, en de gerealiseerde totale inkomsten uit de tarieven. Bij de eerstvolgende vaststelling van de tarieven verwerkt de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit het verschil in de tarieven.

Artikel 41e

  • 1 De tarieven voor diensten ter uitvoering van de taken, genoemd in artikel 16, tweede lid, worden vastgesteld overeenkomstig dit artikel.

  • 2 Voor elke taak van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, genoemd in artikel 16, tweede lid, stelt de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit de methode van regulering vast, voor een periode van ten minste drie en ten hoogste vijf jaar, na overleg met de gezamenlijke netbeheerders en met representatieve organisaties van partijen op de elektriciteitsmarkt en met inachtneming van het belang dat de doelmatigheid van de bedrijfsvoering en de meest doelmatige kwaliteit van uitvoering van deze taken worden bevorderd.

  • 3 De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet zendt jaarlijks voor 1 oktober aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit een voorstel voor de tarieven voor uitvoering van de taken, genoemd in artikel 16, tweede lid, met inachtneming van de tariefstructuren vastgesteld op grond van artikel 36 of 37.

  • 5 Indien een voorstel niet binnen de termijn, bedoeld in het derde lid, aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit is gezonden, stelt deze de tarieven uit eigen beweging vast met inachtneming van dit artikel.

Artikel 42

  • 1 De tarieven treden in werking op een door de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit te bepalen datum en gelden tot 1 januari van het jaar, volgend op de datum van inwerkingtreding van het besluit tot vaststelling van de tarieven.

  • 2 Indien op 1 januari de tarieven voor het volgende jaar nog niet zijn vastgesteld, gelden de tarieven tot de datum van inwerkingtreding van het besluit tot vaststelling van de tarieven voor het volgende jaar.

  • 3 Iedere netbeheerder legt een exemplaar van de voor hem geldende tarieven voor een ieder ter inzage in al zijn vestigingen.

Artikel 43

  • 1 Een netbeheerder is verplicht een afzonderlijke boekhouding te voeren voor het beheer van de netten op grond van zijn taken, bedoeld in de artikelen 16 en 16a. Indien de netbeheerder werkzaamheden verricht als bedoeld in artikel 17 of 17a, voert hij daarvoor eveneens, al dan niet op geconsolideerde basis, een afzonderlijke boekhouding.

  • 2 De afzonderlijke boekhouding bevat:

    • a. een balans en een winst- en verliesrekening,

    • b. een specificatie van de toerekening van de activa en de passiva en de lasten en baten aan activiteiten als bedoeld in het eerste lid, waarbij in het bijzonder voor iedere transporttrap de kosten, opbrengsten en hoeveelheden van tenminste de functies, bedoeld in de artikelen 27 tot en met 30a, worden aangegeven,

    • c. een specificatie van de inkomsten verkregen uit de eigendom van het net, en

    • d. een toelichting op de gebruikte regels voor de afschrijving.

  • 3 De netbeheerder geeft in de boekhouding aan welke methoden en criteria bij het opstellen daarvan zijn gehanteerd.

  • 4 Het toerekenen van kosten aan activiteiten als bedoeld in het eerste lid geschiedt in overeenstemming met het daadwerkelijk gebruik van financiële of andere middelen voor die activiteiten.

  • 5 Wijzigingen in de in het tweede lid bedoelde regels voor de afschrijving worden met redenen omkleed in de boekhouding vermeld.

  • 6 In de toelichting op de jaarrekening wordt elk verwant bedrijf waarmee een netbeheerder een overeenkomst heeft gesloten waarvan de opbrengst of de kosten een bedrag van € 4 500 000 te boven gaat, vermeld. Daarbij wordt tevens per bedrijf het aantal van die overeenkomsten gemeld.

  • 7 Indien een netbeheerder niet reeds uit hoofde van een wettelijke verplichting zijn jaarrekening of een daarmee overeenkomend financieel overzicht openbaar maakt, legt hij die jaarrekening of dat overzicht voor een ieder ter inzage op het kantoor van zijn hoofdvestiging.

  • 8 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de inrichting van de boekhouding voor de in het eerste lid bedoelde activiteiten.

§ 7. Invoer en uitvoer van elektriciteit

Artikel 44

  • 1 Eenmaal in elke drie maanden, alsmede op een verzoek daartoe, meldt de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet aan Onze Minister alle in die periode tot hem gerichte verzoeken om elektriciteit te transporteren vanuit een land naar Nederland dan wel vanuit Nederland naar een ander land.

  • 2 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de melding, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 45

  • 1 De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet is verplicht aan een afnemer die daarom verzoekt, dan wel aan een leverancier die ten behoeve van een afnemer daarom verzoekt, een aanbod te doen om elektriciteit te transporteren vanuit een ander land naar deze afnemer die de desbetreffende elektriciteit zelf zal verbruiken, indien:

    • a. deze afnemer jaarlijks meer elektriciteit verbruikt dan een bij ministeriële regeling aangegeven hoeveelheid en

    • b. deze afnemer, gesteld dat hij gevestigd zou zijn in dat andere land, op grond van het recht van dat land zou worden beschouwd als een in aanmerking komende afnemer als bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de richtlijn.

  • 2 De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet is verplicht aan een leverancier die daarom verzoekt, een aanbod te doen om elektriciteit te transporteren vanuit een ander land naar deze leverancier, als deze leverancier, gesteld dat hij gevestigd zou zijn in het andere land, op grond van het recht van dat land zou worden beschouwd als een in aanmerking komende afnemer als bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de richtlijn.

  • 3 De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet is verplicht aan degene die daarom verzoekt, een aanbod te doen om elektriciteit te transporteren, indien op grond van artikel 48 een ontheffing is verleend voor het gevraagde transport van elektriciteit of de Commissie van de Europese Gemeenschappen op grond van artikel 21, tweede lid, onderdeel b, van de richtlijn aan de netbeheerder de verplichting oplegt om het gevraagde transport van elektriciteit uit te voeren.

  • 4 Bij ministeriële regeling worden afnemers, leveranciers, overeenkomsten of landen aangewezen ten aanzien waarvan het eerste lid of het tweede lid van toepassing is.

  • 5 Indien het andere land geen lid-staat is van de Europese Unie, wordt onder een in aanmerking komende afnemer verstaan een afnemer of leverancier die op grond van het recht van dat land in staat is om elektriciteit uit een ander land af te nemen.

Artikel 46

Indien de afnemer of de leverancier, bedoeld in artikel 45, eerste en tweede lid, ten aanzien waarvan niet bij de in artikel 45, vierde lid, bedoelde ministeriële regeling is bepaald dat het eerste lid van dat artikel van toepassing is, in het andere land niet zou worden beschouwd als een in aanmerking komende afnemer als bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de richtlijn, is het de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet verboden een aanbod te doen om elektriciteit te transporteren vanuit dat land naar de desbetreffende afnemer of leverancier. Dit verbod geldt niet in de gevallen, bedoeld in artikel 45, derde lid.

Artikel 47

De afnemer of leverancier die verzoekt om elektriciteit te transporteren als bedoeld in artikel 45, eerste of tweede lid, verstrekt de netbeheerder de inlichtingen die deze nodig heeft om te beoordelen of en zo ja, in welke mate, de in Nederland gevestigde afnemer of leverancier op grond van het recht van het andere land zou worden beschouwd als een in aanmerking komende afnemer. In ieder geval geeft hij aan in welk land de desbetreffende elektriciteit is opgewekt en, voor zover het betreft de afnemer, bedoeld in artikel 45, eerste lid, de hoeveelheid elektriciteit die hij jaarlijks verbruikt.

Artikel 48

[Treedt in werking op 20-07-2012]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 49

De afnemer of leverancier wiens transactie als bedoeld in artikel 21, tweede lid, onderdeel b, van de richtlijn, is geweigerd, kan aan Onze Minister verzoeken zijn bevoegdheid, bedoeld in dat artikelonderdeel van de richtlijn, uit te oefenen.

Artikel 50

  • 1 Indien blijkt dat degene die een verzoek heeft gedaan als bedoeld in artikel 45, eerste of tweede lid, daarbij onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet en deze op grond van artikel 46 geen aanbod tot het uitvoeren van het desbetreffende transport zou hebben gedaan als juiste en volledige gegevens zouden zijn verstrekt, staakt de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet het ten behoeve van die verzoeker uitgevoerde transport van elektriciteit en vernietigt hij de overeenkomst met betrekking tot dat transport.

  • 2 Indien de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet een overeenkomst heeft vernietigd op grond van het eerste lid, is degene die het verzoek om het desbetreffende transport heeft gedaan, verplicht bij een nieuw verzoek als bedoeld in artikel 45, eerste of tweede lid, schriftelijke verklaringen te voegen van de afnemer of leverancier, inhoudend dat de te transporteren elektriciteit voor hem bestemd is, en van de producent, inhoudend dat de te transporteren elektriciteit door hem zal worden opgewekt.

  • 3 Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing indien de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet bekend wordt met de onjuistheid of de onvolledigheid van de gegevens nadat hij zijn verbintenis uit de overeenkomst voor het transport van elektriciteit is nagekomen en hij dat heeft gemeld aan degene die het verzoek om het desbetreffende transport van elektriciteit heeft gedaan, dan wel indien Onze Minister een ontheffing als bedoeld in artikel 48 heeft ingetrokken.

  • 4 Indien het tweede lid van toepassing is, doet de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet geen aanbod om elektriciteit te transporteren als bedoeld in artikel 45, eerste of tweede lid, dan nadat hij de schriftelijke verklaringen heeft ontvangen.

§ 8. Behandeling van geschillen

Artikel 51

  • 1 Een partij die een geschil heeft met een netbeheerder over de wijze waarop deze zijn taken en bevoegdheden op grond van deze wet uitoefent, dan wel aan zijn verplichtingen op grond van deze wet voldoet, kan een klacht bij de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit indienen.

  • 2 De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit beslist op een klacht binnen twee maanden na ontvangst van de klacht. Indien de klacht betrekking heeft op de tarieven voor de aansluiting op het net van een grote productie-eenheid, kan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit een langere termijn stellen. De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit kan de in de eerste volzin genoemde termijn met twee maanden verlengen als hij aanvullende gegevens nodig heeft. Indien de klager daarmee instemt, is verdere verlenging mogelijk.

  • 3 De beslissing van de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit is bindend.

  • 4 Het indienen van een klacht als bedoeld in het eerste lid laat onverlet elke mogelijkheid voor de desbetreffende partij een hem ter beschikking staand rechtsmiddel aan te wenden.

Artikel 52

In het geval van een landsgrensoverschrijdend geschil is de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit onbevoegd te beslissen op een klacht als bedoeld in artikel 51, als de netbeheerder waartegen de klacht is gericht onder de rechtsmacht van een andere lidstaat van de Europese Unie valt.

Hoofdstuk 4. Levering van elektriciteit

[Vervallen per 01-07-2004]

Hoofdstuk 5. Duurzame elektriciteitsvoorziening

§ 1. Taak ten aanzien van energiebesparing en bevordering van duurzame energie

Artikel 68

  • 1 Producenten en leveranciers hebben tot taak, mede gelet op het belang van de bescherming van het milieu, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de richtlijn, te bevorderen dat elektriciteit door henzelf en door afnemers op een doelmatige en milieuhygiënisch verantwoorde wijze wordt geproduceerd of gebruikt.

  • 2 Iedere producent of leverancier die per jaar gemiddeld 10 GWh of meer levert meldt eenmaal in elke twee jaar vóór 1 maart aan Onze Minister op welke wijze hij in de twee jaar voorafgaande aan het jaar, waarin de melding wordt verricht, uitvoering heeft gegeven aan zijn taak, bedoeld in het eerste lid.

§ 2. Stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie

[Vervallen per 01-01-2009]

§ 2.1. Informatievoorziening, sturing en toezicht

[Vervallen per 01-01-2009]

§ 3. Garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit

Artikel 73

  • 1 Ter stimulering van de productie van duurzame elektriciteit bestaat een elektronisch systeem voor het uitgeven en innemen van garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit.

  • 2 Onze Minister wijst steeds voor een periode van tien jaar een instantie aan die onafhankelijk is van producenten, leveranciers en handelaren en die op aanvraag van een producent een garantie van oorsprong uitgeeft.

Artikel 74

Een garantie van oorsprong voor duurzame elektriciteit toont bij uitsluiting aan dat de daarop aangegeven hoeveelheid elektriciteit op duurzame wijze is opgewekt.

Artikel 75

  • 1 De garantiebeheerinstantie verstrekt desgevraagd kosteloos aan Onze Minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. Onze Minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs noodzakelijk is.

  • 2 De garantiebeheerinstantie zendt Onze Minister jaarlijks een verslag betreffende de door de instantie krachtens de aanwijzing, bedoeld in artikel 73, tweede lid, uitgevoerde taken en de werkwijze in het afgelopen jaar.

Artikel 76

  • 1 De garantiebeheerinstantie doet onverwijld mededeling aan Onze Minister:

    • a. van omstandigheden die een wijziging inhouden van de voorwaarden op grond waarvan deze instantie is aangewezen;

    • b. indien de instantie voornemens is een of meer van de taken die zij krachtens de aanwijzing, bedoeld in artikel 73, tweede lid, uitvoert, te beëindigen.

  • 2 Onze Minister kan een aanwijzing als bedoeld in artikel 73, tweede lid, opschorten of intrekken indien, naar zijn oordeel, de garantiebeheerinstantie niet of niet volledig voldoet aan de bij of krachtens deze wet gestelde voorschriften. Gedurende de periode van een opschorting treft Onze Minister de noodzakelijke voorzieningen.

  • 3 Onze Minister kan de in het vorige lid bedoelde opschorting opheffen indien de garantiebeheerinstantie weer voldoet aan de in het vorige lid bedoelde voorschriften. In dat geval vervallen de in het vorige lid bedoelde voorzieningen.

Artikel 77

  • 1 De garantiebeheerinstantie opent op aanvraag van een in Nederland gevestigde producent, leverancier, handelaar of afnemer een rekening.

  • 2 Bij de in het eerste lid bedoelde aanvraag overlegt de producent, leverancier, handelaar of afnemer het resultaat van de vaststelling, bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel h.

  • 3 De garantiebeheerinstantie boekt op aanvraag garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit op een daarbij aangegeven rekening, indien een in Nederland gevestigde producent bij deze aanvraag de gegevens omtrent de door de netbeheerder of door een andere tot meten bevoegde instantie gemeten hoeveelheid duurzame elektriciteit overlegt.

Artikel 77a

De garantiebeheerinstantie deelt iedere maand aan Onze Minister mee voor welke hoeveelheid duurzame elektriciteit overeenkomstig de bij of krachtens deze paragraaf gestelde bepalingen garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit zijn uitgegeven, alsmede op welke wijze de duurzame elektriciteit waarop die garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit betrekking hebben, is opgewekt.

Artikel 77b

Waar in deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verwezen naar garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit, worden garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit uitgegeven door onafhankelijke instanties in een andere lidstaat van de Europese Unie, die naar aard en strekking overeenkomen met eerstbedoelde garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit, daarmee gelijkgesteld.

Artikel 77c

Onze Minister stelt bij ministeriële regeling regels met betrekking tot:

  • a. de informatie die door de garantiebeheerinstantie op grond van de artikelen 75, eerste lid, en 77a verstrekt wordt aan Onze Minister en die door producenten, leveranciers, handelaars, afnemers of netbeheerders verstrekt wordt aan de garantiebeheerinstantie;

  • b. het uitgeven en de geldigheidsduur van garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit, het vermelden van gegevens op garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit en het in rekening brengen van de kosten die gepaard gaan met handelingen met betrekking tot garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit;

  • c. de voorwaarden waaronder en de wijze waarop producenten, leveranciers, handelaars of afnemers gebruik kunnen maken van de door hen verkregen garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit of deze kunnen verhandelen.

§ 3a. Garanties van oorsprong voor elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling

Artikel 77ca

  • 1 Ter stimulering van de productie van elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling bestaat een elektronisch systeem voor het uitgeven en innemen van garanties van oorsprong voor elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling.

Artikel 77cb

  • 1 De garantiebeheerinstantie opent op aanvraag van een in Nederland gevestigde producent van elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling een rekening.

  • 3 De garantiebeheerinstantie boekt op aanvraag garanties van oorsprong voor elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling op een daarbij aangegeven rekening, indien een in Nederland gevestigde producent bij deze aanvraag de gegevens omtrent de door de netbeheerder of door een andere tot meten bevoegde instantie gemeten hoeveelheid elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling overlegt. Onze Minister kan bij ministeriële regeling andere gegevens vaststellen die de producent bij deze aanvraag verstrekt.

Artikel 77cc

De garantiebeheerinstantie deelt ieder kalenderjaar aan Onze Minister mee voor welke hoeveelheid elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling overeenkomstig de bij of krachtens de artikelen 77ca tot en met 77ce gestelde bepalingen garanties van oorsprong zijn uitgegeven.

Artikel 77cd

Waar in deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verwezen naar garanties van oorsprong voor elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling, worden garanties van oorsprong voor elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling uitgegeven door onafhankelijke instanties in een andere lidstaat van de Europese Unie, die naar aard en strekking overeenkomen met eerstbedoelde garanties van oorsprong, daarmee gelijkgesteld.

Artikel 77ce

Onze Minister kan bij ministeriële regeling regels stellen met betrekking tot:

  • a. de informatie die door de garantiebeheerinstantie op grond van de artikelen 77ca, tweede lid, juncto de artikelen 75, eerste lid, en 77a verstrekt wordt aan Onze Minister en die door producenten van elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling of netbeheerders verstrekt wordt aan de garantiebeheerinstantie;

  • b. het uitgeven en de geldigheidsduur van garanties van oorsprong voor elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling, het vermelden van gegevens op de garanties van oorsprong en het in rekening brengen van de kosten die gepaard gaan met handelingen met betrekking tot de garanties van oorsprong;

  • c. het openen van een rekening, het boeken van garanties van oorsprong voor elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling op die rekening en de gegevens die een producent daarbij overlegt.

§ 4. Stimulering van de productie van duurzame energie

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Hoofdstuk 5A. Last onder dwangsom en bestuurlijke boete

Artikel 77h

  • 1 De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit kan ingeval van overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze wet, met uitzondering van artikel 13, 22, tweede lid, en hoofdstuk 8, § 1a, dan wel van overtreding van het bepaalde bij de Verordening de overtreder een last onder dwangsom opleggen.

  • 2 Indien daarvoor naar zijn oordeel aanleiding bestaat, gelet op het voorschrift waarop de overtreding betrekking heeft, geeft de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit een bindende aanwijzing als bedoeld in artikel 5, zesde lid, alvorens een last onder dwangsom op te leggen.

  • 3 Aan een last onder dwangsom kunnen voorschriften worden verbonden inzake het verstrekken van gegevens aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit.

  • 4 De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom vervalt vijf jaren nadat de overtreding heeft plaatsgevonden.

  • 5 Indien de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit vaststelt dat een overtreding als bedoeld in het eerste lid is begaan, doet hij daarvan een rapport opmaken.

Artikel 77i

Artikel 77o

  • 1 Een beschikking tot oplegging van een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete wordt, nadat zij bekend is gemaakt, ter inzage gelegd bij de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit.

  • 2 Van de beschikking wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

Artikel 77q

Verzet schorst de tenuitvoerlegging van een dwangbevel dat strekt tot invordering van de bestuurlijke boete.

Hoofdstuk 6. Overige algemene bepalingen

§ 1. Informatieverstrekking

Artikel 78

  • 1 Onze Minister kan verlangen dat een producent, een leverancier, een handelaar, een netbeheerder, een elektriciteits- of gasbeurs of een afnemer hem inzage geeft in gegevens en bescheiden, onderscheidenlijk gegevens en inlichtingen verstrekt die hij nodig heeft voor de uitvoering van de hem in deze wet opgedragen taken.

  • 2 Degene aan wie een verzoek is gedaan inzage te geven in gegevens en bescheiden, onderscheidenlijk gegevens en inlichtingen te verstrekken, is verplicht binnen de door Onze Minister gestelde redelijke termijn alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijze kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.

  • 3 Onze Minister gebruikt bescheiden, gegevens of inlichtingen over een producent, een leverancier, een handelaar, een netbeheerder, een elektriciteits- of gasbeurs of een afnemer, welke hij heeft verkregen in verband met enige werkzaamheid ten behoeve van de uitvoering van een van zijn taken op grond van deze wet, uitsluitend voor de toepassing van deze wet.

  • 4 Indien Onze Minister op grond van artikel 16, tweede lid, onderdeel f, de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet opdraagt werkzaamheden te verrichten ter uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 4a, zijn het eerste tot en met het derde lid van overeenkomstige toepassing op die netbeheerder.

Artikel 79

  • 1 Een netbeheerder die bij de uitvoering van zijn taak de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht, of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.

  • 2 Indien een netbeheerder gegevens over zijn bedrijfsvoering die commercieel voordeel kunnen opleveren ter beschikking stelt aan anderen, doet hij dit op niet-discriminatoire wijze.

Artikel 80

  • 1 Onze Minister zendt zo spoedig mogelijk na een juli 2006, en vervolgens telkens na vier jaar, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de inhoud van het verslag. Het verslag bevat in ieder geval een evaluatie van de doeltreffendheid en de effecten van de wet met betrekking tot:

    • a. de voorzienings- en leveringszekerheid van elektriciteit;

    • b. de marktordening en de marktwerking;

    • c. mede gelet op de Mededingingswet, het toezicht en de naleving.

  • 3 De Nederlandse Mededingingsautoriteit is belast met de uitvoering van de evaluatie.

Artikel 81

De voordracht voor een krachtens artikel 29, 30, 84 of 85 vast te stellen algemene maatregel van bestuur en voor een wijziging van een krachtens artikel 20 vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

§ 2. Beroep

Artikel 82

  • 1 Tegen een op grond van deze wet genomen besluit, met uitzondering van een besluit op grond van de artikelen 77h en 77i, kan een belanghebbende beroep instellen bij het College van beroep voor het bedrijfsleven.

  • 3 Voor zover een door de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit genomen besluit, genomen op grond van de artikelen 36, 37, 41 en 41c, aangemerkt wordt als algemeen verbindend voorschrift, kan een belanghebbende beroep instellen bij het College van beroep voor het bedrijfsleven.

  • 4 Een representatieve organisatie van partijen op de elektriciteitsmarkt wordt geacht belanghebbende te zijn bij besluiten genomen op grond van deze wet.

§ 3. Uitzondering verordeningsbevoegdheid

Artikel 83

Provinciale staten en de gemeenteraad zijn niet bevoegd het opwekken, het transporteren en het leveren van elektriciteit in het belang van de energievoorziening aan regels te binden.

§ 4. Nadere regelgeving ter uitvoering van EG-besluiten

Artikel 84

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen ter uitvoering van een besluit op grond van het verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap regels worden gesteld met betrekking tot:

  • a. de tarieven en voorwaarden die netbeheerders berekenen onderscheidenlijk in acht nemen bij het uitvoeren van transport van elektriciteit met behulp van een landsgrensoverschrijdend net;

  • b. de voorwaarden die door een netbeheerder of een leverancier in het belang van de veiligheid en de doelmatigheid worden gesteld voor het leveren van elektriciteit of voor het aansluiten van toestellen of installaties die elektriciteit verbruiken.

§ 5. Bijdragen

Artikel 85

  • 1 Overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels is een door Onze Minister vast te stellen vergoeding verschuldigd voor het verlenen van instemming als bedoeld in artikel 12, tweede lid, van een aanwijzing als bedoeld in artikel 13, van een ontheffing als bedoeld in artikel 15, tweede lid, van een ontheffing als bedoeld in artikel 86c, dan wel van een vergunning als bedoeld in artikel 95d, welke vergoeding verschuldigd is voor ten hoogste de kosten van de bemoeiingen met betrekking tot de instemming, de aanwijzing, de ontheffing dan wel de vergunning.

  • 2 Overeenkomstig de regels, bedoeld in het eerste lid, kunnen aan netbeheerders en vergunninghouders tevens de kosten in rekening worden gebracht die gemaakt worden voor de uitvoering van de taken en de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 22 en 27 tot en met 43.

§ 6. Boekhouding van producenten en leveranciers

Artikel 86

  • 1 Een producent of een leverancier voert een afzonderlijke boekhouding voor de productie van elektriciteit met behulp van zijn installaties onderscheidenlijk de levering van elektriciteit aan afnemers. Indien de producent of leverancier andere activiteiten verricht dan die welke verband houden met de productie of de levering van elektriciteit, voert hij daarvoor eveneens, al dan niet op geconsolideerde basis, een afzonderlijke boekhouding.

  • 3 Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op leveranciers die anders dan bedrijfsmatig elektriciteit leveren.

§ 7. Toepasselijk recht

Artikel 86a

  • 1 Op overeenkomsten tot transport of levering van elektriciteit is Nederlands recht van toepassing.

  • 2 De Nederlandse rechter is bij uitsluiting bevoegd kennis te nemen van geschillen over overeenkomsten tot transport of levering van elektriciteit.

  • 3 Een beding dat in strijd met het eerste of tweede lid in een overeenkomst tot het transport of de levering van elektriciteit is opgenomen, is nietig.

  • 4 Het eerste tot en met derde lid is niet van toepassing op een overeenkomst voor levering van elektriciteit die een leverancier of handelaar sluit met een persoon die beschikt over een aansluiting op een net met een totale maximale doorlaatwaarde van meer dan 3*80 A en een beschikbaar vermogen van ten minste 2 MVA per aansluiting.

  • 5 De toepasselijkheid van dit artikel wordt beperkt door dwingende bepalingen van internationaal recht.

§ 8. Klimaatneutrale elektriciteit

Artikel 86b

Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent het vaststellen of sprake is van een productie-installatie voor klimaatneutrale elektriciteit en of de meetinrichting geschikt is voor de meting van de klimaatneutrale elektriciteit die met een dergelijke productie-installatie wordt opgewekt en op het net wordt ingevoed.

§ 9. Ontheffingsbevoegdheid

Artikel 86c

Onze Minister beslist op een verzoek om een ontheffing als bedoeld in artikel 7 van de Verordening. De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit brengt advies aan Onze Minister uit over door hem te nemen besluiten als bedoeld in de eerste volzin.

§ 10. Transparantie en liquiditeit

Artikel 86d

Indien dat noodzakelijk is in het belang van een voldoende transparante en liquide markt voor vraag en aanbod van elektriciteit, transportcapaciteit of productiecapaciteit of in het belang van de daarmee verband houdende leveringszekerheid, zullen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld over:

  • a. de wijze waarop of de voorwaarden waaronder producenten, handelaren, leveranciers of netbeheerders elektriciteit, transportcapaciteit of productiecapaciteit waarover zij beschikken, aanbieden;

  • b. de informatie die producenten, handelaren, leveranciers of netbeheerders verstrekken met betrekking tot de vraag en aanbod van elektriciteit, transportcapaciteit of productiecapaciteit.

Artikel 86e

  • 1 Onze Minister wijst een of meer rechtspersonen aan die tot taak hebben een beurs tot stand te brengen en in stand te houden. Onze Minister kan regels stellen in verband met de procedure voor aanwijzing van een beurs. Aan een aanwijzing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.

  • 2 Een rechtspersoon, bedoeld in het eerste lid, stelt een beursreglement op. Het beursreglement behoeft de goedkeuring van Onze Minister. Van het besluit tot goedkeuring wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

  • 3 De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet is verplicht aan de rechtspersoon, bedoeld in het eerste lid, en aan de door deze rechtspersoon ingeschakelde derden, voor zover het betreft de afhandeling van de op de beurs op tot stand gekomen overeenkomsten, de gevraagde medewerking te verlenen, voor zover deze medewerking noodzakelijk is voor een goede uitvoering van de aan deze rechtspersoon opgelegde taak. Onze Minister kan nadere regels stellen over de door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet te verlenen medewerking.

  • 4 De rechtspersoon, bedoeld in het eerste lid, die bij de uitvoering van zijn taak de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover de artikelen van deze wet hem tot mededeling verplichten of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.

  • 5 Producenten, leveranciers, handelaren, afnemers en aandeelhouders onthouden zich van elke bemoeiing met de uitvoering van de taak die is opgedragen aan de rechtspersoon, bedoeld in het eerste lid.

Hoofdstuk 8. Overgangs- en slotbepalingen

§ 1. Algemene overgangsbepalingen.

Artikel 93

  • 1 Indien zich in de periode tussen 1 juli 1996 en de datum van de aanwijzing van de netbeheerder, bedoeld in artikel 10, een wijziging heeft voorgedaan met betrekking tot de eigendom van het desbetreffende net of van de aandelen in een rechtspersoon aan wie het desbetreffende net toebehoort, is voor de aanwijzing van de netbeheerder vereist dat Onze Minister geen bedenkingen heeft tegen die wijziging.

  • 2 Iedere wijziging met betrekking tot de eigendom van een net of van de aandelen in een netbeheerder behoeft de instemming van Onze Minister.

  • 3 Onze Minister onthoudt een krachtens het tweede lid vereiste instemming indien de in dat lid bedoelde wijziging met betrekking tot de eigendom van een net ertoe zou leiden dat een natuurlijk persoon of een rechtspersoon buiten de kring van de overheid rechten op een net zouden krijgen. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld waarin de kring van natuurlijke personen en rechtspersonen die behoren tot de overheid nader worden aangeduid. Deze ministeriële regeling wordt niet eerder vastgesteld dan vier weken nadat het ontwerp daarvan aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

  • 4 Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent het verlenen van een krachtens het tweede lid vereiste instemming met een wijziging van de rechten op aandelen in een netbeheerder. Een krachtens het tweede lid vereiste instemming met een wijziging van de rechten op aandelen in een netbeheerder wordt niet verleend, zolang de in dit lid bedoelde algemene maatregel van bestuur niet is vastgesteld. De eerste maal dat een algemene maatregel van bestuur krachtens dit lid zal worden vastgesteld, wordt de voordracht voor een dergelijke maatregel niet gedaan dan nadat het ontwerp aan de beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd. Binnen vier weken na de overlegging kan door of namens een der kamers of door ten minste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een der kamers de wens te kennen worden gegeven dat het in het ontwerp te regelen onderwerp bij de wet wordt geregeld. In dat geval wordt een daartoe strekkend voorstel van wet zo spoedig mogelijk ingediend.

  • 5 Indien Onze Minister zijn instemming onthoudt en de voorgenomen wijziging met betrekking tot de eigendom van een net of van de aandelen voortgang vindt, kan Onze Minister een andere rechtspersoon aanwijzen als netbeheerder van het net dat door de desbetreffende netbeheerder wordt beheerd.

Artikel 93a

De aandelen van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet berusten direct of indirect bij de staat.

Artikel 94

Een meter die eigendom is van een producent of een leverancier en die voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 10 is geplaatst bij een afnemer, wordt vanaf dat tijdstip beheerd door de netbeheerder die het transport van elektriciteit voor deze afnemer uitvoert.

§ 1a. Vergunningen voor de levering van elektriciteit aan kleinverbruikers

Artikel 95a

  • 1 Het is verboden zonder vergunning elektriciteit te leveren aan afnemers die beschikken over een aansluiting op een net met een totale maximale doorlaatwaarde van ten hoogste 3*80 A.

  • 2 Het verbod geldt niet ten aanzien van het leveren van elektriciteit:

    • a. indien de elektriciteit is opgewekt met een installatie die voor rekening en risico van de afnemer, alleen of, voor een evenredig deel, tezamen met andere afnemers, in werking wordt gehouden en de afnemer de geleverde elektriciteit verbruikt;

    • b. door een buiten Nederland gevestigde leverancier van elektriciteit aan ten hoogste 500 afnemers, bedoeld in het eerste lid, die wonen in gebieden aan de Nederlandse landsgrens;

    • c. indien de afnemer aan dezelfde rechtspersoon toebehoort als de producent die de elektriciteit heeft opgewekt dan wel een dochtermaatschappij daarvan in de zin van artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de afnemer de geleverde elektriciteit verbruikt, of

    • d. indien de elektriciteit anders dan bedrijfsmatig wordt geleverd overeenkomstig bij ministeriële regeling te stellen regels;

    • e. indien de elektriciteit wordt geleverd in het kader van een overeenkomst als bedoeld in artikel 95n.

Artikel 95b

  • 1 Een houder van een vergunning heeft de plicht op een betrouwbare wijze en tegen redelijke tarieven en voorwaarden zorg te dragen voor de levering van elektriciteit aan iedere in artikel 95a, eerste lid, bedoelde afnemer die daarom verzoekt. De voorwaarden zijn in ieder geval niet redelijk als zij niet in overeenstemming zijn met het bepaalde bij of krachtens artikel 95m. Artikel 26a, vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Een houder van een vergunning verschaft de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit ieder jaar en vier weken voor de wijziging van de tarieven een opgave van de tarieven die hij berekent en de voorwaarden die hij gebruikt bij de levering van elektriciteit aan de in artikel 95a, eerste lid, bedoelde afnemers.

  • 3 Indien de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit van oordeel is dat de tarieven die houders van een vergunning berekenen onredelijk zijn, omdat daarin de effecten van een doelmatige bedrijfsvoering, die mede inhoudt de inkoop van elektriciteit en van energiebronnen bestemd voor opwekking daarvan, in onvoldoende mate leiden tot kostenverlaging, kan hij een tarief vaststellen dat leveranciers ten hoogste mogen berekenen voor de levering van elektriciteit aan afnemers als bedoeld in artikel 95a, eerste lid.

  • 4 Na de vaststelling van het maximumtarief, bedoeld in het derde lid, worden de tarieven voor de levering van elektriciteit aan afnemers als bedoeld in artikel 95a, eerste lid die hoger zijn dan dat maximumtarief, van rechtswege gesteld op dat maximumtarief.

  • 5 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de bepaling of de tarieven, bedoeld in het tweede lid, onredelijk zijn en tot vaststelling van het maximumtarief, bedoeld in het derde lid. De voordracht voor een krachtens dit lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

  • 6 Het tweede tot en met het zesde lid vervallen op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. De voordracht voor een krachtens dit lid vast te stellen koninklijk besluit wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

  • 7 Een netbeheerder en een vergunninghouder voeren een beleid, gericht op het voorkomen van het afsluiten van een afnemer als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, in het bijzonder in de periode van 1 oktober tot 1 april van enig jaar.

  • 8 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over het beëindigen van de levering van elektriciteit aan een afnemer als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, alsmede over preventieve maatregelen om de afsluiting van dergelijke afnemers zoveel mogelijk te voorkomen. Deze regels houden in ieder geval in dat een afnemer niet wordt afgesloten in de periode van 1 oktober tot 1 april van enig jaar, behoudens in gevallen die in de regeling zijn aangegeven.

  • 9 De in het achtste lid bedoelde preventieve maatregelen kunnen tevens inhouden dat in daarbij omschreven gevallen met in die regeling aangeduide instanties overleg wordt gepleegd alsmede dat in die gevallen aan de desbetreffende instantie in die regeling omschreven gegevens omtrent de afnemer worden verstrekt.

  • 10 De ministeriële regeling, bedoeld in het achtste lid, wordt niet eerder vastgesteld dan nadat de gezamenlijke netbeheerders en de vergunninghouders alsmede de consumentenorganisaties in de gelegenheid zijn gesteld hun zienswijze te geven over de inhoud van de regeling.

Artikel 95c

  • 1 Bepalingen die zijn opgenomen in overeenkomsten inzake levering van elektriciteit aan afnemers die beschikken over een aansluiting op het net met een totale maximale doorlaatwaarde van ten hoogste 3*80A en die tot doel hebben de opwekking van duurzame elektriciteit te verbieden zijn onverbindend.

  • 2 Een houder van een vergunning is verplicht een aanbod van een afnemer als bedoeld in het eerste lid tot teruglevering van door hem geproduceerde duurzame elektriciteit te aanvaarden.

  • 3 Een houder van een vergunning betaalt de afnemer bedoeld in het eerste lid een redelijke vergoeding voor door hem aan het net geleverde duurzame elektriciteit.

  • 4 Bij algemene maatregel van het bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de door een houder van een vergunning te betalen redelijke vergoeding bedoeld in het derde lid.

Artikel 95d

  • 1 Onze Minister verleent op aanvraag een vergunning indien de aanvrager genoegzaam aantoont dat hij:

    • a. beschikt over de benodigde organisatorische, financiële en technische kwaliteiten voor een goede uitvoering van zijn taak;

    • b. redelijkerwijs in staat kan worden geacht de verplichtingen als opgenomen in dit hoofdstuk na te komen.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot de inhoud van en de procedure voor aanvraag van een vergunning en de criteria, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 95e

  • 1 Onze Minister kan voorschriften en beperkingen verbinden aan een vergunning.

  • 2 Onze Minister kan de aan een vergunning verbonden voorschriften of beperkingen wijzigen.

  • 3 Een vergunning kan slechts worden overgedragen aan een andere houder van een vergunning met toestemming van Onze Minister.

  • 4 Artikel 95c is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van het verlenen van toestemming als bedoeld in het derde lid.

Artikel 95f

  • 1 Onze Minister kan een vergunning intrekken, indien:

    • a. de houder van de vergunning dit verzoekt;

    • b. de houder van de vergunning in onvoldoende mate voldoet aan de verplichting, bedoeld in artikel 95b;

    • c. de houder van de vergunning de in de vergunning opgenomen voorschriften of opgelegde beperkingen niet nakomt;

    • d. de houder van de vergunning bij de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste en volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag zou hebben geleid;

    • e. de houder van de vergunning naar het oordeel van Onze Minister om andere redenen niet langer in staat moet worden geacht de vergunde activiteit of in de vergunning opgenomen voorschriften na te komen;

    • f. de houder van de vergunning de voorschriften bij of krachtens de artikelen 95k en 95l niet nakomt.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de tijdelijke voorzieningen en de procedure bij intrekking van een vergunning.

Artikel 95i

Onze Minister is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens deze paragraaf gestelde verplichtingen.

§ 1b. Stroometikettering

Artikel 95j

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. opwekkingsgegevens:

    • 1º. het aandeel van elke energiebron in de totale brandstofmix die de leverancier in het voorafgaande jaar heeft gebruikt, en

    • 2°. de milieugevolgen, in termen van uitstoot van koolstofdioxide en van radioactief afval, als gevolg van elektriciteitsproductie met verschillende energiebronnen veroorzaakt door de totale brandstofmix die de leverancier in het voorafgaande jaar heeft gebruikt;

    • 3°. verwijzingen naar beschikbare referentiebronnen, waar voor een ieder toegankelijke informatie beschikbaar is over de milieugevolgen, in termen van uitstoot van koolstofdioxide en van radioactief afval, als gevolg van elektriciteitsproductie met verschillende energiebronnen veroorzaakt door de totale brandstofmix die de leverancier in het voorafgaande jaar heeft gebruikt;

  • b. eindafnemers: afnemers aan wie uitsluitend voor eigen verbruik elektriciteit wordt geleverd.

Artikel 95k

  • 1 De leverancier meldt:

    • a. op of bij de rekening en in het promotiemateriaal, uiterlijk drie maanden na 1 januari van elk kalenderjaar, de opwekkingsgegevens van de door hem in het voorgaande kalenderjaar aan zijn eindafnemers geleverde elektriciteit, of

    • b. op of bij de rekening, de opwekkingsgegevens van door hem de in de periode waarop die rekening betrekking heeft aan zijn eindafnemers geleverde elektriciteit.

  • 2 Een producent of een handelaar meldt uiterlijk twee maanden na 1 januari van elk kalenderjaar, aan de leverancier de opwekkingsgegevens van de in het voorgaande kalenderjaar door hem geproduceerde of verhandelde elektriciteit.

  • 3 De betrouwbaarheid van de opwekkingsgegevens van de elektriciteit waarvoor certificaten, garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit of garanties van oorsprong voor elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling worden verstrekt, wordt door middel van die certificaten, garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit of garanties van oorsprong voor elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling gewaarborgd.

  • 4 Indien de producent, handelaar of leverancier onderdeel uitmaakt van een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, worden tevens de opwekkingsgegevens van de groep als geheel vermeld op of bij de rekening aan de eindafnemer, alsmede op aan de eindafnemer geadresseerd promotiemateriaal.

  • 5 Onze Minister kan nadere regels stellen met betrekking tot:

    • a. de opwekkingsgegevens die de leverancier vermeldt op of bij de rekening aan de eindafnemer, en de wijze waarop deze gegevens worden weergegeven;

    • b. de wijze waarop de opwekkingsgegevens door de producent, handelaar en leverancier onderling worden doorgegeven;

    • c. de wijze waarop de opwekkingsgegevens van geïmporteerde en in Nederland verhandelde of geleverde elektriciteit worden vermeld;

    • d. de wijze waarop de betrouwbaarheid van de opwekkingsgegevens ten minste wordt gewaarborgd.

  • 6 Van de verplichtingen in dit artikel kan uitsluitend gemotiveerd worden afgeweken.

Artikel 95l

  • 1 In dit artikel wordt onder milieugevolgen ten minste verstaan: de uitstoot van koolstofdioxide en radioactief afval.

  • 2 De leverancier geeft ten minste eenmaal per kalenderjaar aan zijn eindafnemers een keuze van energiebronnen die hij zal gebruiken, onder vermelding van de milieugevolgen die te verwachten zijn van elektriciteitsproductie met die energiebronnen.

  • 3 Eindafnemers maken een keuze uit het aanbod van de leverancier en maken deze keuze bekend aan de leverancier.

  • 4 Indien een eindafnemer binnen de door de leverancier gestelde termijn geen keuze maakt, levert de leverancier de door hem gekozen elektriciteit aan de eindafnemer.

  • 5 Een producent of een handelaar geeft aan een leverancier een keuze van energiebronnen waaruit hij elektriciteit kan krijgen, onder vermelding van de milieugevolgen die te verwachten zijn van elektriciteitsproductie met die energiebronnen.

  • 6 Een producent of handelaar meldt aan de leverancier het aandeel van elke energiebron waaruit de leverancier elektriciteit heeft gekregen en de milieugevolgen van de elektriciteitsproductie met die energiebronnen.

  • 7 De leverancier meldt op of bij de rekening aan de eindafnemer het aandeel van elke energiebron die de leverancier heeft gebruikt voor levering aan die afnemer en de milieugevolgen van de elektriciteitsproductie met die energiebronnen.

  • 8 Onze Minister kan nadere regels stellen met betrekking tot de wijze waarop:

    • a. de betrouwbaarheid van de informatie van een producent of handelaar aan de leverancier ten minste wordt gewaarborgd;

    • b. de betrouwbaarheid van de informatie van de leverancier aan de eindafnemer ten minste wordt gewaarborgd.

  • 9 Dit artikel treedt in werking met ingang van 1 januari 2007, dan wel op een eerder, bij koninklijk besluit te bepalen datum.

§ 1c. Consumentenbescherming

Artikel 95m

  • 1 De voorwaarden, verbonden aan een leverings- of transportovereenkomst met een afnemer als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, zijn transparant, eerlijk en vooraf bekend. De voorwaarden worden in ieder geval voor het sluiten van de overeenkomst verstrekt en zijn gesteld in duidelijke en begrijpelijke taal.

  • 2 Leveranciers en netbeheerders zorgen ervoor dat afnemers als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, te allen tijde transparante informatie kunnen verkrijgen over de geldende tarieven en voorwaarden voor levering en transport van elektriciteit.

  • 3 Het is verboden voor de houder van een vergunning om op zodanige wijze afnemers als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, te benaderen dat onduidelijkheid bestaat over het feit dat een contract is afgesloten, de duur van het contract, de voorwaarden voor verlenging en beëindiging van het contract, het bestaan van een recht op opzegging en de voorwaarden van opzegging.

  • 4 Een contract, gesloten in strijd met het bepaalde bij of krachtens dit artikel is vernietigbaar.

  • 5 Een leverancier biedt een afnemer als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, ten minste een overeenkomst voor de levering van elektriciteit voor een onbepaalde duur aan.

  • 6 Indien de afnemer als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, geen uitdrukkelijke keuze maakt voor een overeenkomst voor bepaalde duur, wordt hij geacht gekozen te hebben voor een overeenkomst voor onbepaalde duur.

  • 7 Een afnemer als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, kan elke overeenkomst tot levering van elektriciteit beëindigen met inachtneming van een termijn van dertig dagen.

  • 8 Indien sprake is van een overeenkomst voor bepaalde duur, kan de leverancier in deze overeenkomst opnemen dat bij tussentijdse beëindiging van de overeenkomst de afnemer een redelijke vergoeding is verschuldigd. Indien sprake is van een overeenkomst voor onbepaalde duur, kan een dergelijke vergoeding niet in de overeenkomst worden opgenomen.

  • 9 Bij ministeriële regeling worden ter implementatie van de richtlijn nadere regels gesteld over bescherming van afnemers als bedoeld in artikel 95a, eerste lid.

Artikel 95n

  • 1 Van de artikelen 95b en 95m, tweede, derde en achtste tot en met twaalfde lid, kan worden afgeweken indien er sprake is van een overeenkomst tot levering van elektriciteit aan een groep afnemers, waarbij:

    • a. de meerderheid van deze afnemers rechtspersoon is of handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf;

    • b. alle afnemers in de overeenkomst vertegenwoordigd worden, en

    • c. deze vertegenwoordiger er zorg voor draagt dat hij ten aanzien van alle aansluitingen met een doorlaatwaarde van ten hoogste 3 * 80 A over toestemming tot vertegenwoordiging in het kader van de overeenkomst beschikt.

§ 3. Slotbepalingen

Artikel 103

  • 1 [Red: Wijzigt de Elektriciteitswet 1989.]

  • 2 De Elektriciteitswet 1989 wordt ingetrokken.

Artikel 104

  • 1 De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

  • 2 Artikel 89 treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip en werkt terug tot en met 1 januari 1998.

  • 3 Paragraaf 8.1a treedt in werking met ingang van de datum waarop hoofdstuk 4 vervalt, dan wel op een eerder, bij koninklijk besluit te bepalen datum.

Artikel 105

Deze wet wordt aangehaald als: Elektriciteitswet met vermelding van het jaartal van het Staatsblad waarin zij zal worden geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 2 juli 1998

Beatrix

De Minister van Economische Zaken,

G. J. Wijers

Uitgegeven de zestiende juli 1998

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager