Stb. 2005, 425, datum inwerkingtreding 31-08-2005, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2005.
Overgangsbepaling ten aanzien van het gemeentelijk verslag met betrekking tot 2004
en de verantwoording van de rijksbijdrage 2004
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
1 In afwijking van het bepaalde in artikel 6, zendt het college van burgemeester en
wethouders voor 1 juli 2005 aan Onze Minister een schriftelijk verslag over de activiteiten
waarvoor de rijksbijdrage is verstrekt.
2 In afwijking van het bepaalde in artikel 4, eerste lid, deelt het college van burgemeester
en wethouders Onze Minister het in artikel 2, eerste lid, bedoelde aantal verklaringen
en beschikkingen met betrekking tot het jaar 2004 mede voor 1 juli 2005. De gegevens
zijn voorzien van een verklaring omtrent de getrouwheid en rechtmatigheid, afgegeven
door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk
Wetboek.
3 Indien de in het eerste lid bedoelde gegevens en verklaring van getrouwheid en rechtmatigheid
niet binnen de in het eerste lid genoemde termijn zijn verstrekt, stelt Onze Minister
het college van burgemeester en wethouders in de gelegenheid deze binnen drie weken
alsnog te verstrekken.
4 Indien het college van burgemeester en wethouders de in het eerste lid bedoelde gegevens
en verklaring van getrouwheid en rechtmatigheid niet binnen de in het tweede lid bedoelde
termijn verstrekt, wordt de rijksbijdrage voor het jaar 2004 volgens artikel 2 berekend,
met dien verstande dat wordt uitgegaan van de helft van het aantal verklaringen en
beschikkingen omtrent een inburgeringsprogramma op grond waarvan de rijksbijdrage
voor die gemeente is berekend in 2001.
5 Het college van burgemeester en wethouders dient bij Onze Minister voor 1 juli 2005
een financiële verantwoording in waaruit blijkt:
-
a. dat de rijksbijdrage voor het jaar 2004 rechtmatig is aangewend;
-
b. of, en zo ja op welke wijze, het deel van de rijksbijdrage 2004 dat was bestemd voor
educatieve programma’s als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder a, van de wet geheel
of gedeeltelijk is aangewend voor het geheel van de activiteiten als bedoeld in artikel
16 van de wet;
-
c. of, en zo ja op welke wijze, het deel van de rijksbijdrage 2004 dat was bestemd voor
het geheel van de activiteiten als bedoeld in artikel 16 van de wet geheel of gedeeltelijk
is aangewend voor educatieve programma’s als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder
a, van de wet;
-
d. of, en zo ja op welke wijze, een gedeelte van de rijksbijdrage 2004 is bestemd voor
opleidingen educatie als bedoeld in artikel 7.3.1. van de Wet educatie en beroepsonderwijs;
-
e. of, en zo ja op welke wijze, een gedeelte van de rijksbijdrage 2004 is bestemd voor
activiteiten als bedoeld in artikel 2, onderdeel k, van de Welzijnswet 1994;
-
f. of, en zo ja op welke wijze, een gedeelte van de rijksbijdrage 2004 is gereserveerd
ten behoeve van educatieve programma’s als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder
a, van de wet of ten behoeve van het geheel van de activiteiten als bedoeld in artikel
16 van de wet;
-
g. in voorkomende gevallen de stand van de reserveringen en de toevoegingen en onttrekkingen
aan de reserve, alsmede,
-
h. in voorkomende gevallen dat het college van burgemeester en wethouders middelen die
zijn verstrekt op grond van de Welzijnswet 1994 of op grond van de Wet educatie en
beroepsonderwijs wat opleidingen educatie betreft, heeft aangewend voor inburgering
van nieuwkomers.
6 De financiële verantwoording wordt ingericht volgens een door Onze Minister vastgesteld
model en is voorzien van een verklaring omtrent de getrouwheid en rechtmatigheid,
afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van
het Burgerlijk Wetboek. Artikel 4, achtste lid, is van overeenkomstige toepassing.
7 In geval toepassing is gegeven aan artikel 5 vermeldt de gemeente die de rijksbijdragen
voor het jaar 2004 verantwoordt in de financiële verantwoording de verdeling van de
in artikel 2 bedoelde aantallen verklaringen en genomen beschikkingen omtrent een
inburgeringsprogramma over de samenwerkende gemeenten.
8 In geval toepassing is gegeven aan artikel 5 vermeldt de in het zevende lid bedoelde
gemeente in de financiële verantwoording de bedragen die zijn ontvangen van de andere
gemeente of gemeenten alsmede de in de artikel 2, eerste lid, bedoelde gegevens met
betrekking tot die andere gemeente of gemeenten.
9 Het bepaalde in artikel 4, vierde lid, is niet van toepassing met betrekking tot de
voor een gemeente vastgestelde rijksbijdrage voor het jaar 2004.