Definities
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
Artikel 1 .
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
Voor de toepassing van het bij of krachtens deze regeling bepaalde, wordt verstaan
onder:
1. de Bank: De Nederlandsche Bank NV;
2. belegger: een natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap, die in verband
met beleggingsverrichtingen geld of instrumenten aan een deelnemende instelling heeft
toevertrouwd;
3. beleggingsverrichtingen: de werkzaamheden vervat in de definities van effectenbemiddelaar
en vermogensbeheerder in artikel 1 sub b en c Wte 1995, alsmede de bewaarneming en administratie van één of meer instrumenten, voorzover
uitgevoerd door een vestiging in een lidstaat van een deelnemende instelling;
4. betalingsonmachtige instelling: de deelnemende instelling ten aanzien waarvan de
Bank de vaststelling als bedoeld in artikel 3, eerste lid heeft gedaan;
5. bijkantoor: één of meer onderdelen zonder rechtspersoonlijkheid van een kredietinstelling,
die in een andere staat is of zijn gevestigd dan die waarin die kredietinstelling
is gevestigd, waarbij geldt dat indien een kredietinstelling meerdere bedrijfszetels
heeft in een andere lidstaat, deze bedrijfszetels per lidstaat beschouwd worden als
één bijkantoor;
6. crediteur: een natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap, die één of meer
vorderingen heeft ter zake van deposito's op een deelnemende instelling;
7. deelnemende instellingen:
-
a. de instellingen die zijn geregistreerd krachtens artikel 52, tweede lid sub a Wtk 1992;
-
b. de bij ministerieel besluit, genomen ingevolge artikel 84, derde lid Wtk 1992 en/of ingevolge artikel 28a, derde lid Wte 1995, aangewezen instellingen, voorzover deze instellingen zijn geregistreerd krachtens
artikel 52, tweede lid sub b Wtk 1992;
-
c. de instellingen die zijn geregistreerd krachtens artikel 52, tweede lid sub c Wtk 1992, die ingevolge artikel 2, zesde lid van deze regeling kiezen voor een aanvullende
deelname aan deze regeling;
8. deposito: een creditsaldo aangehouden bij een vestiging in een lidstaat van een
deelnemende instelling, luidende in euro's of andere valuta, dat wordt gevormd door
op een rekening staande gelden of dat tijdelijk uit normale banktransacties voortvloeit,
en dat deze deelnemende instelling onder de toepasselijke wettelijke en contractuele
voorwaarden verplicht is terug te betalen aan haar crediteur, alsmede schulden belichaamd
in door deze deelnemende instelling uitgegeven op naam gestelde schuldbewijzen;
9. eigen vermogen: het per ultimo van het jaar voorafgaande aan de toepassing van
deze regeling op grond van de uitvoering van de Wtk 1992 aan de Bank bekende toetsingsvermogen, berekend in het kader van de solvabiliteitstoetsing
wegens de richtlijnen als bedoeld in artikel 20 van de Wtk 1992;
10. gemeenschappelijke beleggingsverrichting: een beleggingsverrichting voor rekening
van twee of meer personen of ten aanzien waarvan twee of meer personen rechten hebben,
welke met de handtekening van één of meer van die personen kan worden uitgeoefend;
11. gemeenschappelijke rekening: een rekening die op naam van twee of meer crediteuren
is geopend of ten aanzien waarvan twee of meer crediteuren rechten hebben, en waarover
met de handtekening van één of meer van die crediteuren kan worden beschikt;
12. groep: een groep vennootschappen en/of rechtspersonen zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en sub o Wtk 1992;
13. instrumenten:
14. lidstaat: een staat die lid is van de Europese Unie, alsmede een staat, niet zijnde
een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij de Overeenkomst betreffende de
Europese Economische Ruimte (Trb 1992, 132);
15. regeling: deze collectieve garantieregeling van kredietinstellingen voor terugbetaalbare
gelden en beleggingen, zoals bedoeld in artikel 84, eerste lid Wtk 1992 en artikel 28a, eerste lid Wte 1995;
16. representatieve organisaties: de representatieve organisaties zoals bedoeld in
de beschikking van de Minister van Financiën dd 18 augustus 1997 (Staatscourant dd
25 augustus 1997, nr 161) ter uitvoering van artikel 1, eerste lid, onder d Wtk 1992;
17. richtlijn depositogarantiestelsels: de richtlijn 94/19/EG van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie dd 30 mei 1994 inzake
de depositogarantiestelsels (PB nr L 135/5 van 31 mei 1994);
18. richtlijn beleggerscompensatiestelsels: de richtlijn 97/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie dd 3 maart 1997 inzake
de beleggerscompensatiestelsels (PB nr L 84/22 van 26 maart 1997);
19. witwassen van geld: het delict als bedoeld in artikel 1 van de richtlijn 91/308/EEG van de Raad dd 10 juni 1991 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel
voor het witwassen van geld (PB
nr. L166/77 van 28 juni 1991), zoals dit in de lidstaten of daarbuiten strafbaar
is gesteld;
20. Wtk 1992: de Wet toezicht kredietwezen 1992; en
21. Wte 1995: de Wet toezicht effectenverkeer 1995.