-
a. Onze Minister: Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;
-
b. college: college, genoemd in artikel 2 van de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit;
-
c. telecommunicatie: iedere overdracht, uitzending of ontvangst van signalen van welke
aard ook door middel van kabels, radiogolven, optische middelen of andere elektromagnetische
middelen;
-
d. telecommunicatienetwerk: de overdrachtsapparatuur en, waar van toepassing, de routeringsapparatuur
en andere technische middelen die de overdracht mogelijk maken van signalen tussen
netwerkaansluitpunten via kabels, radiogolven, optische middelen of andere elektromagnetische
middelen;
-
e. telecommunicatiedienst: dienst die geheel of gedeeltelijk bestaat in de overdracht
of routering van signalen over een telecommunicatienetwerk;
-
f. openbare telecommunicatiedienst: telecommunicatiedienst die beschikbaar is voor het
publiek;
-
g. openbaar telecommunicatienetwerk: een telecommunicatienetwerk dat onder meer voor
de verrichting van openbare telecommunicatiediensten wordt gebruikt of een telecommunicatienetwerk
waarmee aan het publiek de mogelijkheid tot overdracht van signalen tussen netwerkaansluitpunten
ter beschikking gesteld wordt;
-
h. netwerkaansluitpunt: waar het een openbaar telecommunicatienetwerk betreft, het geheel
van verbindingen, met hun technische toegangsspecificaties, die deel uitmaken van
dit openbaar telecommunicatienetwerk, en nodig zijn om toegang te verkrijgen tot dit
netwerk en om efficiënt via dit netwerk te kunnen communiceren;
-
i. huurlijn: aan het publiek ter beschikking stellen van transparante transmissiecapaciteit
tussen twee netwerkaansluitpunten van een telecommunicatienetwerk, zonder routeringsfuncties
waarover gebruikers kunnen beschikken als onderdeel van de geleverde huurlijn;
-
j. bijzondere toegang: toegang tot een telecommunicatienetwerk op andere punten dan de
netwerkaansluitpunten die aan de meeste gebruikers worden aangeboden;
-
k. vaste openbare telefoondienst: openbare telecommunicatiedienst die bestaat in de directe
overdracht en routering van spraak van en naar netwerkaansluitpunten op vaste locaties
van een telecommunicatienetwerk, waarvan iedere gebruiker van op een dergelijk netwerkaansluitpunt
aangesloten apparatuur gebruik kan maken om met een ander netwerkaansluitpunt te communiceren;
-
l. vast openbaar telefoonnetwerk: de elementen van een openbaar telecommunicatienetwerk
die geheel of gedeeltelijk worden gebruikt voor de levering van de vaste openbare
telefoondienst;
-
m. mobiele openbare telefoondienst: openbare telecommunicatiedienst die bestaat in de
directe overdracht en routering van spraak en het daarbij tot stand brengen van radiocommunicatie
met een mobiele gebruiker die gebruik maakt van netwerkaansluitpunten van een telecommunicatienetwerk,
die zich niet op vaste locaties bevinden;
-
n. mobiel openbaar telefoonnetwerk: de elementen van een openbaar telecommunicatienetwerk
die geheel of gedeeltelijk worden gebruikt voor de levering van de mobiele openbare
telefoondienst;
-
o. omroepnetwerk: technische inrichtingen, of onderdelen daarvan, die worden gebruikt
om met gebruik van kabels of radioverbindingen tussen punten programma's te verspreiden
naar een of meer bij anderen in gebruik zijnde gronden, woningen, of niet tot woning
dienende gebouwen;
-
p. omroepzendernetwerk: radiozendapparaten, satellieten daaronder begrepen, die worden
gebruikt of mede gebruikt voor het verspreiden van programma's;
-
q. programma: programma als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder f, van de Mediawet;
-
r. kabels: kabels en de daarbij behorende ondersteuningswerken, beschermingswerken en
signaalinrichtingen, alsmede inrichtingen, bestemd om daarin verbinding tot stand
te brengen tussen kabels in, op of boven openbare gronden enerzijds en kabels in gebouwen
en daarmee één geheel vormende gronden anderzijds dan wel tussen laatstgenoemde kabels
onderling;
-
s. openbare gronden:
-
1°. openbare wegen met inbegrip van de daartoe behorende stoepen, glooiingen, bermen,
sloten, bruggen, viaducten, tunnels, duikers, beschoeiingen en andere werken;
-
2°. wateren met de daartoe behorende bruggen, plantsoenen, pleinen en andere plaatsen,
die voor eenieder toegankelijk zijn;
-
t. nummer: cijfers, letters of andere symbolen, al dan niet in combinatie, die bestemd
zijn voor toegang tot of identificatie van gebruikers, netwerkexploitanten, diensten,
netwerkaansluitpunten of andere netwerkelementen;
-
u. nummeridentificatie:
-
1°. faciliteit om het nummer van het oproepende netwerkaansluitpunt dan wel een nummer
waarmee een individuele gebruiker kan worden geïdentificeerd aan het opgeroepen netwerkaansluitpunt
te verstrekken, voordat de verbinding tot stand wordt gebracht;
-
2°. faciliteit om het nummer van het opgeroepen netwerkaansluitpunt dan wel het nummer
waarmee een individuele gebruiker kan worden geïdentificeerd aan het oproepende netwerkaansluitpunt
te verstrekken, voordat de verbinding tot stand wordt gebracht;
-
v. in de handel brengen: het voor de eerste maal afleveren na vervaardiging in de Europese
Economische Ruimte, het invoeren in de Europese Economische Ruimte uit een land daarbuiten,
alsmede het in gebruik nemen na vervaardiging of invoer uit een land buiten de Europese
Economische Ruimte in de Europese Economische Ruimte;
-
w. apparaten: alle elektrische en elektronische apparaten alsmede uitrustingen en installaties,
die elektrische of elektronische componenten bevatten;
-
x. randapparaten:
-
1°. apparaten die bestemd zijn om op een openbaar telecommunicatienetwerk te worden aangesloten,
zodanig dat zij:
-
a. rechtstreeks op netwerkaansluitpunten kunnen worden aangesloten, of
-
b. kunnen dienen voor interactie met een openbaar telecommunicatienetwerk via directe
of indirecte aansluiting op netwerkaansluitpunten ten behoeve van de overbrenging,
verwerking of ontvangst van informatie;
-
2°. radiozendapparaten die geschikt zijn om op een openbaar telecommunicatienetwerk te
worden aangesloten;
-
3°. apparaten voor satellietgrondstations tenzij bij of krachtens hoofdstuk 10 anders is bepaald, doch met uitsluiting van speciaal geconstrueerde apparatuur die
bedoeld is voor gebruik als onderdeel van een openbaar telecommunicatienetwerk;
-
ij. radiozendapparaten: apparaten die naar hun aard bestemd zijn voor het zenden of het
zenden en ontvangen van radiocommunicatiesignalen;
-
z. elektromagnetische compatibiliteit: eigenschap van apparaten, om op bevredigende wijze
in hun elektromagnetische omgeving te kunnen functioneren zonder zelf elektromagnetische
storingen te veroorzaken die ontoelaatbaar zijn voor alles wat zich in die omgeving
bevindt;
-
aa. systeem voor voorwaardelijke toegang: een systeem met behulp waarvan toegang verkregen
kan worden tot gecodeerde programma's of andere diensten die slechts gedecodeerd kunnen
worden ontvangen met behulp van een daartoe bestemd apparaat door degene die een daartoe
strekkende overeenkomst met de aanbieder van het systeem heeft gesloten;
-
bb. Internationaal Telecommunicatieverdrag: het op 22 december 1992 te Genève tot stand
gekomen Statuut en Verdrag van de Internationale Unie voor Telecommunicatie met de
daarbij behorende bijlagen en reglementen (Trb. 1993, 138) en de op 14 oktober 1994
te Kyoto tot stand gekomen Akten van wijziging van het Statuut en het Verdrag van
de Internationale Unie voor Telecommunicatie (Trb. 1995, 201);
-
cc. certificaat: een elektronische bevestiging die gegevens voor het verifiëren van een
elektronische handtekening met een bepaalde persoon verbindt en de identiteit van
die persoon bevestigt;
-
dd. gekwalificeerd certificaat: een certificaat dat voldoet aan de eisen, gesteld krachtens
artikel 18.15, tweede lid, en is afgegeven door een certificatiedienstverlener die voldoet aan de eisen, gesteld
krachtens artikel 18.15, eerste lid;
-
ee. certificatiedienstverlener: een natuurlijke of rechtspersoon die certificaten afgeeft
of andere diensten in verband met elektronische handtekeningen verleent;
-
ff. middel voor het aanmaken van elektronische handtekeningen: geconfigureerde software
of hardware die wordt gebruikt om de gegevens voor het aanmaken van elektronische
handtekeningen te implementeren;
-
gg. veilig middel voor het aanmaken van elektronische handtekeningen: een middel voor
het aanmaken van elektronische handtekeningen dat voldoet aan de eisen gesteld krachtens
artikel 18.17, eerste lid;
-
hh. elektronische handtekening: voor de toepassing van deze wet geldt de definitiebepaling
van artikel 15a, vierde lid, van Titel 1, afdeling 1A van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek;
-
ii. ondertekenaar: voor de toepassing van deze wet geldt de definitiebepaling van artikel 15a, vijfde lid, van Titel 1, afdeling 1A van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.