-
a. Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken;
-
b.
Autoriteit Consument en Markt: de Autoriteit Consument en Markt, genoemd in artikel 2, eerste lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt;
-
c.
[Red: vervallen;]
-
d. nationale regelgevende instantie: instantie in een andere lidstaat van de Europese
Unie die krachtens het recht van die lidstaat is belast met een of meer regelgevende
of daarmee verband houdende uitvoerende taken die zijn toegekend in de richtlijnen nrs. 2002/19/EG, 2002/20/EG, 2002/21/EG, 2002/22/EG of 2002/58/EG;
-
e. elektronisch communicatienetwerk: transmissiesystemen, waaronder mede begrepen de
schakel- of routeringsapparatuur, netwerkelementen die niet actief zijn en andere
middelen, die het mogelijk maken signalen over te brengen via kabels, radiogolven,
optische of andere elektromagnetische middelen, waaronder satellietnetwerken, vaste
en mobiele terrestrische netwerken, elektriciteitsnetten, voor zover deze voor overdracht
van signalen worden gebruikt en netwerken voor radio- en televisieomroep en kabeltelevisienetwerken,
ongeacht de aard van de overgebrachte informatie;
-
f. elektronische communicatiedienst: gewoonlijk tegen vergoeding aangeboden dienst die
geheel of hoofdzakelijk bestaat in het overbrengen van signalen via elektronische
communicatienetwerken, waaronder telecommunicatiediensten en transmissiediensten op
netwerken die voor omroep worden gebruikt, doch niet de dienst waarbij met behulp
van elektronische communicatienetwerken en -diensten overgebrachte inhoud wordt geleverd
of redactioneel wordt gecontroleerd. Het omvat niet de diensten van de informatiemaatschappij
zoals omschreven in artikel 1 van de notificatierichtlijn die niet geheel of hoofdzakelijk
bestaan uit het overbrengen van signalen via elektronische communicatienetwerken;
-
g. openbare elektronische communicatiedienst: elektronische communicatiedienst die beschikbaar
is voor het publiek;
-
h. openbaar elektronisch communicatienetwerk: elektronisch communicatienetwerk dat geheel
of hoofdzakelijk wordt gebruikt om openbare elektronische communicatiediensten aan
te bieden, waaronder mede wordt begrepen een netwerk, bestemd voor het verspreiden
van programma's voor zover dit aan het publiek geschiedt;
-
i. aanbieden van een elektronisch communicatienetwerk: het bouwen, exploiteren, beheren
of beschikbaar stellen van een elektronisch communicatienetwerk;
-
j. bijbehorende faciliteiten: de bij een elektronisch communicatienetwerk of een elektronische
communicatiedienst behorende diensten, fysieke infrastructuren en andere faciliteiten
of elementen die het aanbieden van diensten via dat netwerk of die dienst mogelijk
maken of ondersteunen of het potentieel hiertoe bezitten;
-
k. netwerkaansluitpunt: fysiek punt waarop een abonnee de toegang tot een openbaar elektronisch
communicatienetwerk wordt geboden; in het geval van netwerken met schakelings- of
routeringsfuncties wordt het netwerkaansluitpunt bepaald door middel van een specifiek
netwerkadres, dat met een abonneenummer of -naam kan zijn verbonden;
-
l. toegang: het aan een andere onderneming beschikbaar stellen van netwerkonderdelen,
bijbehorende faciliteiten of diensten onder uitdrukkelijke voorwaarden, al dan niet
op exclusieve basis, ten behoeve van het aanbieden van elektronische communicatiediensten,
het aanbieden van diensten voor de informatiemaatschappij of het verspreiden van programma’s
aan het publiek, door die onderneming;
-
m. interconnectie: specifiek type toegang dat wordt gerealiseerd tussen exploitanten
van openbare netwerken, inhoudende het fysiek en logisch verbinden van openbare communicatienetwerken
die door dezelfde of een andere onderneming worden gebruikt om het de gebruikers van
een onderneming mogelijk te maken te communiceren met die van dezelfde of van een
andere onderneming of toegang te hebben tot diensten die door een andere onderneming
worden aangeboden;
-
n. gebruiker: natuurlijk persoon of rechtspersoon die gebruik maakt van of verzoekt om
een openbare elektronische communicatiedienst;
-
o. eindgebruiker: natuurlijke persoon of rechtspersoon die van een openbare elektronische
communicatiedienst gebruik maakt of wil gaan maken en die niet tevens openbare elektronische
communicatienetwerken of openbare elektronische communicatiediensten aanbiedt;
-
p. abonnee: natuurlijke persoon of rechtspersoon die partij is bij een overeenkomst met
een aanbieder van openbare elektronische communicatiediensten voor de levering van
dergelijke diensten;
-
q. consument: natuurlijke persoon die gebruik maakt van of verzoekt om een openbare elektronische
communicatiedienst voor andere dan bedrijfs- of beroepsdoeleinden;
-
r. onderneming: onderneming in de zin van artikel 81, eerste lid, van het Verdrag tot
oprichting van de Europese Gemeenschap;
-
s. onderneming die beschikt over een aanmerkelijke marktmacht: onderneming die alleen
of tezamen met andere ondernemingen over een economische kracht beschikt die haar
in staat stelt zich in belangrijke mate onafhankelijk van haar concurrenten, klanten
en uiteindelijk consumenten te gedragen;
-
t. transnationale markt: bij beschikking, bedoeld in artikel 15, vierde lid, van richtlijn
nr. 2002/21/EG, gedefinieerde markt die de Europese Unie of een aanzienlijk, zich
over meer dan één lidstaat uitstrekkend, deel daarvan beslaat;
-
u.
[Red: vervallen;]
-
v.
[Red: vervallen;]
-
w.
[Red: vervallen;]
-
x. openbare telefoondienst: dienst die voor het publiek beschikbaar is voor direct of
indirect uitgaande en binnenkomende nationale of internationale gesprekken, met behulp
van een nummer of een aantal nummers in een nationaal of internationaal nummerplan;
-
y. programma: programma als bedoeld in artikel 1.1 van de Mediawet 2008;
-
z. kabels: fysieke geleidingsdraden bestemd voor de rechtstreekse overdracht van signalen
tussen punten en de bij deze fysieke geleidingsdraden behorende ondergrondse ondersteuningswerken,
beschermingswerken en signaalinrichtingen, alsmede inrichtingen, bestemd om daarin
verbinding tot stand te brengen tussen fysieke geleidingsdraden in, op of boven openbare
gronden enerzijds en fysieke geleidingsdraden in gebouwen en daarmee één geheel vormende
gronden anderzijds dan wel tussen laatstgenoemde fysieke geleidingsdraden onderling;
-
aa. openbare gronden:
-
1º. openbare wegen met inbegrip van de daartoe behorende stoepen, glooiingen, bermen,
sloten, bruggen, viaducten, tunnels, duikers, beschoeiingen en andere werken;
-
2º. wateren met de daartoe behorende bruggen, plantsoenen, pleinen en andere plaatsen,
die voor eenieder toegankelijk zijn;
-
bb. nummer: cijfers, letters of andere symbolen, al dan niet in combinatie, die bestemd
zijn voor toegang tot of identificatie van gebruikers, netwerkexploitanten, diensten,
netwerkaansluitpunten of andere netwerkelementen;
-
cc. nummeridentificatie:
-
1º. faciliteit om het nummer van het oproepende netwerkaansluitpunt dan wel een nummer
waarmee een individuele gebruiker kan worden geïdentificeerd aan het opgeroepen netwerkaansluitpunt
te verstrekken, voordat de verbinding tot stand wordt gebracht;
-
2º. faciliteit om het nummer van het opgeroepen netwerkaansluitpunt dan wel het nummer
waarmee een individuele gebruiker kan worden geïdentificeerd aan het oproepende netwerkaansluitpunt
te verstrekken, voordat de verbinding tot stand wordt gebracht;
-
dd. in de handel brengen: het voor de eerste maal afleveren na vervaardiging in de Europese
Economische Ruimte, het in gebruik nemen na vervaardiging in de Europese Economische
Ruimte, het invoeren in de Europese Economische Ruimte uit een land daarbuiten, of
het in gebruik nemen na invoer uit een land buiten de Europese Economische Ruimte
in de Europese Economische Ruimte;
-
ee. openbaar telecommunicatienetwerk: elektronisch communicatienetwerk dat geheel of gedeeltelijk
wordt gebruikt om openbare telecommunicatiediensten aan te bieden, voor zover het
netwerk niet gebruikt wordt voor het verspreiden van programma's;
-
ff. openbare telecommunicatiedienst: voor het publiek beschikbare dienst die geheel of
gedeeltelijk bestaat in het overbrengen van signalen via een elektronisch communicatienetwerk,
voor zover deze dienst niet bestaat uit het verspreiden van programma's;
-
gg. uitrusting: elk apparaat of vaste installatie;
-
hh. apparaten: elektrische en elektronische apparaten;
-
ii. vaste installatie: een specifieke combinatie van verschillende soorten apparaten en
eventuele andere inrichtingen, die samengebouwd, geïnstalleerd en bestemd zijn voor
permanent gebruik op een van te voren vastgestelde locatie;
-
jj. randapparaten:
-
1°. uitrusting die bestemd is om op een openbaar telecommunicatienetwerk te worden aangesloten,
zodanig dat zij: rechtstreeks op netwerkaansluitpunten kan worden aangesloten, of
kan dienen voor interactie met een openbaar telecommunicatienetwerk via directe of
indirecte aansluiting op netwerkaansluitpunten ten behoeve van overbrenging, verwerking
of ontvangst van informatie;
-
2°. Radiozendapparaten die geschikt zijn om op een openbaar telecommunicatienetwerk te
worden aangesloten;
-
3°. Uitrusting voor satellietgrondstations tenzij bij of krachtens hoofdstuk 10 anders is bepaald, doch met uitsluiting van speciaal geconstrueerde uitrusting die
bedoeld is voor gebruik als onderdeel van een openbaar telecommunicatienetwerk;
-
kk. radiozendapparaten: uitrusting die naar haar aard bestemd is voor het zenden of het
zenden en ontvangen van radiocommunicatiesignalen;
-
ll. systeem voor voorwaardelijke toegang: elke technische maatregel of regeling waarbij
toegang tot een beschermde radio- of televisie-omroepdienst in begrijpelijke vorm
afhankelijk wordt gemaakt van een abonnement of een andere vorm van voorafgaande individuele
machtiging;
-
mm. applicatieprogramma-interface: een software interface tussen externe toepassingen,
die beschikbaar is gesteld door omroepen, dienstenleveranciers, alsmede de hulpmiddelen
in de eindapparatuur;
-
nn. Internationaal Telecommunicatieverdrag: het op 22 december 1992 te Genève tot stand
gekomen Statuut en Verdrag van de Internationale Unie voor Telecommunicatie met de
daarbij behorende bijlagen en reglementen (Trb. 1993, 138), de op 14 oktober 1994
te Kyoto tot stand gekomen Akten van wijziging van het Statuut en het Verdrag van
de Internationale Unie voor Telecommunicatie (Trb. 1995, 201) en de op 6 november
1998 te Minneapolis tot stand gekomen Akten van wijziging van het Statuut en het Verdrag
van de Internationale Unie voor Telecommunicatie (Trb. 2001, 90);
-
oo.
richtlijn nr. 2002/19/EG: Richtlijn nr. 2002/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 maart 2002 inzake
de toegang tot en interconnectie van elektronische-communicatienetwerken en bijbehorende
faciliteiten (Toegangsrichtlijn) (PbEG L 108);
-
pp.
richtlijn nr. 2002/20/EG: Richtlijn nr. 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 maart 2002 betreffende
de machtiging voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Machtigingsrichtlijn)
(PbEG L 108);
-
qq.
richtlijn nr. 2002/21/EG: Richtlijn nr. 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 maart 2002 inzake
een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en
-diensten (Kaderrichtlijn) (PbEG L 108);
-
rr.
richtlijn nr. 2002/22/EG: Richtlijn nr. 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 maart 2002 inzake
de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken
en -diensten (Universeledienstrichtlijn) (PbEG L 108);
-
ss. certificaat: elektronische bevestiging die gegevens voor het verifiëren van een elektronische
handtekening met een bepaalde persoon verbindt en de identiteit van die persoon bevestigt;
-
tt. gekwalificeerd certificaat: certificaat dat voldoet aan de eisen, gesteld krachtens
artikel 18.15, tweede lid, en is afgegeven door een certificatiedienstverlener die voldoet aan de eisen, gesteld
krachtens artikel 18.15, eerste lid;
-
uu. certificatiedienstverlener: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die certificaten
afgeeft of andere diensten in verband met elektronische handtekeningen verleent;
-
vv. middel voor het aanmaken van elektronische handtekeningen: geconfigureerde software
of hardware die wordt gebruikt om de gegevens voor het aanmaken van elektronische
handtekeningen te implementeren;
-
ww. veilig middel voor het aanmaken van elektronische handtekeningen: een middel voor
het aanmaken van elektronische handtekeningen dat voldoet aan de eisen gesteld krachtens
artikel 18.17, eerste lid;
-
xx. elektronische handtekening: elektronische handtekening als bedoeld in artikel 15a, vierde lid, van Titel 1, afdeling 1A van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek;
-
yy. ondertekenaar: voor de toepassing van deze wet geldt de definitiebepaling van artikel 15a, vijfde lid, van Titel 1, afdeling 1A van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek;
-
zz. openbare betaaltelefoon: voor het publiek toegankelijk telefoontoestel waarmee uitgaande
gesprekken gevoerd kunnen worden en waarvan de betaling voor het gebruik kan geschieden
door middel van munten, krediet- of debetkaarten of vooruitbetaalde telefoonkaarten;
-
aaa. notificatierichtlijn: Richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad
van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied
van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij
(PbEG L 204);
-
bbb. programmadienst: dienst die geheel of hoofdzakelijk bestaat uit het aanbieden van
programma’s aan het algemene publiek of een deel daarvan;
-
ccc. conformiteitsrichtlijn: richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van de Europese
Unie, die geheel of gedeeltelijk berust op artikel 95 van het EG-Verdrag en regels
stelt over het op de markt brengen of het gebruik van apparaten;
-
ddd. nummerhouder: degene aan wie de Autoriteit Consument en Markt op aanvraag een nummer
heeft toegekend;
-
eee. nummergebruiker: degene die een nummer gebruikt;
-
fff. roamingverordening: op grond van artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking
van de Europese Unie vastgestelde verordening van het Europees Parlement en de Raad
van de Europese Unie betreffende roaming op openbare mobiele-communicatienetwerken
binnen de Unie, en de op grond van die verordening door de Europese Commissie vastgestelde
uitvoeringshandelingen;
-
ggg. bijbehorende diensten: de bij een elektronisch communicatienetwerk of een elektronische
communicatiedienst behorende diensten die het aanbieden van diensten via dat netwerk
of die dienst mogelijk maken of ondersteunen of het potentieel hiertoe bezitten;
-
hhh. schadelijke interferentie: interferentie die het functioneren van een radionavigatiedienst
of van andere veiligheidsvoorzieningen in gevaar brengt, of die een overeenkomstig
de geldende internationale, communautaire of nationale voorschriften werkende radiocommunicatiedienst
op een andere wijze ernstig verslechtert, hindert of herhaaldelijk onderbreekt;
-
iii. BEREC: het orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie,
opgericht bij Verordening (EG) nr. 1211/2009 van het Europees Parlement en de Raad
van 25 november 2009 tot oprichting van het Orgaan van Europese regelgevende instanties
voor elektronische communicatie (BEREC) en het Bureau;
-
jjj. Het Bureau: het Bureau als bedoeld in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1211/2009
van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 tot oprichting van het
Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (BEREC)
en het Bureau;
-
kkk. ITU: Internationale Unie voor Telecommunicatie.