Bijlage I. behorende bij artikel 2 van het Besluit milieuverslaglegging
[Regeling vervallen per 01-07-2009]
In deze bijlage wordt verstaan onder:
-
a. thermisch vermogen: de warmte-inhoud van de maximale hoeveelheid brandstoffen die
per tijdseenheid kan worden toegevoerd aan een stookinstallatie;
-
b. productie-, verwerkings-, waterverdampings- of smeltcapaciteit:
-
1°. de in de vergunning voor de betrokken inrichting omschreven productie-, verwerkings-,
waterverdampings- of smeltcapaciteit, onderscheidenlijk
-
2°. indien een vergunning geen omschrijving als bedoeld onder 1° bevat: de maximale productie-,
verwerkings-, waterverdampings- of smeltcapaciteit van de in de betrokken inrichting
opgestelde installaties en voorzieningen;
-
c. jaarproductie: de totaal gerealiseerde productie over het kalenderjaar, voorafgaand
aan het verslagjaar.
1. Inrichtingen die behoren tot de categorieën van inrichtingen die zijn genoemd in
bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, onder:
2.6, onder b;
5.3, onder b;
6.2, onder a of b;
7.4;
8.2, onder a of b;
9.3, onder g of h;
11.3, onder c, onder 1°, 4° of 6°, of d;
12.2, onder a;
16.3, onder b;
24.2;
28.4, onder e.
2. Pomp- en distributiestations ten behoeve van aardolie- of aardgaswinning die behoren
tot de categorie van inrichtingen die is genoemd in bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, onder 1.3, onder a.
3. Electriciteitscentrales voor zover het betreft inrichtingen waarin brandstoffen
worden verstookt in één of meerdere installaties, met in totaal een thermisch vermogen
van 300 Mw of meer.
4. Luchtvaartterreinen als bedoeld in artikel 1, onderdeel g, van de Luchtvaartwet, die behoren tot de categorie van inrichtingen die is genoemd in bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, onder 1.3, onder c.
5. Inrichtingen voor het vervaardigen van:
-
a. organische chemicalieën,
-
b. anorganische chemicalieën, of
-
c. fosfaat-, stikstof- of kaliumhoudende meststoffen
met een verwerkings- of productiecapaciteit van 100 000 ton of meer.
6. Inrichtingen voor het vervaardigen van:
-
a. producten voor gewasbescherming en biociden,
-
b. farmaceutische producten, die via een chemisch of biologisch procédé totstandkomen,
of
-
c. explosieven
met een verwerkings- of productiecapaciteit van 20 000 ton per jaar of meer.
7. Inrichtingen bestemd voor het bewerken of verwerken van chemische producten, met
inbegrip van elastomeren, peroxiden, alkenen en stikstofverbindingen met een productiecapaciteit
van 50 000 ton per jaar of meer.
8. Bierbrouwerijen die behoren tot de categorie van inrichtingen die is genoemd in
bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, onder 1.3, onder a of b, of onder 27.3.
9. Inrichtingen die behoren tot de categorie van inrichtingen die is genoemd in bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, onder 9.3, onder a, met een waterverdampingscapaciteit van 250 000 ton per jaar
of meer.
10. Inrichtingen die behoren tot de categorie van inrichtingen die is genoemd in bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, onder 9.3, onder i, met een productiecapaciteit van 25 ton per uur of meer.
11. Inrichtingen die behoren tot de categorie van inrichtingen die is genoemd in bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, onder 11.3, onder b, met een capaciteit van 100 000 ton per jaar of meer.
12. Inrichtingen die behoren tot de categorie van inrichtingen die is genoemd in bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, onder 11.3, onder e, met een smeltcapaciteit van 150 000 ton per jaar of meer.
13. Inrichtingen voor de secundaire vervaardiging van non-ferrometalen of legeringen
daarvan met productiecapaciteit van 100 000 ton per jaar of meer.
14. Inrichtingen die behoren tot de categorieën van inrichtingen die zijn genoemd
in bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, onder 12.2, onder b, c, e, f of g met een productieoppervlak van 250 000 m2 of meer.
15. Inrichtingen die behoren tot de categorie van inrichtingen die is genoemd in bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, onder 12.2, onder d, met een productieoppervlak van 250 000 m2 of meer.
16. Inrichtingen die behoren tot de categorie van inrichtingen die is genoemd in bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, onder 12.2, onder h:
-
– voor het smelten van non-ferrometalen of legeringen daarvan met een productiecapaciteit
van 15 000 ton per jaar of meer en een jaarproductie van 5000 ton of meer,
-
– voor het gieten van ijzer met een jaarproductie van 5000 ton of meer, of
-
– voor het gieten van non-ferrometalen met een jaarproductie van 4000 ton of meer.
17. Inrichtingen die behoren tot de categorie van inrichtingen die is genoemd in bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, onder 12.2, onder i, met een productiecapaciteit van 100 000 ton per jaar of meer.
18. Inrichtingen die behoren tot de categorie van inrichtingen die is genoemd in bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, onder 13.3, onder a, met een jaarproductie voor het vervaardigen of assembleren
van 10 000 of meer automobielen of motoren voor automobielen.
19. Inrichtingen die behoren tot de categorie van inrichtingen die is genoemd in bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, onder 13.3, onder b, voor zover het betreft scheepswerven met een doklengte van
200 meter of meer, waar straal- of conserveringswerkzaamheden in de open lucht plaatsvinden.
20. Inrichtingen die behoren tot de categorie van inrichtingen die is genoemd in bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, onder 16.1, onder a, en die tevens behoren tot categorie 1.3, onder b.
21. Inrichtingen die behoren tot de categorie van inrichtingen die is genoemd in bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, onder 27.3 voor zover het betreft inrichtingen met een capaciteit van 250 000 inwonerequivalenten
of meer.
22. Inrichtingen waarin zich een verbrandingsinstallatie bevindt als bedoeld in artikel
12, tweede lid, eerste volzin, van richtlijn nr. 2000/76/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 4 december 2000 betreffende
de verbranding van afval (PbEG L 332).