Artikel 2
[Regeling vervallen per 01-07-2009]
Als categorieën van gevallen waarin inrichtingen ernstige nadelige gevolgen voor het
milieu kunnen veroorzaken, als bedoeld in artikel 12.1, tweede lid, van de wet, worden
aangewezen de in bijlage I genoemde categorieën.
Artikel 3
[Regeling vervallen per 01-07-2009]
-
1 In het overheidsverslag worden, voorzover voor de betrokken inrichting relevant, de
onderwerpen behandeld en gegevens vermeld, die zijn aangegeven in bijlage II.
-
2 Kwantitatieve gegevens worden vermeld als jaarvrachten voor de gehele inrichting.
In afwijking van het bepaalde in de eerste volzin kan bij regeling van Onze Ministers
voor daarbij aangegeven kwantitatieve gegevens worden bepaald dat deze tevens op een
andere daarbij aangegeven wijze worden vermeld, indien dit naar hun oordeel is vereist
met het oog op:
-
a. de vaststelling van het door bestuursorganen te voeren milieubeleid en de controle
op de voortgang van de uitvoering van dat beleid, of
-
b. de uitvoering van een bindend besluit van de Raad van de Europese Unie of de Commissie
van de Europese Gemeenschappen.
-
7 Een bestuursorgaan kan bij het aanbrengen van beperkingen of het verbinden van voorschriften
aan een vergunning bepalen dat daarbij aangegeven andere gegevens dan vermeld in bijlage
II, onder 1 tot en met 13, in het overheidsverslag worden vermeld, dan wel dat de
overeenkomstig het tweede tot en met het zesde lid te verstrekken kwantitatieve gegevens
daarin op een andere daarbij aangegeven wijze worden vermeld. Van deze bevoegdheid
wordt uitsluitend gebruik gemaakt in gevallen waarin dat redelijkerwijs nodig is met
het oog op:
-
8 Een bestuursorgaan kan bij het aanbrengen van beperkingen of het verbinden van voorschriften
aan een vergunning nadere eisen stellen met betrekking tot de behandeling in het overheidsverslag
van het in bijlage II, onder 14, genoemde onderwerp, en het bepaalde in het vierde lid.
Artikel 3a
[Regeling vervallen per 01-07-2009]
Indien degene die de betrokken inrichting drijft, ingevolge artikel 5, eerste lid,
van de EG-verordening PRTR rapportageplichtig is, worden in afwijking van artikel 3, eerste lid, en punt 2 van bijlage II, met betrekking tot het verslagjaar in het overheidsverslag:
-
a. niet de onderwerpen 1 tot en met 6 uit de in bijlage II opgenomen tabel behandeld voor zover over die onderwerpen reeds ingevolge artikel
5, eerste lid, van de EG-verordening PRTR wordt gerapporteerd;
-
b. geen gegevens vermeld voor zover die gegevens reeds ingevolge artikel 5, eerste lid,
van de EG-verordening PRTR worden verstrekt.
Artikel 4
[Regeling vervallen per 01-07-2009]
-
1 Een bestuursorgaan kan aan een vergunning voorschriften verbinden tot het overleggen
van andere rapportages dan het overheidsverslag, uitsluitend indien dat redelijkerwijs
nodig is om gegevens te verkrijgen die niet met de daartoe nodige frequentie in het
overheidsverslag kunnen worden opgenomen, met het oog op:
-
2 Indien voorschriften aan een vergunning worden verbonden als bedoeld in het eerste
lid, wordt in de motivering van het besluit aangegeven waarom aan artikel 3, zevende lid, geen toepassing wordt gegeven.
Artikel 5
[Regeling vervallen per 01-07-2009]
Artikel 5a
[Regeling vervallen per 01-07-2009]
Een wijziging van de richtlijn, genoemd in bijlage I, onderdeel 22, gaat voor de toepassing van dat onderdeel gelden met ingang van de dag waarop aan
de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven.
Artikel 6
[Regeling vervallen per 01-07-2009]
[Red: Wijzigt het Besluit emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer A.]
Artikel 7
[Regeling vervallen per 01-07-2009]
[Red: Wijzigt het Besluit emissie-eisen titaandioxide-inrichtingen.]
Artikel 8
[Regeling vervallen per 01-07-2009]
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1999, met uitzondering van:
Artikel 9
[Regeling vervallen per 01-07-2009]
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit milieuverslaglegging.
Bijlage I. behorende bij artikel 2 van het Besluit milieuverslaglegging
[Regeling vervallen per 01-07-2009]
In deze bijlage wordt verstaan onder:
-
a. thermisch vermogen: de warmte-inhoud van de maximale hoeveelheid brandstoffen die
per tijdseenheid kan worden toegevoerd aan een stookinstallatie;
-
b. productie-, verwerkings-, waterverdampings- of smeltcapaciteit:
-
1°. de in de vergunning voor de betrokken inrichting omschreven productie-, verwerkings-,
waterverdampings- of smeltcapaciteit, onderscheidenlijk
-
2°. indien een vergunning geen omschrijving als bedoeld onder 1° bevat: de maximale productie-,
verwerkings-, waterverdampings- of smeltcapaciteit van de in de betrokken inrichting
opgestelde installaties en voorzieningen;
-
c. jaarproductie: de totaal gerealiseerde productie over het kalenderjaar, voorafgaand
aan het verslagjaar.
1. Inrichtingen die behoren tot de categorieën van inrichtingen die zijn genoemd in
bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, onder:
2.6, onder b;
5.3, onder b;
6.2, onder a of b;
7.4;
8.2, onder a of b;
9.3, onder g of h;
11.3, onder c, onder 1°, 4° of 6°, of d;
12.2, onder a;
16.3, onder b;
24.2;
28.4, onder e.
2. Pomp- en distributiestations ten behoeve van aardolie- of aardgaswinning die behoren
tot de categorie van inrichtingen die is genoemd in bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, onder 1.3, onder a.
3. Electriciteitscentrales voor zover het betreft inrichtingen waarin brandstoffen
worden verstookt in één of meerdere installaties, met in totaal een thermisch vermogen
van 300 Mw of meer.
4. Luchtvaartterreinen als bedoeld in artikel 1, onderdeel g, van de Luchtvaartwet, die behoren tot de categorie van inrichtingen die is genoemd in bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, onder 1.3, onder c.
5. Inrichtingen voor het vervaardigen van:
-
a. organische chemicalieën,
-
b. anorganische chemicalieën, of
-
c. fosfaat-, stikstof- of kaliumhoudende meststoffen
met een verwerkings- of productiecapaciteit van 100 000 ton of meer.
6. Inrichtingen voor het vervaardigen van:
-
a. producten voor gewasbescherming en biociden,
-
b. farmaceutische producten, die via een chemisch of biologisch procédé totstandkomen,
of
-
c. explosieven
met een verwerkings- of productiecapaciteit van 20 000 ton per jaar of meer.
7. Inrichtingen bestemd voor het bewerken of verwerken van chemische producten, met
inbegrip van elastomeren, peroxiden, alkenen en stikstofverbindingen met een productiecapaciteit
van 50 000 ton per jaar of meer.
8. Bierbrouwerijen die behoren tot de categorie van inrichtingen die is genoemd in
bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, onder 1.3, onder a of b, of onder 27.3.
9. Inrichtingen die behoren tot de categorie van inrichtingen die is genoemd in bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, onder 9.3, onder a, met een waterverdampingscapaciteit van 250 000 ton per jaar
of meer.
10. Inrichtingen die behoren tot de categorie van inrichtingen die is genoemd in bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, onder 9.3, onder i, met een productiecapaciteit van 25 ton per uur of meer.
11. Inrichtingen die behoren tot de categorie van inrichtingen die is genoemd in bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, onder 11.3, onder b, met een capaciteit van 100 000 ton per jaar of meer.
12. Inrichtingen die behoren tot de categorie van inrichtingen die is genoemd in bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, onder 11.3, onder e, met een smeltcapaciteit van 150 000 ton per jaar of meer.
13. Inrichtingen voor de secundaire vervaardiging van non-ferrometalen of legeringen
daarvan met productiecapaciteit van 100 000 ton per jaar of meer.
14. Inrichtingen die behoren tot de categorieën van inrichtingen die zijn genoemd
in bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, onder 12.2, onder b, c, e, f of g met een productieoppervlak van 250 000 m2 of meer.
15. Inrichtingen die behoren tot de categorie van inrichtingen die is genoemd in bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, onder 12.2, onder d, met een productieoppervlak van 250 000 m2 of meer.
16. Inrichtingen die behoren tot de categorie van inrichtingen die is genoemd in bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, onder 12.2, onder h:
-
– voor het smelten van non-ferrometalen of legeringen daarvan met een productiecapaciteit
van 15 000 ton per jaar of meer en een jaarproductie van 5000 ton of meer,
-
– voor het gieten van ijzer met een jaarproductie van 5000 ton of meer, of
-
– voor het gieten van non-ferrometalen met een jaarproductie van 4000 ton of meer.
17. Inrichtingen die behoren tot de categorie van inrichtingen die is genoemd in bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, onder 12.2, onder i, met een productiecapaciteit van 100 000 ton per jaar of meer.
18. Inrichtingen die behoren tot de categorie van inrichtingen die is genoemd in bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, onder 13.3, onder a, met een jaarproductie voor het vervaardigen of assembleren
van 10 000 of meer automobielen of motoren voor automobielen.
19. Inrichtingen die behoren tot de categorie van inrichtingen die is genoemd in bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, onder 13.3, onder b, voor zover het betreft scheepswerven met een doklengte van
200 meter of meer, waar straal- of conserveringswerkzaamheden in de open lucht plaatsvinden.
20. Inrichtingen die behoren tot de categorie van inrichtingen die is genoemd in bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, onder 16.1, onder a, en die tevens behoren tot categorie 1.3, onder b.
21. Inrichtingen die behoren tot de categorie van inrichtingen die is genoemd in bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, onder 27.3 voor zover het betreft inrichtingen met een capaciteit van 250 000 inwonerequivalenten
of meer.
22. Inrichtingen waarin zich een verbrandingsinstallatie bevindt als bedoeld in artikel
12, tweede lid, eerste volzin, van richtlijn nr. 2000/76/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 4 december 2000 betreffende
de verbranding van afval (PbEG L 332).