Wet van 26 november 1998, houdende goedkeuring en uitvoering van het op 9 september
1996 te Straatsburg tot stand gekomen Verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname
van afval in de Rijn- en binnenvaart (Trb. 1996, 293)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het op 9 september 1996 te Straatsburg
tot stand gekomen Verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de
Rijn- en binnenvaart (Trb. 1996, 293) ingevolge artikel 91, eerste lid, van de Grondwet
de goedkeuring van de Staten-Generaal behoeft, alvorens het Koninkrijk daaraan kan
worden gebonden;
dat het voorts noodzakelijk is regels te stellen ter uitvoering van het genoemde verdrag,
in hoofdzaak door middel van wijziging van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, de Wet milieubeheer en het Burgerlijk Wetboek;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: