Artikel 1. Begripsbepalingen
[Regeling vervallen per 11-06-2006]
- a. minister:
-
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen;
- b. wet:
-
de Wet educatie en beroepsonderwijs;
- c. instelling:
-
een instelling als bedoeld in artikel 1.3.1, artikel 1.4.1, of artikel 1.4.1a van de wet, of een instituut als bedoeld in artikel 12.3.8 van de wet, of een hogeschool als bedoeld in artikel 12.3.9 van de wet;
- d. landelijk orgaan:
-
een landelijk orgaan als bedoeld in artikel 1.5.1 van de wet;
- e. onderwijsondersteunende instelling:
-
het Centrum voor Innovatie van Opleidingen, genoemd in artikel 12, vierde lid, van de Wet subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende
activiteiten, dan wel een instelling als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de Wet subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende
activiteiten;
- f. ondernemer:
-
een natuurlijke persoon voor wiens rekening of mede voor wiens rekening een onderneming
in de zin van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 wordt gedreven, dan wel een rechtspersoon
in de zin van artikel 3, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
- g. brancheorganisatie:
-
een niet-publiekrechtelijke rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, die blijkens
zijn statuten als doel heeft de belangen te behartigen van ondernemers die behoren
tot eenzelfde bedrijfstak, daaronder niet begrepen de primaire landbouw en visserij
of een samenhangend deel daarvan, en die niet bedrijfsmatig werkzaam is;
- h. een project:
-
een samenhangend geheel van activiteiten gericht op de doelstelling, bedoeld in artikel 2;
- i. consortium:
-
een geen rechtspersoonlijkheid bezittend samenwerkingsverband van een instelling,
een ondernemer, een brancheorganisatie, een representant van een regionale bundeling
van bedrijven, een kennisinstelling, een landelijk orgaan of een onderwijsondersteunende
instelling, waarvan tenminste een instelling en een ondernemer of brancheorganisatie
uit het afnemend bedrijfsleven deel uit maken;
- j. aanvrager:
-
het bevoegd gezag van een instelling of landelijk orgaan of het bevoegde orgaan van
een brancheorganisatie dat namens het consortium de subsidieaanvraag indient en na
goedkeuring van het project als subsidieontvanger optreedt;
- k. samenwerkingsovereenkomst:
-
een door de bevoegde organen van de leden van het consortium ondertekend document
afkomstig van de daarin genoemde aanvrager, waaruit het voornemen van het consortium
blijkt van gezamenlijke uitvoering voor gezamenlijke rekening, van een op de doelstelling
van deze regeling gericht project;
- l. Senter:
-
het agentschap van het Ministerie van Economische Zaken waar de uitvoering van de
regeling is ondergebracht;
- m. co-financiering:
-
de bijdrage aan de kosten van het project door het consortium of door derden die
niet bij de uitvoering van het project betrokken zijn;
- n. apparaatskosten:
-
kosten ten behoeve van de uitvoering van de regeling;
- o. Awb:
-
de Algemene wet bestuursrecht;
- p. subsidie:
-
het bedrag, bedoeld in artikel 2.2.3, derde lid, van de wet, dat als aanvullende bekostiging aan de rijksbijdrage wordt toegevoegd ingeval het
een instelling als bedoeld in artikel 1.3.1, in artikel 12.3.8 of in artikel 12.3.9 van de wet betreft, of, het bedrag, dat op grond van artikel 2.7 van de wet als subsidie wordt toegekend ingeval het een instelling als bedoeld in artikel 1.4.1
of in artikel 1.4.1a van de wet, een landelijk orgaan, of een brancheorganisatie betreft.