Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken

[Regeling vervallen per 01-01-2006.]
Geraadpleegd op 20-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 21-03-2003 en zichtdatum 30-01-2004.
Geldend van 21-03-2003 t/m 29-01-2004

Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken

De Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

Gelet op Artikel 3, eerste en tweede lid, van de Kaderwet subsidies Ministerie van Buitenlandse Zaken;

Besluiten:

HOOFDSTUK I. ALGEMENE BEPALINGEN

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Afdeling 1. Algemeen

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Paragraaf 1. Begripsomschrijving; reikwijdte

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 1.1.1

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. activiteitensubsidie:

subsidie ten behoeve van activiteiten, gericht op vooraf omschreven doelstellingen en resultaten;

b. instellingssubsidie:

subsidie ten behoeve van de integrale kosten van de werkzaamheden van een instelling;

c. ontwikkelingslanden:

landen, vermeld in deel I, Developing Countries and Territories, van de in het kader van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) door het Development Assistence Committee (DAC) meest recent vastgestelde List of Aid Recipients;

d. Kaderwet:

Kaderwet subsidies Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Artikel 1.1.2

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Subsidie op grond van deze regeling kan worden verstrekt voor de activiteiten, genoemd in hoofdstuk II.

Artikel 1.1.3

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de verstrekking van subsidies door de minister, voor zover krachtens artikel 3, tweede lid, van de Kaderwet niet anders is bepaald.

Paragraaf 2. Subsidieontvangers

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 1.1.4

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Subsidie wordt slechts verleend aan rechtspersonen waarvan de statutaire doelstelling past binnen het doel van de subsidieverlening, die:

  • a. in staat zijn tot een adequaat financieel beheer en

  • b. door ervaringsdeskundigheid met betrekking tot activiteiten als waarvoor subsidie wordt gevraagd, een doelgerichte en doelmatige uitvoering van de activiteiten kunnen waarborgen.

Artikel 1.1.5

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Subsidie kan in afwijking van Artikel 1.1.4 worden verleend aan natuurlijke personen die voldoen aan Artikel 1.1.4, onder a en b, indien dit met het oog op de uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend in het bijzonder aangewezen moet worden geacht.

Paragraaf 3. Beleidsvoornemens;subsidieplafond; verdeling

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 1.1.6

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 De minister maakt uiterlijk twee weken voor aanvang van elk subsidietijdvak ten aanzien van elk van de krachtens artikel 3, eerste lid, van de Kaderwet nader bepaalde activiteiten zijn beleidsvoornemens met betrekking tot de verlening van subsidie bekend. De minister kan bij die gelegenheid tevens bekend maken welk bedrag in dat tijdvak beschikbaar is voor subsidieverlening, het subsidieplafond.

  • 2 Het subsidietijdvak, bedoeld in het eerste lid, valt samen met het kalenderjaar, tenzij bij de bekendmaking op grond van het eerste lid anders is bepaald.

  • 3 Bekendmaking van de beleidsvoornemens vindt plaats in de Staatscourant dan wel op een andere geschikte wijze, onder kennisgeving daarvan in de Staatscourant. Bekendmaking van de beleidsvoornemens kan achterwege blijven indien deze reeds bij eerdere gelegenheid zijn bekendgemaakt. De minister geeft daarvan kennis in de Staatscourant uiterlijk twee weken voor aanvang van het subsidietijdvak. Bekendmaking van een subsidieplafond vindt plaats in de Staatscourant.

  • 4 De minister kan bij de bekendmaking van een subsidieplafond bepalen dat bij de beoordeling van aanvragen mede acht wordt geslagen op een spreiding van uitgaven over de loop van het subsidietijdvak alsmede per categorie activiteiten afzonderlijke bedragen vaststellen voor doelgroepen, regio’s, thema’s, aard van de activiteiten, vorm van de subsidie en andere voor de subsidieverlening relevante invalshoeken.

Artikel 1.1.7

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 De minister behandelt subsidieaanvragen in volgorde van binnenkomst.

  • 2 De minister beslist binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag. De minister kan deze termijn verlengen met ten hoogste dertien weken.

  • 3 In afwijking van het eerste en tweede lid kan de minister bij de bekendmaking van zijn beleidsvoornemens dan wel het subsidieplafond bepalen dat met het oog op een onderlinge afweging van aanvragen dan wel met het oog op een spreiding van uitgaven over het subsidietijdvak op aanvragen wordt beslist na een of meer bepaalde data. Daarbij kan de minister bepalen dat met het oog op een verdeling van de beschikbare middelen de aanvragen die voor de aangeduide datum worden ingediend, worden gerangschikt naar bij de bekendmaking aangeduide maatstaven.

Paragraaf 4. Beoordeling

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 1.1.8

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 De minister neemt bij de beoordeling van subsidieaanvragen, mede in relatie tot overige aanvragen waarop nog niet is beslist, in acht de mate waarin:

    • a. de activiteiten bijdragen aan het realiseren van de doelstellingen van de subsidie, als omschreven krachtens artikel 3 van de Kaderwet,

    • b. de subsidie in evenredige verhouding staat tot aard, omvang en beoogde resultaten van de activiteiten,

    • c. de activiteiten een meer dan incidentele uitwerking kunnen hebben en

    • d. draagvlak voor de activiteiten bestaat, bijvoorbeeld blijkend uit een bijdrage in de kosten door betrokkenen.

  • 2 De minister kan bij de beoordeling van subsidieaanvragen mede betrekken:

    • a. de positie van vrouwen,

    • b. de gevolgen voor het milieu,

    • c. de naleving van internationaal aanvaarde humanitaire principes door de subsidieaanvrager, alsmede

    • d. de gevolgen voor internationaal erkende burger-, politieke, economische, sociale en culturele rechten van de mens.

  • 3 De minister kan bij de beoordeling van subsidieaanvragen voorts rekening houden met:

    • a. een spreiding van uitgaven over de loop van het subsidietijdvak,

    • b. de mate waarin een spreiding van de beschikbare middelen over verschillende ontvangers bijdraagt aan de doelmatigheid van de besteding daarvan en in een evenredige verhouding staat tot de administratieve lasten bij de verstrekking van subsidie,

    • c. de mate waarin de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd voorzien in een behoefte, mede gelet op het geheel van gesubsidieerde en anderszins bekostigde activiteiten en

    • d. een evenwichtige spreiding over doelgroepen, regio’s, thema’s, aard van de activiteiten, vorm van de subsidie en andere voor de subsidieverlening relevante invalshoeken.

  • 4 Met het oog op de toepassing van dit Artikel kan de minister met toepassing van Artikel 1.1.7, derde lid, de beslissing omtrent subsidieverlening aanhouden, zolang besluitvorming omtrent later ingediende aanvragen niet tot uitputting van de beschikbare middelen zou leiden.

Artikel 1.1.9

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Subsidie wordt geweigerd indien de aanvraag wordt ingediend na aanvang van de activiteiten.

Artikel 1.1.10

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Onverminderd het overigens bij of krachtens de wet bepaalde wordt subsidie geweigerd indien:

  • a. verlening niet verenigbaar is met het beleid van de minister ten aanzien van de buitenlandse betrekkingen en de ontwikkelingssamenwerking, zoals onder andere kenbaar uit de memorie van toelichting bij de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, uit het verkeer tussen de minister en de Staten-Generaal, uit de bekendmaking van zijn beleidsvoornemens op grond van Artikel 1.1.6, eerste lid, of uit andere geschikte vormen van bekendmaking of mededeling,

  • b. het volkenrecht of andere internationale verplichtingen voor het Koninkrijk zich verzetten tegen verlening van de subsidie of

  • c. de beschikbare middelen zijn uitgeput.

Artikel 1.1.11

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Subsidie wordt slechts verleend indien de aanvrager aannemelijk maakt dat de hem ten dienste staande financiële middelen, met inbegrip van de subsidie, voldoende zullen zijn om de voorgenomen activiteiten uit te voeren.

Paragraaf 5. Subsidieverleningstijdvak; begrotingsvoorbehoud

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 1.1.12

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Subsidie wordt verleend voor een bij de subsidieverlening vast te stellen tijdvak, maar niet langer dan voor de duur van de activiteiten. De minister kan op aanvraag van de subsidieontvanger het subsidieverleningstijdvak verlengen, zonder aanpassing van het subsidiebedrag, indien de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend niet binnen het oorspronkelijke tijdvak konden worden voltooid.

Artikel 1.1.13

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld wordt verleend onder de voorwaarde, bedoeld in Artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Paragraaf 6. Subsidiabele kosten

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 1.1.14

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Subsidie wordt slechts verleend voor de noodzakelijke kosten van de voorgenomen activiteiten in het licht van de beoogde doelstellingen en resultaten voor zover redelijkerwijs niet gevergd kan worden dat deze uit eigen middelen of anderszins bekostigd worden.

  • 2 Subsidie wordt niet verleend ter dekking van tekorten na afloop van de activiteiten.

  • 3 Bij de subsidieverlening kan de minister bepalen dat het subsidiebedrag door hem kan worden bijgesteld in het licht van onvoorziene ontwikkelingen die niet aan de subsidieontvanger kunnen worden toegerekend en redelijkerwijze niet voor diens risico gelaten kunnen worden.

Artikel 1.1.15

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Bij de subsidieverlening kan worden bepaald dat de kosten van de activiteiten, bedoeld in Artikel 1.1.14, eerste lid, op normatieve grondslag worden vastgesteld op voet van de gerealiseerde resultaten van de activiteiten of op andere bij de subsidieverlening bepaalde grondslag en dat in het subsidiebedrag een genormeerde vergoeding voor de personele en materiële kosten van de subsidieontvanger is begrepen.

Paragraaf 7. Vaststelling; voorschotten

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 1.1.16

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Subsidieverlening gaat vooraf aan subsidievaststelling.

Artikel 1.1.17

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

De minister kan aan de hand van een door de aanvrager verstrekte liquiditeitsprognose met betrekking tot de te subsidiëren activiteiten voorafgaand aan de subsidievaststelling voorschotten verlenen tot ten hoogste een bij de subsidieverlening vast te stellen bedrag.

Artikel 1.1.18

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

De minister beslist binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling. De minister kan deze termijn verlengen met ten hoogste dertien weken.

Paragraaf 8. Verplichtingen voor de subsidieontvanger

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 1.1.19

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 De subsidieontvanger draagt zorg voor een overzichtelijke en doelmatige administratie die een juist, volledig en actueel beeld geeft van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend en de verwezenlijking van de daarmee beoogde resultaten alsmede van de daarmee gemoeide uitgaven en inkomsten.

  • 2 Van alle uitgaven die betrekking hebben op activiteiten waarvoor subsidie is verleend alsmede van alle inkomsten die in aanmerking kunnen worden genomen bij de vaststelling van de subsidie bewaart de subsidieontvanger deugdelijke bewijsstukken.

  • 3 Als boekjaar geldt het kalenderjaar, tenzij bij de subsidieverlening anders is bepaald.

  • 4 De administratie en de daarbij behorende stukken worden tenminste tien jaar bewaard.

Artikel 1.1.20

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 De subsidieontvanger draagt zorg voor een doelmatige besteding van de subsidie. De subsidie, daaronder begrepen de daarop ontvangen renteopbrengsten, wordt uitsluitend besteed voor de activiteiten waarvoor zij blijkens de subsidieverlening is bestemd.

  • 2 Bij de besteding van de subsidie doet de subsidieontvanger recht aan de volkenrechtelijke positie van het Koninkrijk.

  • 3 De subsidieontvanger geeft in voorkomend geval blijk van zijn bereidheid om zijn activiteiten af te stemmen op soortgelijke activiteiten van andere organisaties.

Artikel 1.1.21

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 De minister kan bij de subsidieverlening bepalen dat de subsidieontvanger op bij de verlening te bepalen tijdstippen de minister inlichtingen verstrekt over de voortgang van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend en de verwezenlijking van de daarmee beoogde resultaten alsmede van de daarmee gemoeide uitgaven en inkomsten.

  • 2 De subsidieontvanger stelt de minister onverwijld in kennis van feiten of omstandigheden die redelijkerwijs van belang kunnen zijn voor wijziging of intrekking van de verlening of voor vaststelling van de subsidie.

Artikel 1.1.22

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

In de beschikking tot subsidieverlening kunnen ten aanzien van goederen die met de subsidie worden aangeschaft voorschriften worden gegeven omtrent gebruik en bestemming daarvan na afloop van het subsidieverleningstijdvak of na uitvoering van de activiteiten waarvoor de goederen zijn verworven. De minister kan daarbij bepalen dat de goederen om niet of tegen een door hem te bepalen vergoeding worden overgedragen aan hem of aan door hem aan te wijzen derden.

Artikel 1.1.23

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

In de beschikking tot subsidieverlening kan worden bepaald dat de minister vrijelijk en om niet gebruik kan maken van alle voortbrengselen waarop auteurs- of andere intellectuele eigendomsrechten kunnen gelden, die geheel of gedeeltelijk met de subsidie worden vervaardigd.

Artikel 1.1.24

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

De subsidieontvanger maakt bij publicaties inzake gesubsidieerde activiteiten en in correspondentie met derden die bij de uitvoering van de activiteiten zijn betrokken melding van de omstandigheid dat de activiteiten geheel of gedeeltelijk bekostigd zijn uit een subsidie verleend door de minister, tenzij de aard van de activiteiten, de hoedanigheid van de ontvanger of andere gewichtige omstandigheden zich daartegen verzetten.

Afdeling 2. Activiteitensubsidies

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 1.2.1

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 De aanvraag tot verlening van een activiteitensubsidie omvat:

    • a. een activiteitenplan,

    • b. een begroting en

    • c. een liquiditeitsprognose voor de eerstvolgende twaalf maanden.

  • 2 Indien de aanvraag om subsidie eerder dan dertien weken voor aanvang van het subsidietijdvak waarin de activiteiten zullen aanvangen wordt ingediend, schort de minister de behandeling op tot dertien weken voor aanvang van het subsidietijdvak. Voor de toepassing van Artikel 1.1.7 geldt als datum van ontvangst van de aanvraag de dag waarop de termijn van dertien weken aanvangt.

Artikel 1.2.2

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Het activiteitenplan omvat een overzicht van activiteiten, naar aard, omvang, fasering en onderling verband, in relatie tot de daarmee beoogde doelstellingen en resultaten en verwachte effecten voor de eerstvolgende twaalf maanden van het subsidieverleningstijdvak. Doelstellingen, resultaten en effecten worden waar mogelijk uitgedrukt in meetbare grootheden. Indien de activiteiten zich over een tijdvak van meer dan twaalf maanden uitstrekken gaat het activiteitenplan vergezeld van een globaal overzicht van werkzaamheden, doelstellingen, resultaten en verwachte effecten voor de resterende periode van het subsidieverleningstijdvak.

Artikel 1.2.3

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

De begroting geeft inzicht in de inkomsten, daaronder begrepen bijdragen van derden en uitgaven gerelateerd aan de voorgenomen activiteiten voor de eerstvolgende twaalf maanden van het subsidieverleningstijdvak en is voorzien van een postgewijze toelichting. Indien de activiteiten zich over een tijdvak van meer dan twaalf maanden uitstrekken gaat de begroting vergezeld van een financiële raming voor de daaropvolgende periode.

Artikel 1.2.4

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Indien de activiteiten zich over een tijdvak van meer dan twaalf maanden uitstrekken, verstrekt de subsidieontvanger uiterlijk dertien weken voor aanvang van de dertiende maand een activiteitenplan, vergezeld van een begroting en een liquiditeitsprognose voor de daarop volgende periode van twaalf maanden. Bij de subsidieverlening kan worden bepaald dat activiteitenplan en begroting voor elke nieuwe periode de goedkeuring van de minister behoeven.

  • 2 Bij de subsidieverlening kan de minister bepalen dat het eerste lid niet van toepassing is.

Artikel 1.2.5

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 De subsidieontvanger draagt zorg dat de begroting niet wordt overschreden.

  • 2 Blijkt dat de werkelijke uitgaven aanzienlijk lager blijven of de inkomsten aanzienlijk hoger zijn dan de begroting, dan stelt de subsidieontvanger de minister daarvan zo spoedig mogelijk in kennis, onder opgave van de verschillen en de oorzaken daarvan.

  • 3 Wijzigingen van activiteitenplan en begroting worden vooraf schriftelijk aan de minister ter goedkeuring voorgelegd. Indien binnen acht weken na indiening van het verzoek om goedkeuring de minister niet van bedenkingen heeft blijk gegeven, is het verzoek goedgekeurd.

Artikel 1.2.6

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Indien de activiteiten zich over een tijdvak van meer dan een kalenderjaar uitstrekken kan bij de subsidieverlening worden bepaald dat de vaststelling van de subsidie plaats vindt per kalenderjaar.

Artikel 1.2.7

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

De aanvraag tot vaststelling van een activiteitensubsidie geschiedt binnen zes maanden na afloop van het subsidieverleningstijdvak dan wel na afloop van de activiteiten dan wel, indien toepassing is gegeven aan Artikel 1.2.6, telkens binnen zes maanden na afloop van elk kalenderjaar.

Artikel 1.2.8

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 De aanvraag tot vaststelling geschiedt aan de hand van een verslag van werkzaamheden en een financiële verantwoording.

  • 2 Het verslag van werkzaamheden biedt inzicht in de mate waarin en de wijze waarop het activiteitenplan is uitgevoerd aan de hand van een overzicht van aard en omvang van de werkzaamheden en de daarmee behaalde resultaten.

  • 3 De financiële verantwoording biedt inzicht in de besteding van de subsidie, daaronder begrepen de daarop ontvangen renteopbrengsten, en verschaft de gegevens die voor de vaststelling van de subsidie noodzakelijk zijn. De verantwoording is ingericht overeenkomstig de begroting.

  • 4 Indien het subsidiebedrag gelijk is aan of hoger is dan € 5.000.000 of indien dit bij de subsidieverlening is bepaald, is Artikel 4:78 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing. Het accountantsonderzoek, bedoeld in Artikel 4:78, eerste lid, heeft tevens betrekking op de naleving van de aan de subsidie verbonden voorschriften. In afwijking van Artikel 4:78, vierde lid, kan de verklaring, bedoeld in Artikel 4:78, derde lid, na afloop van het boekjaar worden ingediend, indien daartoe uit oogpunt van doelmatigheid van het onderzoek grond bestaat. De minister kan bij de subsidieverlening voorschriften verbinden aan de uitvoering van het onderzoek en de inrichting van de accountantsverklaring. De subsidieontvanger bedingt bij de accountant dat deze de voorschriften, bedoeld in de vorige volzin, in acht neemt en dat deze in voorkomend geval meewerkt aan de uitoefening van het toezicht op grond van Artikel 6 van de Kaderwet subsidies Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Artikel 1.2.9

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Voorschotten die blijkens de vaststelling te veel betaald zijn, worden onverwijld aan de minister terugbetaald.

Afdeling 3. Instellingssubsidies

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 1.3.1

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Instellingssubsidies kunnen slechts worden verstrekt aan instellingen die zich geheel of in overwegende mate richten op het uitvoeren van activiteiten waarvoor krachtens artikel 3, eerste lid, van de Kaderwet subsidie kan worden verleend.

  • 2 Een subsidieaanvraag gaat voor de eerste maal vergezeld van:

    • a. een afschrift van de statuten dan wel de reglementen van de subsidieaanvrager, zoals deze laatstelijk zijn vastgesteld of gewijzigd en

    • b. de meest recente jaarrekening dan wel een overzicht van de financiële situatie van de subsidieaanvrager en van instellingen waarmee de subsidieaanvrager een organisatorische of financiële band heeft.

Artikel 1.3.2

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 2 Voor de toepassing van artikel 1.1.7, eerste lid, geldt als datum van ontvangst van aanvragen die eerder dan dertien weken voor aanvang van het subsidietijdvak waarin de activiteiten zullen worden uitgevoerd zijn ingediend de dag waarop die termijn van dertien weken aanvangt.

Artikel 1.3.3

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Wijzigingen van activiteitenplan en begroting worden vooraf schriftelijk aan de minister ter goedkeuring voorgelegd. Indien binnen acht weken na indiening van het verzoek om goedkeuring de minister niet van bedenkingen heeft blijk gegeven, is het verzoek goedgekeurd.

Artikel 1.3.4

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Voor de beschikbaarstelling van goederen aan derden of het verrichten van diensten voor derden brengt de subsidieontvanger een vergoeding in rekening die ten minste kostendekkend is. Deze verplichting geldt niet ten aanzien van derden die tot de doelgroep van de subsidie behoren.

Artikel 1.3.5

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Indien de subsidieontvanger zijn inkomsten in overwegende mate ontleent aan de subsidie vormt de subsidieontvanger een egalisatiereserve als bedoeld in Artikel 4:72, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 1.3.6

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 2 Het accountantsonderzoek heeft tevens betrekking op de naleving van de aan de subsidie verbonden voorschriften. De minister kan voorschriften verbinden aan de uitvoering van het onderzoek en de inrichting van de accountantsverklaring. De subsidieontvanger bedingt bij de accountant dat deze de voorschriften, bedoeld in de vorige volzin, in acht neemt en dat deze in voorkomend geval meewerkt aan de uitoefening van het toezicht op grond van Artikel 6 van de Kaderwet.

Afdeling 4. Subsidies lager dan € 25.000

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 1.4.1

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Indien de subsidie minder dan € 25.000 bedraagt is deze afdeling van toepassing, tenzij bij de subsidieverlening anders is bepaald.

  • 2 Aan de beschikking tot subsidievaststelling gaat geen beschikking tot subsidieverlening vooraf.

Artikel 1.4.2

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Voor de toepassing van deze regeling wordt ten aanzien van subsidies lager dan € 25.000 onder ’verlening’ verstaan: vaststelling.

Artikel 1.4.3

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

De subsidie wordt binnen zes weken na vaststelling in één termijn dan wel in een bij de subsidievaststelling te bepalen aantal termijnen betaald, doch niet eerder dan na aanvang van het subsidietijdvak.

Artikel 1.4.4

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

De subsidieontvanger dient binnen dertien weken na afloop van de activiteiten of na afloop van het subsidieverleningstijdvak bij de minister een verslag van werkzaamheden en een financiële verantwoording in.

HOOFDSTUK II. ACTIVITEITEN

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Afdeling 1. Mensenrechten; maatschappelijke transformatie; vrede en veiligheid, internationale rechtsorde, multilaterale samenwerking, bilaterale betrekkingen

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Paragraaf 1. Mensenrechten

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 2.1.1

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

De minister kan subsidie verstrekken voor activiteiten die strekken tot of dienstig zijn aan bevordering van de naleving van mensenrechten, vooral in landen waar de meest elementaire burgerrechten en politieke rechten worden geschonden, door ondersteuning van slachtoffers van schending van mensenrechten of door het bevorderen van respect voor mensenrechten, voor zover subsidiëring op grond van het overigens krachtens artikel 3 van de Kaderwet bepaalde niet mogelijk is.

Artikel 2.1.2

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Met het oog op en binnen het raam van de doelstelling genoemd in Artikel 2.1.1, onder b, komen voor subsidie in aanmerking activiteiten gericht op of ter bevordering van:

  • a. versterking van nationale en regionale bestuursstructuren en bestuurscapaciteit en verbetering van de kwaliteit van bestuur,

  • b. versterking van controlemechanismen van de bevolking op het bestuur alsmede de participatie van verschillende maatschappelijke geledingen in bestuur, onder meer door het versterken van de institutionele capaciteit van zowel de particuliere sector als de samenleving als geheel,

  • c. constitutionele ontwikkeling en verbetering van wetgeving en rechtshandhaving dan wel het tot stand brengen daarvan,

  • d. nationale verzoening en het consolideren van een vredescultuur en overige daarmee verband houdende activiteiten of

  • e. vrije en eerlijke verkiezingen.

Paragraaf 2. Maatschappelijke transformatie

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 2.1.3

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

De minister kan met het oog op de bevordering van het transitieproces in Midden- en Oost-Europa subsidie verlenen ten behoeve van activiteiten die strekken tot of dienstig zijn aan:

  • a. vestiging en versterking van pluriforme, democratische rechtsstaten,

  • b. de opbouw van een maatschappelijke middenveld of ’civil society’,

  • c. het proces van toetreding tot de Europese Unie of

  • d. de versterking van centrale overheden.

Artikel 2.1.4

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Met het oog op en binnen het raam van de doelstellingen, genoemd in Artikel 2.1.3, komen voor subsidie in aanmerking activiteiten gericht op of ter bevordering van:

  • a. de mondigheid en organisatiegraad van burgers, de pluriformiteit van maatschappelijke organisaties, de mogelijkheden tot betrokkenheid van burgers bij de inrichting van hun maatschappij en het particulier initiatief,

  • b. het functioneren van de rechtsstaat, de kwaliteit van wetgeving, rechtshandhaving en rechtspraak en de rechtsbescherming van burgers,

  • c. het democratisch gehalte en verbetering van het functioneren van overheden, de transparantie van overheidsoptreden en de toegankelijkheid van de overheid voor burgers,

  • d. het toerusten van centrale en decentrale overheden voor hun rol in toetreding tot de Europese Unie en de bevordering van de aanpassingen die daartoe nodig zijn,

  • e. de structuur, capaciteit, kwaliteit en bestuurskracht van centrale overheden of

  • f. kennisoverdracht, het financieel ondersteunen van studerenden en de ontwikkeling en uitvoering van opleidingen, cursussen, trainingen en stages.

Paragraaf 3. Vrede en veiligheid, internationale rechtsorde, multilaterale samenwerking, bilaterale betrekkingen, overige activiteiten

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 2.1.5

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

De minister kan subsidie verstrekken voor activiteiten die strekken tot of dienstig zijn aan de ontwikkeling en uitvoering van het beleid van de minister op het gebied van mensenrechten, democratisering, goed bestuur, vrede en veiligheid, het milieu, de internationale rechtsorde, internationale juridische en justitiële samenwerking, de bevordering van de multilaterale samenwerking of de verbetering van bilaterale betrekkingen, voor zover subsidiëring op grond van het overigens krachtens artikel 3 van de Kaderwet bepaalde niet mogelijk is.

Afdeling 3. Thematische medefinanciering

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Paragraaf 1. Doelstelling

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 2.3.1

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 De minister kan subsidie verlenen ten behoeve van activiteiten die strekken tot of dienstig zijn aan structurele armoedebestrijding in ontwikkelingslanden door middel van de interventiestrategieën directe armoedebestrijding, maatschappijopbouw of beleidsbeïnvloeding.

  • 2 De activiteiten omvatten de ondersteuning van particuliere organisaties in ontwikkelingslanden die naar doelstelling en werkzaamheden zijn gericht op een of meer van de in het derde lid genoemde thema's, op een specifieke doelgroep, land of regio dan wel op andere wijze een betekenisvolle bijdrage leveren aan de realisering van de doelstelling, genoemd in het eerste lid.

  • 3 De thema's, bedoeld in het tweede lid, zijn:

    • a. economische ontwikkeling,

    • b. menselijke ontwikkeling,

    • c. sociaal-culturele ontwikkeling,

    • d. politieke ontwikkeling,

    • e. vrede en veiligheid,

    • f. milieu en

    • g. gender.

Paragraaf 2. Organisaties

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 2.3.2

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Voor subsidie komen in aanmerking particuliere organisaties zonder winstoogmerk die:

    • a. zijn gericht of mede gericht op structurele armoedebestrijding in de zin van artikel 2.3.1,

    • b. in staat zijn daaraan op doeltreffende en doelmatige wijze uitvoering te geven en

    • c. maatschappelijk zijn verankerd.

  • 2 Bij de beoordeling van de organisatie aan de maatstaven, genoemd in het eerste lid, neemt de minister in aanmerking de mate waarin de organisatie:

    • a. beschikt over maatschappelijk draagvlak in ontwikkelde landen of in de landen waarop haar werkzaamheden zijn gericht,

    • b. beschikt over samenwerkingsrelaties met particuliere organisaties of groepen in ontwikkelde en in ontwikkelingslanden,

    • c. naar organisatiecultuur en werkwijze is gekenmerkt door vraaggerichtheid, analyses van armoedeprocessen, gelijkwaardigheid in de relaties met partnerorganisaties en het wederzijds afleggen van verantwoording,

    • d. bijdraagt aan de opbouw van organisaties en aan versterking van de lokale maatschappelijke structuur in ontwikkelingslanden,

    • e. bijdraagt aan de bevordering van samenhang tussen beleidsontwikkelingen in ontwikkelde en in ontwikkelingslanden,

    • f. bijdraagt aan versterking van het draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking,

    • g. zorg draagt voor een doelgerichte en doelmatige uitvoering van haar werkzaamheden,

    • h. bereid en in staat is om, zoveel mogelijk in samenwerking met andere instellingen, een stelsel van kwaliteitszorg te ontwikkelen en toe te passen,

    • i. periodiek en stelselmatig verantwoording aflegt aan leden, donateurs en andere financiers en aan de organisaties en groepen waarmee de organisatie samenwerkingsrelaties onderhoudt over de realisatie van haar doelstellingen, de bereikte resultaten, de uitvoering van haar werkzaamheden, de besteding van haar middelen en het voorgenomen beleid van de organisatie, mede in het licht van de uitkomsten van het stelsel van kwaliteitszorg, bedoeld in onderdeel h en

    • j. blijk geeft van innoverend vermogen.

Paragraaf 3. Thema's

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 2.3.3

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Met het oog op en binnen het raam van de doelstelling, genoemd in artikel 2.3.1, omvat het thema economische ontwikkeling activiteiten die strekken tot of dienstig zijn aan een duurzame economische ontwikkeling, daaronder begrepen maatschappelijk verantwoord ondernemen en versterking van de positie van ontwikkelingslanden in het wereldhandelsverkeer.

Artikel 2.3.4

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Met het oog op en binnen het raam van de doelstelling, genoemd in artikel 2.3.1, omvat het thema menselijke ontwikkeling activiteiten die strekken tot of dienstig zijn aan verbetering van de beschikbaarheid van en de toegang tot voorzieningen op het terrein van de primaire levensbehoeften als:

  • a. basisgezondheidszorg,

  • b. zorg voor reproductieve en seksuele gezondheid, daaronder begrepen preventie en bestrijding van seksueel overdraagbare ziekten,

  • c. bestrijding en preventie van gezondheidsproblemen die samenhangen met armoede,

  • d. voeding,

  • e. drinkwater en sanitatie, alsmede activiteiten gericht op vermindering van de verspreiding van HIV en AIDS en beperking van de nadelige individuele en maatschappelijke gevolgen daarvan.

  • f. deelname aan sport of

  • g. versterking van de positie van kinderen en jongeren.

Artikel 2.3.5

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Met het oog op en binnen het raam van de doelstelling, genoemd in artikel 2.3.1, omvat het thema sociaal-culturele ontwikkeling activiteiten die strekken tot of dienstig zijn aan:

  • a. de bevordering van de beschikbaarheid en toegang tot het basic education,

  • b. de deelname aan culturele activiteiten als middel tot maatschappelijke ontwikkeling,

  • c. de bevordering van communicatieprocessen met het oog op vergroting van de maatschappelijke participatie van burgers.

Artikel 2.3.6

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Met het oog op en binnen het raam van de doelstelling, genoemd in artikel 2.3.1, omvat het thema politieke ontwikkeling activiteiten die strekken tot of dienstig zijn aan:

  • a. de bevordering van de naleving van mensenrechten of

  • b. de bevordering van een open en voor verantwoording vatbare wijze van bestuur, vestiging of versterking van de rechtsstaat en bevordering van democratiseringsprocessen.

Artikel 2.3.7

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Met het oog op en binnen het raam van de doelstelling, genoemd in artikel 2.3.1, omvat het thema vrede en veiligheid activiteiten die strekken tot of dienstig zijn aan

  • a. conflictpreventie, -beheersing en -beslechting,

  • b. vredesopbouw,

  • c. ontmijning of

  • d. rehabilitatie ofwel wederopbouw na conflict.

Artikel 2.3.8

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Met het oog op en binnen het raam van de doelstelling, genoemd in artikel 2.3.1, omvat het thema milieu activiteiten die strekken tot of dienstig zijn aan bevordering van een ecologisch duurzame ontwikkeling en biodiversiteit. De activiteiten kunnen betrekking hebben op:

  • a. sectoroverschrijdende milieuthema's op het gebied van de sociaal-economische ontwikkeling,

  • b. integraal waterbeheer,

  • c. milieutoetsing en daaraan verwante activiteiten,

  • d. duurzaam beheer en gebruik van biodiversiteit en bossen,

  • e. woestijnbestrijding,

  • f. klimaatbeleid,

  • g. duurzame energievoorziening,

  • h. stedelijk milieu,

  • i. technologische vernieuwing of

  • j. overige thema's die van betekenis zijn voor de bevordering van een ecologisch duurzame ontwikkeling en biodiversiteit in dan wel in samenwerking met ontwikkelingslanden.

Artikel 2.3.9

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Met het oog op en binnen het raam van de doelstelling, genoemd in artikel 2.3.1, omvat het thema gender activiteiten die strekken tot of dienstig zijn aan:

  • a. bevordering van een integrale, systematische en duurzame inbedding en doorwerking van het genderaspect in beleid en uitvoering ten aanzien van de thema's, genoemd in artikel 2.3.1, derde lid, onderdelen a tot en met f, of

  • b. ondersteuning van de vrouwenbeweging in ontwikkelingslanden.

Paragraaf 4. Procedurele bepalingen; aanvraag

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 2.3.10

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Subsidie wordt met toepassing van artikel 1.1.7, derde lid, eens per jaar verleend voor een tijdvak van ten hoogste vier jaar.

  • 2 In afwijking van artikel 1.1.6, eerste lid, maakt de minister uiterlijk twaalf maanden voorafgaand aan het subsidietijdvak zijn beleidsvoornemens bekend.

  • 3 Aanvragen kunnen tot uiterlijk 15 mei in het jaar voorafgaand aan het subsidietijdvak bij de minister worden ingediend. De minister beslist uiterlijk drie maanden voorafgaand aan het subsidietijdvak.

  • 4 Subsidie kan slechts worden verleend tot ten hoogste 65% van de jaarlijkse uitgaven van de ontvanger. Subsidieaanvragen om een bedrag lager dan ¤ 100.000 komen niet voor toekenning in aanmerking.

Artikel 2.3.11

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

In de aanvraag zet de organisatie, onverminderd het overigens in deze regeling bepaalde, uiteen op welke wijze zij voldoet aan de vereisten die voortvloeien uit artikel 2.3.1. De aanvraag omvat daartoe een uiteenzetting over de organisatie en over de door haar voorgenomen werkzaamheden.

Artikel 2.3.12

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

In de uiteenzetting over de organisatie besteedt de aanvrager aandacht aan:

  • a. de geschiedenis, missie en werkwijze van de organisatie,

  • b. de gehanteerde interventiestrategieën,

  • c. de aard en omvang van de relaties met derden en het in dit opzicht door de organisatie gevoerde beleid,

  • d. de wijze waarop de invloed van derden gestalte krijgt en de mate waarin sprake is van wederkerigheid en van aanpassingen in beleid en programma over en weer,

  • e. de wijze waarop de organisatie bijdraagt aan vergroting van het draagvlak bij derden voor haar activiteiten en de bereikte effecten,

  • f. de organisatievorm en formele kaders die voor het functioneren van de organisatie relevant zijn,

  • g. de wijze waarop de organisatie een doelmatige en doelgerichte inzet van haar middelen waarborgt,

  • h. de wijze waarop de organisatie gestalte geeft aan de bewaking van voortgang en kwaliteit van beleid en programma's van de organisatie en

  • i. het door de organisatie gevoerde financieel beheer.

Artikel 2.3.13

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

In de uiteenzetting over de voorgenomen werkzaamheden komen aan de orde:

  • a. het belang van de subsidie voor het verwezenlijken van de missie van de organisatie en voor haar continuïteit,

  • b. de relatie tussen de aanvraag en de doelstellingen van de subsidie als omschreven in deze afdeling en in de op grond van artikel 1.1.6 door de minister geformuleerde beleidsvoornemens,

  • c. het verband tussen doelen, middelen en resultaten,

  • d. de begrote inkomsten en uitgaven over het gehele subsidietijdvak, voorzien van een toelichting waarin mede aandacht wordt besteed aan de geprognotiseerde bijdragen van derden,

  • e. de mate waarin en de wijze waarop de voorgenomen werkzaamheden een duurzame uitwerking zullen hebben, mede aan de hand van een uiteenzetting over benutting en opbouw van lokale capaciteit, over coördinatie met en effecten op door anderen verzorgde werkzaamheden,

  • f. de kritische factoren voor het behalen van de beoogde resultaten en beperking van de onderkende risico's,

  • g. de gevolgen van het geheel of gedeeltelijk uitblijven van de begrote bijdragen van derden en

  • h. de voornemens ten aanzien van het uitbrengen van specifieke rapportages, in het licht van de door de organisatie geformuleerde doelstellingen.

Paragraaf 5. Bijzondere bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 2.3.14

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Deze afdeling is, met uitzondering van de artikelen 2.3.1 en 2.3.3 tot en met 2.3.9, niet van toepassing op de verlening van subsidie door een Nederlandse vertegenwoordiging namens de minister.

  • 2 Deze afdeling is, met uitzondering van de artikelen 2.3.1, eerste lid, en 2.3.3 tot en met 2.3.9, niet van toepassing op de verlening van subsidie aan organisaties, die naar doelstelling en werkzaamheden zijn gericht op een van de thema’s, genoemd in artikel 2.3.1, derde lid, waarop de minister op grond van statutaire of organisatorische voorzieningen zeggenschap kan uitoefenen ten aanzien van een of meer van de in artikel 2.3.12 bedoelde onderwerpen.

  • 3 De minister kan bij de bekendmaking van een beleidsvoornemen op grond van artikel 1.1.6 bepalen dat organisaties in afwijking van artikel 2.3.1, tweede lid, wat betreft de ondersteuning van particuliere organisaties in ontwikkelingslanden en van artikel 2.3.2, eerste lid, onderdeel c, en tweede lid, onderdelen a, b, d en f, voor subsidie ten laste van deze afdeling in aanmerking kunnen komen indien dit met het oog op de realisering van de doelstellingen, genoemd in paragraaf 1, en de uitvoering van de daarop gerichte activiteiten in het bijzonder aangewezen moet worden geacht.

Afdeling 4. Onderwijs, onderzoek; regionale prioriteiten

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Paragraaf 2. Internationaal onderwijs en -onderzoek

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 2.4.6

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

De minister kan subsidie verlenen ten behoeve van activiteiten die strekken tot of dienstig zijn aan de uitvoering van internationaal onderwijs en - onderzoek dat een bijdrage levert aan de ontwikkeling en uitvoering van het beleid van de minister op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking.

Paragraaf 3. Onderzoek

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 2.4.7

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

De minister kan subsidie verlenen ten behoeve van activiteiten die strekken tot of dienstig zijn aan een versterking van onderzoekscapaciteit in ontwikkelingslanden, bevordering van vraaggericht onderzoek, verbetering van de relatie tussen onderzoek en beleid of stimulering van samenwerking tussen onderzoekers in Nederland en in ontwikkelingslanden.

Artikel 2.4.8

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Met het oog op en binnen het raam van de doelstellingen, genoemd in Artikel 2.4.7, komen voor subsidie in aanmerking:

  • a. meerjarig, multidisciplinair, locatiespecifiek onderzoek,

  • b. meerjarig, multidisciplinair, bilateraal onderzoek gebaseerd op samenwerking tussen onderzoekers in Nederland en in ontwikkelingslanden en

  • c. thematisch onderzoek, zoals op het terrein van landbouw, gezondheid, internationale economie, technologie, kleinbedrijf, conflict, geschiedenis en cultuur.

Paragraaf 5. Hoger onderwijs

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 2.4.11

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

De minister kan subsidie verlenen ten behoeve van activiteiten die in ontwikkelingslanden strekken tot of dienstig zijn aan:

  • a. verbetering van de kwaliteit van het hoger onderwijs,

  • b. institutionele versterking van instellingen voor hoger onderwijs of

  • c. het vergroten van de capaciteit en de kwaliteit van menselijke hulpbronnen.

Artikel 2.4.12

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Met het oog op en binnen het raam van de doelstellingen, genoemd in Artikel 2.4.11, komen voor subsidie in aanmerking activiteiten gericht op of ter bevordering van:

  • a. samenwerking tussen Nederlandse onderwijsinstellingen en onderwijsinstellingen in ontwikkelingslanden,

  • b. financiële ondersteuning van studerenden in of afkomstig uit ontwikkelingslanden of

  • c. kennisoverdracht, zoals het ontwikkelen en uitvoeren van cursussen, trainingen en stages.

Paragraaf 7. Regionale prioriteiten

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 2.4.16

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

De minister kan subsidie verlenen ten behoeve van activiteiten die strekken tot of dienstig zijn aan bevordering van de sociale en politieke banden en de economische samenwerking tussen Nederland en landen die uit oogpunt van het beleid inzake de internationale betrekkingen specifieke aandacht behoeven.

Afdeling 5. Internationale culturele betrekkingen

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 2.5.1

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

De minister kan subsidie verlenen ten behoeve van activiteiten die strekken tot of dienstig zijn aan bevordering van de internationale betrekkingen op cultureel gebied.

Artikel 2.5.2

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Voor subsidie met het oog op en binnen het raam van de doelstellingen, genoemd in Artikel 2.5.1, komen in aanmerking:

    • a. activiteiten in Nederland die de reputatie van Nederland als internationale culturele ontmoetingsplaats bevorderen,

    • b. activiteiten tot behoud of herstel van Nederlands cultureel erfgoed,

    • c. culturele presentaties waarvoor een bijzondere internationale belangstelling bestaat,

    • d. samenwerkingsprojecten tussen Nederland en landen waarmee Nederland door nabuurschap, door culturele en historische betrekkingen, door hun betekenis als land van herkomst van in Nederland levende migranten of anderszins een bijzondere band heeft,

    • e. grootschalige culturele manifestaties die een bijzondere bijdrage leveren aan de internationale profilering van Nederland op cultureel gebied,

    • f. activiteiten die een bijdrage leveren aan een versterking van de culturele infrastructuur in de vorm van organisatorische en personele voorzieningen,

    • g. kleinschalige lokale culturele projecten in het buitenland, gericht op de plaatselijke bevolking met een herkenbare Nederlandse component en

    • h. activiteiten met het oog op de uitvoering van culturele verdragen.

Afdeling 5a. Projecten cultuur en ontwikkeling

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Terugwerkende kracht

Voor deze afdeling is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2004, 18, datum inwerkingtreding 30-01-2004, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze afdeling. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-05-2002.

Dit onderdeel is nieuw toegevoegd.

Artikel 2.5a.1

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

De minister kan subsidie verlenen ten behoeve van activiteiten die strekken tot of dienstig zijn aan:

  • a. versterking van de culturele identiteit en de bevordering van het cultureel zelfbewustzijn van gemeenschappen in ontwikkelingslanden of

  • b. de bevordering van het begrip tussen de verschillende culturen in ontwikkelingslanden.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2004, 18, datum inwerkingtreding 30-01-2004, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-05-2002.

Dit onderdeel is nieuw toegevoegd.

Artikel 2.5a.2

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

De subsidie wordt als activiteitensubsidie verleend.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2004, 18, datum inwerkingtreding 30-01-2004, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-05-2002.

Dit onderdeel is nieuw toegevoegd.

Afdeling 6. Bijzondere financieringsprogramma’s

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Paragraaf 2. Personele samenwerking met ontwikkelingslanden

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 2.6.5

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

De minister kan subsidie verlenen ten behoeve van activiteiten die strekken tot of dienstig zijn aan de sociaal-economische ontwikkeling en de bestrijding van armoede in ontwikkelingslanden door het bevorderen van personele samenwerking.

Artikel 2.6.6

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Met het oog op en binnen het raam van de doelstellingen, genoemd in Artikel 2.6.5, komen voor subsidie in aanmerking activiteiten gericht op of ter bevordering van personele samenwerking van Nederlandse organisaties werkzaam op het gebied van ontwikkelingssamenwerking en organisaties in ontwikkelingslanden aan de hand van een samenhangend geheel van activiteiten met een evenwichtige en doelmatige spreiding over doelgroepen, sectoren, prioritaire gebieden en andere beleidsaccenten.

Paragraaf 3. Vakbeweging

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 2.6.7

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

De minister kan subsidie verlenen ten behoeve van activiteiten die strekken tot of dienstig zijn aan de sociaal-economische ontwikkeling en de bestrijding van armoede in ontwikkelingslanden door versterking van de vakbeweging in ontwikkelingslanden en bevordering van arbeidsrechten.

Artikel 2.6.8

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Met het oog op en binnen het raam van de doelstellingen, genoemd in Artikel 2.6.7, komen voor subsidie in aanmerking activiteiten gericht op of ter bevordering van behoud of versterking van de positie van de vakbeweging in ontwikkelingslanden en bevordering van arbeidsrechten aan de hand van een over meerdere continenten gespreid en samenhangend geheel van activiteiten met een evenwichtige en doelmatige spreiding over doelgroepen, sectoren, prioritaire gebieden en andere beleidsaccenten.

Artikel 2.6.9

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Voor subsidie komen in aanmerking Nederlandse vakcentrales, gericht op de ondersteuning van ontwikkelingsprocessen in ontwikkelingslanden, die beschikken over een netwerk van relaties dat is toegesneden op thematische, sectorale en regionale spreiding van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend en een daarmee samenhangende maatschappelijke verankering in Nederland.

Paragraaf 4. Technische assistentie

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 2.6.10

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

De minister kan subsidie verlenen ten behoeve van activiteiten die strekken tot of dienstig zijn aan de sociaal-economische ontwikkeling en de bestrijding van armoede in ontwikkelingslanden door een duurzame verbetering van de positie van groepen mensen in ontwikkelingslanden.

Artikel 2.6.11

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Met het oog op en binnen het raam van de doelstellingen, genoemd in Artikel 2.6.10, komen voor subsidie in aanmerking activiteiten gericht op of ter bevordering van ontwikkelingsprocessen in ontwikkelingslanden door de beschikbaarstelling van deskundigheid en financiële middelen door Nederlandse organisaties aan organisaties in ontwikkelingslanden en ten behoeve van de uitvoering van ontwikkelingsprojecten.

Artikel 2.6.12

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Voor subsidie komen in aanmerking in Nederland gevestigde niet op het maken van winst gerichte rechtspersonen die naar statutaire doelstelling en feitelijke werkzaamheden zijn gericht op structurele armoedebestrijding in ontwikkelingslanden door de beschikbaarstelling van deskundigheid en beschikken over een netwerk van relaties en een ondersteuningsstructuur die een doeltreffende en doelmatige inzet van deze deskundigheid waarborgen.

Paragraaf 5. Gemeentelijke samenwerking; kleine plaatselijke activiteiten; particuliere initiatieven

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 2.6.13

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

De minister kan subsidie verlenen ten behoeve van activiteiten die strekken tot of dienstig zijn aan:

  • a. versterking van het lokaal bestuur in ontwikkelingslanden door samenwerking met Nederlandse gemeenten,

  • b. bevordering van kleinschalige plaatselijke of regionale activiteiten in Nederland met het oog op vergroting van kennis en inzicht in en de meningsvorming over ontwikkelingsamenwerking of het draagvlak voor het beleid inzake ontwikkelingsamenwerking: of

  • c. bevordering van kleinschalige Nederlandse particuliere initiatieven op het terrein van ontwikkelingssamenwerking.

Afdeling 7. Bedrijfsleven

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Paragraaf 2. Bedrijfsleven

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 2.7.3

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

De minister kan subsidie verlenen ten behoeve van activiteiten die strekken tot of dienstig zijn aan bevordering van duurzame vergroting van werkgelegenheid en economische groei in ontwikkelingslanden door versterking van het bedrijfsleven in die landen of van transacties in het economisch verkeer met een vernieuwend of stimulerend effect op de verbetering van het milieu in ontwikkelingslanden.

Artikel 2.7.4

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Met het oog op en binnen het raam van de doelstellingen, genoemd in Artikel 2.7.3, komen voor subsidie in aanmerking activiteiten gericht op of ter bevordering van:

  • a. de totstandkoming van joint-ventures van in Nederland gevestigde ondernemers afkomstig uit ontwikkelingslanden met partners in ontwikkelingslanden, door advisering, voorlichting en de beschikbaarstelling van bedrijfskredieten,

  • b. de oprichting door in Nederland verblijvende ondernemers of aspirant ondernemers afkomstig uit ontwikkelingslanden van bedrijven in hun land van herkomst,

  • c. de overdracht van kennis, inzichten en ervaringen van Nederlandse oud-managers aan en op verzoek van midden- en kleinbedrijven en instellingen in ontwikkelingslanden,

  • d. [Red: Dit onderdeel is nog niet in werking.]

  • e. deskundigheidsbevordering van ondernemers en hun werknemers in ontwikkelingslanden,

  • f. kredietverstrekking aan ondernemers in ontwikkelingslanden,

  • g. [Red: Dit onderdeel is nog niet in werking.]

  • h. invoer van Nederlandse kapitaalgoederen, werken of diensten in ontwikkelingslanden,

  • i. export van ontwikkelingslanden naar de Europese Unie,

  • j. [Red: Dit onderdeel is nog niet in werking.]

  • k. het verstrekken van financieringen en technische assistentie ten behoeve van bedrijven en financiële instellingen in ontwikkelingslanden.

Afdeling 8. Rentelasten en garanties

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Paragraaf 1. Rentelasten en investeringsgaranties ontwikkelingslanden

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 2.8.1

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

De minister kan subsidie verlenen ten behoeve van activiteiten die strekken tot of dienstig zijn aan de verstrekking van leningen aan ontwikkelingslanden ten behoeve van investeringen in die landen tegen een rente die lager ligt dan de marktrente, door rentesubsidies en garantstellingen.

Afdeling 9. Noodhulp, conflictbeheersing

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 2.9.1

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 De minister kan subsidie verlenen ten behoeve van activiteiten die strekken tot of dienstig zijn aan:

    • a. het lenigen, beperken of voorkomen van menselijke noden ten gevolge van conflicten, natuurrampen of andere noodsituaties of

    • b. het ondersteunen van ontwikkelingen gericht op vreedzame beslechting van conflicten en verzoening van conflicterende belangen en van eerste aanzetten tot herstel en wederopbouw.

  • 2 Subsidie op grond van het eerste lid kan worden verleend ten behoeve van activiteiten in:

    • a. ontwikkelingslanden en

    • b. overige landen.

Artikel 2.9.2

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Met het oog op en binnen het raam van de doelstellingen, genoemd in Artikel 2.9.1, eerste lid, onder a, komen voor subsidie in aanmerking activiteiten gericht op of ter bevordering van:

  • a. wat betreft acute noodsituaties directe hulpverlening gericht op toegang van slachtoffers tot primaire levensbehoeften,

  • b. wat betreft chronische noodsituaties directe hulpverlening gericht op toegang van slachtoffers tot sociale basisvoorzieningen,

  • c. versterking van de institutionele capaciteit, internationaal, in Nederland en in getroffen of kwetsbare gebieden, gericht op de leniging van acute menselijke noden,

  • d. bevordering van de doelgerichtheid en doelmatigheid van de hulpverlening,

  • e. beperking van humanitaire nood en materiële schade ten gevolge van rampen,

  • f. het systematisch verzamelen en analyseren van informatie ten behoeve van de voortgangsbewaking en de evaluatie van hulpverlening in noodsituaties of

  • g. deskundigheidsbevordering van degenen die met hulpverlening in noodsituaties zijn belast.

Artikel 2.9.3

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Met het oog op en binnen het raam van de doelstellingen, genoemd in Artikel 2.9.1, eerste lid, onder b, komen voor subsidie in aanmerking activiteiten gericht op of ter bevordering van:

    • a. terugkeer en hervestiging van bevolkingsgroepen die ten gevolge van crises ontheemd zijn geraakt,

    • b. de mogelijkheden voor slachtoffers om zelf in de benodigde bestaansmiddelen te voorzien,

    • c. eerste aanzetten tot herstel en wederopbouw van fysieke infrastructuur, economie en maatschappij,

    • d. opbouw, instandhouding en versterking van de institutionele capaciteit van organisaties gericht op conflictpreventie, - beheersing en -beslechting,

    • e. deskundigheidsbevordering van degenen die met werkzaamheden op het gebied van conflictpreventie, -beheersing en -beslechting zijn belast of

    • f. het systematisch verzamelen en analyseren van informatie ten behoeve van de voortgangsbewaking en de evaluatie van activiteiten op het gebied van conflictpreventie, -beheersing en -beslechting.

Artikel 2.9.4

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Onverminderd Artikel 1.1.5 komen voor subsidieverlening op grond van Artikel 2.9.2 uitsluitend in aanmerking rechtspersonen die voldoen aan de volgende eisen:

  • a. naar doelstelling en feitelijke werkzaamheden gericht op een breed scala van werkzaamheden en

  • b. wat betreft hulpverlening in noodsituaties aangesloten bij en handelend overeenkomstig de Code of Conduct for the International Red Cross and Red Crescent Movement and Non-Governmental Organizations in Disaster Relief of een daaraan gelijkwaardige gedragscode.

Artikel 2.9.5

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Subsidie kan worden verleend voor activiteiten waarmee reeds een aanvang is gemaakt indien:

  • a. de activiteiten zo spoedeisend zijn dat van de aanvrager in redelijkheid niet gevergd kan worden dat deze zijn aanvraag voor aanvang daarvan had ingediend, b. de aanvrager bij aanvang van de activiteiten de minister daarvan in kennis heeft gesteld onder mededeling van het voornemen om een subsidieaanvraag in te dienen en

c. de subsidieaanvraag binnen vier weken na aanvang van de activiteiten is ingediend.

Artikel 2.9.6

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Af- en overschrijvingen tussen posten op de begroting voor activiteiten waarvoor op grond van Artikel 2.9.2 subsidie is verleend, behoeven niet ter goedkeuring aan de minister te worden voorgelegd, indien:

    • a. de af- en overschrijdingen het gevolg zijn gewijzigde of onvoorziene omstandigheden in een situatie van acute nood,

    • b. de af- en overschrijdingen niet meer bedragen dan 25% van de desbetreffende posten en

    • c. het totaal van de begroting niet wordt overschreden.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op vergoedingen voor expatriates, de aanschaf van transportmiddelen en van communicatie-apparatuur.

Afdeling 10. Meningsvorming, voorlichting, draagvlakbevordering ontwikkelingssamenwerking en buitenlandse betrekkingen

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Paragraaf 1. Ontwikkelingssamenwerking

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 2.10.1

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

De minister kan subsidie verlenen ten behoeve van activiteiten die strekken tot of dienstig zijn aan:

  • a. bevordering van kennis en inzicht in en de meningsvorming over aangelegenheden met betrekking tot ontwikkelingsamenwerking of

  • b. bevordering van het draagvlak voor het beleid inzake ontwikkelingsamenwerking.

Artikel 2.10.2

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Met het oog op en binnen het raam van de doelstellingen, genoemd in Artikel 2.10.1, komen voor subsidie in aanmerking activiteiten gericht op of ter bevordering van:

  • a. publieksvoorlichting in brede zin en voorlichting gericht op specifieke doelgroepen,

  • b. themabijeenkomsten, congressen, discussiebijeenkomsten, internationale evenementen en manifestaties,

  • c. de totstandkoming en distributie van publicaties of

  • d. onderwijsactiviteiten die strekken tot of dienstig zijn aan het vergroten van de kennis over ontwikkelingslanden in Nederland.

Paragraaf 2. Buitenlandse betrekkingen

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 2.10.3

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

De minister kan subsidie verlenen ten behoeve van activiteiten die strekken tot of dienstig zijn aan:

  • a. bevordering van kennis en inzicht in en de meningsvorming over aangelegenheden met betrekking tot de buitenlandse betrekkingen,

  • b. bevordering van het draagvlak voor het beleid inzake de buitenlandse betrekkingen of

  • c. bevordering van een positieve beeldvorming over Nederland in het buitenland.

Artikel 2.10.4

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Met het oog op en binnen het raam van de doelstellingen, genoemd in Artikel 2.10.3, komen voor subsidie in aanmerking activiteiten gericht op of ter bevordering van:

  • a. publieksvoorlichting in brede zin en voorlichting gericht op specifieke doelgroepen,

  • b. themabijeenkomsten, congressen, discussiebijeenkomsten, internationale evenementen en manifestaties,

  • c. de totstandkoming en distributie van publicaties of

  • d. onderwijsactiviteiten die strekken tot of dienstig zijn aan het vergroten van de kennis van, inzicht in en de meningsvorming over aangelegenheden met betrekking tot de buitenlandse betrekkingen.

Afdeling 11. Migratie

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 2.11.1

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

De minister kan subsidie verlenen ten behoeve van activiteiten die strekken tot of dienstig zijn aan de ontwikkeling en uitvoering van het beleid van de minister op het terrein van migratie.

Afdeling 12. Overige activiteiten en experimenten

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 2.12.1

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

De minister kan binnen het raam van Artikel 2 van de Kaderwet subsidies Ministerie van Buitenlandse Zaken subsidie verlenen ten behoeve van andere activiteiten dan bedoeld in de afdelingen 1 tot en met 11, die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling, uitvoering of vernieuwing van het beleid van de minister.

Afdeling 13. Personeelswelzijn

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 2.13.1

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

De minister kan subsidie verlenen ten behoeve van activiteiten die strekken tot of dienstig zijn aan bevordering van het welzijn van de medewerkers van het ministerie van Buitenlandse Zaken en hun gezinsleden.

Artikel 2.13.2

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Met het oog op en binnen het raam van de doelstellingen, genoemd in Artikel 2.13.1, komen voor subsidie in aanmerking kleinschalige activiteiten gericht op alle medewerkers van het ministerie en hun gezinsleden ter bevordering van:

  • a. sportieve, culturele en andere recreatieve activiteiten,

  • b. algemene vorming of

  • c. ondersteuning van medewerkers in moeilijke persoonlijke omstandigheden.

HOOFDSTUK III. SLOTBEPALINGEN

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 3.1

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

De verplichting op grond van Artikel 1.1.6, eerste lid, geldt eerst met betrekking tot subsidietijdvakken in 2000.

Artikel 3.2

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Deze regeling, met uitzondering van Artikel 2.7.4, onderdelen d, g, h en j, treedt in werking met ingang van 1 januari 1999.

Artikel 3.3

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Buitenlandse Zaken,

J.J. van Aartsen

.
De

Minister

voor Ontwikkelingssamenwerking,

E. Herfkens

.