Regeling betrouwbaarheids- en geschiktheidsonderzoek politie

Geraadpleegd op 08-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 05-12-2013.
Geldend van 01-04-2004 t/m heden

Regeling uitvoering antecedentenonderzoek door de politie

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 8c van het Besluit algemene rechtspositie politie en artikel 4c van het Besluit rechtspositie vrijwillige politie;

Besluit:

Paragraaf 1. Algemeen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. bevoegd gezag:

het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel k, van het Besluit algemene rechtspositie politie en artikel 1, eerste lid onderdeel e, van het Besluit rechtspositie vrijwillige politie;

b. onderzoek:

het onderzoek naar de betrouwbaarheid en geschiktheid, bedoeld in de artikelen 8a en 8b van het Besluit algemene rechtspositie politie en de artikelen 4a en 4b van het Besluit rechtspositie vrijwillige politie, voor zover ten behoeve van dat onderzoek wordt gevraagd om verstrekking van justitiële gegevens als bedoeld in artikel 23 van het Besluit justitiële gegevens en om verstrekking van gegevens als bedoeld in artikel 14 van het Besluit politieregisters;

c. betrokkene:

degene ten aanzien van wie een onderzoek wordt uitgevoerd.

Paragraaf 2. Het onderzoek

Artikel 2

  • 1 Het bevoegd gezag is verantwoordelijk voor de goede uitvoering van het onderzoek.

  • 2 Het bevoegd gezag draagt zorg voor een professionele uitvoering van het onderzoek.

Artikel 3

  • 1 De betrokkene wordt vooraf geïnformeerd over de aard en de duur van het onderzoek.

Artikel 4

Het onderzoek omvat het inwinnen van gegevens over betrokkene uit:

Artikel 5

  • 1 Het onderzoek wordt uitgevoerd door een persoon die niet betrokken is bij de selectieprocedure.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde persoon stelt zonder ruggespraak op basis van het onderzoek een advies op ten behoeve van het bevoegd gezag.

  • 3 Het bevoegd gezag kan bij twijfel aan de betrouwbaarheid van het onderzoek opnieuw een onderzoek laten instellen. Artikel 3 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6

  • 1 Indien op grond van de verkregen gegevens bedenkingen rijzen tegen vervulling van de desbetreffende functie door betrokkene, stelt het bevoegd gezag de betrokkene daarvan schriftelijk in kennis, onder vermelding van de aard van de gerezen bedenkingen en onder mededeling dat de betrokkene binnen twee weken na ontvangst van de kennisgeving zijn zienswijze schriftelijk aan het bevoegd gezag kenbaar kan maken.

  • 2 Alvorens het bevoegd gezag een beslissing neemt, wordt de betrokkene in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze mondeling bij het bevoegd gezag toe te lichten.

  • 3 Op zijn verzoek kan aan betrokkene inzage in het advies worden verleend. Inzage in het advies kan aan betrokkene geweigerd worden met een beroep op het belang van een goede uitvoering van de politietaak of de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van derden.

  • 4 Het bevoegd gezag stelt de betrokkene zo spoedig mogelijk schriftelijk in kennis van zijn beslissing, onder vermelding van de redenen welke daartoe hebben geleid.

Paragraaf 3. Gegevensbescherming

Artikel 7

  • 1 De gegevens van het onderzoek worden opgeslagen in een apart register waarvoor een reglement overeenkomstig de eisen van de Wet bescherming persoonsgegevens wordt opgesteld.

  • 2 In het reglement wordt in ieder geval bepaald:

    • a. wie toegang heeft tot het register,

    • b. dat verstrekking van gegevens uit het register niet mogelijk is,

    • c. de termijn van bewaring, waarbij de termijn niet langer dan twee jaar is, tenzij een bezwaar- of beroepsprocedure loopt.

Paragraaf 4. Overige bepalingen

Artikel 8

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling betrouwbaarheids- en geschiktheidsonderzoek politie.

Artikel 9

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

’s-Gravenhage, 8 januari 1999

De

Minister

van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Peper