Besluit houdende voorschriften van overgangsrechtelijke aard ivm invoering van de regeling overgangsmaatregelen mavo-vbo

Geraadpleegd op 26-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 21-04-1999 en zichtdatum 21-04-1999.
Geldend van 21-04-1999 t/m 31-07-2003

Besluit van 22 januari 1999, houdende voorschriften van overgangsrechtelijke aard in verband met de invoering van leerwegen in middelbaar algemeen voortgezet onderwijs en voorbereidend beroepsonderwijs, alsmede van leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs (regeling overgangsmaatregelen mavo-vbo)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, drs. K. Y. I. J. Adelmund, van 10 november 1998, nr. 1998/46958 (3721), directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Gelet op de artikelen VI, derde lid, VIII, tweede lid, XV en XVI, eerste lid, van de Wet van 25 mei 1998 (Stb. 337) tot wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de invoering van leerwegen in de hogere leerjaren van het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs en het voorbereidend beroepsonderwijs, alsmede van leerwegondersteunend en praktijkonderwijs (regeling leerwegen mavo en vbo ; invoering leerwegondersteunend en praktijkonderwijs);

De Raad van State gehoord (advies van 17 december 1998, nr. W05.98 0519);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, K. Y. I. J. Adelmund, van 19 januari 1999, nr. 1998/54973(3721), directie Wetgeving en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Paragraaf 1. Begripsbepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt, met uitzondering van artikel 11, verstaan onder:

wet: de Wet van 25 mei 1998 (Stb. 337), houdende wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de invoering van leerwegen in de hogere leerjaren van het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs en het voorbereidend beroepsonderwijs, alsmede van leerwegondersteunend en praktijkonderwijs (regeling leerwegen mavo en vbo; invoering leerwegondersteunend en praktijkonderwijs);

WVO: de Wet op het voortgezet onderwijs;

school voor svo-lom: een school voor speciaal voortgezet onderwijs, bezocht door kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden als bedoeld in artikel III, eerste lid, van de wet;

afdeling voor svo-lom: een afdeling voor speciaal voortgezet onderwijs, bezocht door kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden als bedoeld in artikel III, eerste lid, van de wet;

afdeling voor svo-mlk: een afdeling voor speciaal voortgezet onderwijs, bezocht door moeilijk lerende kinderen als bedoeld in artikel VII, eerste lid, van de wet;

school voor mavo: een school voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs;

school voor vbo: een school voor voorbereidend beroepsonderwijs;

scholengemeenschap: een scholengemeenschap waarvan ten minste deel uitmaakt een school voor mavo of een school voor vbo;

school voor praktijkonderwijs: een school voor praktijkonderwijs als bedoeld in artikel 10f van de WVO;

schoolsoortgroep: een schoolsoortgroep als genoemd in de ministeriële regeling op grond van artikel 85, vijfde lid, van de WVO (Uitleg OCenW-regelingen 1998, nr. 17b (VO/FB/1998/24968));

anderstalige leerlingen: leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond als bedoeld in artikel 12 van het Formatiebesluit W.V.O.;

BRIN-nummer: het nummer waaronder een school staat geregistreerd in de Basisregistratie Instellingen.

Paragraaf 2. Overdracht van taken en bevoegdheden van een school of afdeling voor svo-lom aan een orgaan als bedoeld in artikel VI van de wet

Artikel 2. Voorschriften m.b.t. de mededeling, bedoeld in artikel VI van de wet

  • 1 Het bevoegd gezag van een school voor svo-lom of afdeling voor svo-lom zendt een mededeling als bedoeld in artikel VI, eerste lid, van de wet dat ten aanzien van die school of afdeling met ingang van het schooljaar 1999–2000 toepassing wordt gegeven aan genoemd artikel, uiterlijk 1 maart 1999, aan Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op de schooljaren 2000–2001, 2001–2002 en 2002–2003, met dien verstande dat de mededeling uiterlijk 1 december 1999, uiterlijk 1 december 2000 onderscheidenlijk uiterlijk 1 december 2001 aan Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen wordt gezonden.

  • 2 De mededeling bevat, naast de informatie, bedoeld in artikel VI, tweede lid, van de wet de volgende informatie:

    • a. met ingang van welk schooljaar toepassing wordt gegeven aan artikel VI van de wet,

    • b. van de school of afdeling voor svo-lom het BRIN-nummer, de naam, het adres en de vestigingsplaats,

    • c. van elk van de scholen voor mavo en vbo en de scholengemeenschappen, bedoeld in artikel VI, eerste lid, onderdeel b, van de wet:

      • 1°. het BRIN-nummer, de naam, het adres en de vestigingsplaats,

      • 2°. het aantal leerlingen van het totaal aantal leerlingen dat als werkelijk schoolgaand aan de school of afdeling, bedoeld in onderdeel b, was ingeschreven op 1 oktober van het eerste schooljaar voorafgaand aan het schooljaar waarin toepassing wordt gegeven aan artikel VI van de wet, dat administratief is toebedeeld aan de school of scholengemeenschap,

      • 3°. het aantal anderstalige leerlingen van het totaal aantal leerlingen, bedoeld onder 2°, dat administratief is toebedeeld aan de school of scholengemeenschap,

    • d. aan welke school of scholengemeenschap van de scholen en scholengemeenschappen, bedoeld in onderdeel c, de vergoeding in verband met de vermeerdering, bedoeld in artikel 5, en het overgangsbudget en de aanvullende personele vergoeding, bedoeld in artikel 6, dient te worden toegekend.

  • 3 De in het tweede lid, onderdeel c, bedoelde administratieve toedeling is éénmalig.

Artikel 3. Beëindiging bekostiging school of afdeling voor svo-lom

Indien het bevoegd gezag van een school voor svo-lom of afdeling voor svo-lom ten aanzien van die school of afdeling de mededeling, bedoeld in artikel VI, eerste lid, van de wet, doet, wordt met ingang van het schooljaar waarop de mededeling betrekking heeft, een zodanige openbare school of afdeling opgeheven dan wel wordt de aanspraak op bekostiging van een zodanige bijzondere school of afdeling beëindigd. Artikel 265, vierde lid, van de WVO is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4. Leerlingtelling vo-scholen i.v.m. toepassing Formatiebesluit W.V.O. na toepassing artikel VI van de wet

  • 1 Voor het eerste schooljaar waarin toepassing wordt gegeven aan artikel VI van de wet, wordt het aantal leerlingen op grond waarvan de formatie wordt berekend van de school voor mavo, de school voor vbo of de scholengemeenschap, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel c, met inachtneming van de volgende leden berekend en vastgesteld.

  • 5 Indien sprake is van toedeling van een gedeelte van het aantal leerlingen, bedoeld in het vierde lid, geschiedt de in dat lid bedoelde vaststelling van het aantal leerlingen ten behoeve van de formatieberekening met het overeenkomende gedeelte van het in dat lid bedoelde aantal leerlingen. Het bedoelde gedeelte wordt vastgesteld op basis van de volgende berekening:

    • a. het aantal leerlingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel c, onder 2°, dat administratief is toebedeeld, wordt gedeeld door het totaal aantal leerlingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel c, onder 2°,

    • b. de breuk, voortkomend uit de onder a bedoelde deling, wordt vermenigvuldigd met het aantal leerlingen dat als werkelijk schoolgaand aan de school of afdeling, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, was ingeschreven op 1 oktober van het tweede schooljaar voorafgaand aan het schooljaar waarin toepassing wordt gegeven aan artikel VI van de wet, en

    • c. de uitkomst van de onder b bedoelde vermenigvuldiging wordt afgerond op een geheel getal, waarbij dat getal met 1 wordt verhoogd indien de eerste decimaal 5 of hoger is.

Artikel 5. Toekenning vaste voet aan vo-school of -scholengemeenschap

Indien toepassing wordt gegeven aan artikel VI van de wet, wordt van de school voor mavo of voor vbo of van de scholengemeenschap, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel d, het vaste aantal formatieplaatsen, genoemd in artikel 2 van het Formatiebesluit W.V.O., vermeerderd. De vermeerdering is voor de verschillende schoolsoortgroepen als volgt:

  • a. schoolsoortgroep 1: 2,26 formatieplaatsen,

  • b. schoolsoortgroep 3: 0,31 formatieplaatsen,

  • c. schoolsoortgroep 4: 1,15 formatieplaatsen.

Artikel 6. Vaststelling overgangsbudget en aanvullende personele vergoeding aan vo-school of -scholengemeenschap

  • 1 Indien toepassing wordt gegeven aan artikel VI van de wet, wordt ten behoeve van de vergoeding van de personeelskosten van een school of scholengemeenschap als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel d, een overgangsbudget en een aanvullende personele vergoeding berekend en vastgesteld.

  • 2 Op de berekening van het overgangsbudget is paragraaf 4 en de daarbij behorende bijlage van de Regeling bekostiging, rechtspositie en samenvoeging leerwegondersteunend en praktijkonderwijs (Uitleg OCenW-Regelingen 1998, nr. 24), van overeenkomstige toepassing. Bij de berekening wordt wat betreft het aantal leerlingen van de school of afdeling voor svo-lom, uitgegaan van het aantal leerlingen dat als werkelijk schoolgaand aan de school of afdeling, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, was ingeschreven op 1 oktober van het tweede en het derde schooljaar voorafgaand aan het schooljaar waarin toepassing wordt gegeven aan artikel VI van de wet.

  • 3 De berekening van de aanvullende personele vergoeding geschiedt overeenkomstig artikel 23, tweede tot en met vierde lid, van de in het tweede lid genoemde regeling.

Artikel 7. Vaststelling formatie vo-scholen of -scholengemeenschap in verband met anderstalige leerlingen

  • 1 Voor het eerste schooljaar waarin toepassing wordt gegeven aan artikel VI van de wet, wordt de formatie van de school voor mavo, de school voor vbo of de scholengemeenschap verhoogd, indien sprake is van toedeling van anderstalige leerlingen als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel c, onder 3°. De verhoging wordt met inachtneming van de volgende leden berekend en vastgesteld.

  • 2 Met toepassing van artikel 22b van het Formatiebesluit WEC wordt het aantal formatierekeneenheden vastgesteld ten behoeve van het onderwijs aan anderstalige leerlingen van de school of afdeling voor svo-lom, indien ten aanzien van deze school of afdeling in het desbetreffende schooljaar geen toepassing zou worden gegeven aan artikel VI van de wet.

  • 3 Het aantal formatierekeneenheden, bedoeld in het tweede lid, wordt verdeeld over de scholen voor mavo en vbo en de scholengemeenschappen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel c. De verdeling wordt vastgesteld op basis van de volgende berekening:

    • a. het aantal anderstalige leerlingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel c, onder 3°, wordt gedeeld door het aantal anderstalige leerlingen dat deel uitmaakt van het totaal aantal leerlingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel c, onder 2°,

    • b. de breuk, voortkomend uit de onder a bedoelde deling, wordt vermenigvuldigd met het aantal formatierekeneenheden, bedoeld in het tweede lid, en

    • c. de uitkomst van de onder b bedoelde vermenigvuldiging wordt afgerond op een geheel getal, waarbij dat getal met 1 wordt verhoogd indien de eerste decimaal 5 of hoger is.

  • 4 Het aantal formatieplaatsen wordt berekend door het aantal formatierekeneenheden dat de uitkomst is van de berekening, bedoeld in het derde lid:

    • a. voor een scholengemeenschap voor (vwo)/havo/mavo/vbo te delen door de factor 216,

    • b. voor een scholengemeenschap (vwo)/havo/mavo te delen door de factor 226,

    • c. voor een school voor vbo of mavo, dan wel een scholengemeenschap voor vbo/mavo te delen door de factor 200.

    De uitkomst van de berekening wordt afgerond op vier decimalen, waarbij de vierde decimaal met 1 wordt verhoogd indien de vijfde decimaal 5 of hoger is.

Artikel 8. Instellingsaccountantscontrole en vereiste documenten

Voor het eerste schooljaar waarin toepassing wordt gegeven aan artikel VI van de wet, geldt bij de controle van de telling van anderstalige leerlingen, in afwijking van de regeling administratie leerlinggegevens WVO (Uitleg OCenW-Regelingen 1995, nr. 29), voor de groep anderstalige leerlingen op grond waarvan het in artikel 7, vierde lid, bedoelde aantal formatieplaatsen is berekend, dat de school of scholengemeenschap, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel c, moet voldoen aan de voorschriften, vastgesteld bij of krachtens deel II van de WVO zoals die luidden op 31 juli voorafgaand aan de bedoelde toepassing.

Artikel 9. Vergoeding exploitatiekosten vo-school of -scholengemeenschap

  • 1 Voor het eerste schooljaar waarin toepassing wordt gegeven aan artikel VI van de wet, wordt de vergoeding voor de exploitatiekosten van de school voor mavo of vbo of de scholengemeenschap vastgesteld op basis van de som van de in de onderdelen a en b bedoelde vergoedingen:

    • a. de vergoeding voor de kosten van de exploitatie die de school voor mavo of vbo of de scholengemeenschap zou hebben ontvangen voor het schooljaar, indien geen toepassing zou worden gegeven aan artikel VI van de wet, en

    • b. de vergoeding voor de kosten van de materiële instandhouding die de school of afdeling voor svo-lom op grond van deel II van de WVO zou hebben ontvangen voor het gehele kalenderjaar waarin toepassing wordt gegeven aan artikel VI van de wet, indien geen toepassing zou worden gegeven aan artikel VI van de wet.

  • 2 Indien sprake is van toedeling van een gedeelte van het totaal aantal leerlingen van de school of afdeling voor svo-lom, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, geschiedt de in het eerste lid bedoelde vaststelling van de vergoeding, door het bij de in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde vergoeding behorende bedrag te vermenigvuldigen met de volgende breuk:

    • a. het eerstbedoelde aantal leerlingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel c, onder 2°, gedeeld door

    • b. het totaal aantal leerlingen dat als werkelijk schoolgaand aan de school of afdeling, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, was ingeschreven op 1 oktober van het eerste schooljaar voorafgaand aan het schooljaar waarin toepassing wordt gegeven aan artikel VI van de wet.

    De uitkomst van de vermenigvuldiging wordt afgerond op twee decimalen, waarbij de tweede decimaal met 1 wordt verhoogd indien de derde decimaal 5 of hoger is.

  • 3 Het bij de in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde vergoeding behorende bedrag dan wel het bedrag dat de uitkomst is van de in het tweede lid bedoelde berekening, wordt met ingang van het schooljaar waarin toepassing wordt gegeven aan artikel VI van de wet, in verband met prijsontwikkelingen, verhoogd met het percentage voor de overige exploitatiekosten, dat voor dat schooljaar in de ministeriële regeling, bedoeld in artikel XV, derde lid, van de Wet van 27 februari 1992 (Stb. 112), is vastgesteld.

Paragraaf 3. Norm omzetting svo-mlk-afdelingen in school voor praktijkonderwijs

Artikel 10. Omzetting afdelingen voor svo-mlk in school voor praktijkonderwijs

Het aantal leerlingen, bedoeld in artikel VIII, tweede lid, van de wet, is 75. Indien toepassing van de eerste volzin niet in overeenstemming is met een evenwichtig geheel van onderwijsvoorzieningen, kan Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, in afwijking van de eerste volzin toepassing geven aan artikel VIII, tweede lid, van de wet.

Paragraaf 5. Salarisgarantie

Artikel 12. Salarisgarantie

Indien toepassing wordt gegeven aan artikel II, IV, V, VI of VIII van de wet, behoudt het personeel dat:

  • a. op de dag voorafgaand aan het tijdstip met ingang waarvan de bedoelde toepassing wordt gegeven, was verbonden aan de desbetreffende school of afdeling voor svo, en

  • b. met ingang van het bedoelde tijdstip wordt verbonden aan de desbetreffende school voor mavo, voor vbo, of voor praktijkonderwijs, dan wel aan een orgaan als bedoeld in artikel VI van de wet, zijn aanspraak op salariëring volgens het carrièrepatroon conform de schaal die gold voor de functie op de dag voorafgaand aan het bedoelde tijdstip.

Paragraaf 6. Slotbepalingen

Artikel 13. Inwerkingtreding

  • 1 Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, met uitzondering van artikel 12.

  • 2 Artikel 12 treedt in werking met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Laatstbedoeld besluit wordt niet genomen dan nadat vier weken zijn verstreken nadat het onderhavige besluit, voor zover betrekking hebbend op artikel 12, is overgelegd aan de beide kamers der Staten-Generaal en gedurende die termijn niet door of namens een van beide kamers de wens wordt te kennen gegeven dat het in artikel 12 geregelde onderwerp bij de wet wordt geregeld.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 22 januari 1999

Beatrix

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

K. Y. I. J. Adelmund

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

H. H. Apotheker

Uitgegeven de elfde februari 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals